Instellingsbesluit Commissie Diergezondheid en Riooloverstorten

9 oktober 2001

HKW/AW 2001/8261

Hoofdkantoor van de Waterstaat

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een commissie Diergezondheid en Riooloverstorten.

Artikel 2

1. De commissie heeft tot taak een aantal te selecteren conflicten tussen veehouder, waterschap en gemeente, die zijn ontstaan door vermeende risico's voor de diergezondheid bij riooloverstorten, zo mogelijk vlot te trekken en een advies aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op te stellen gericht op het voorkomen van deze conflictueuze situaties.

2. De commissie voltooit haar taak voor het vervallen van de regeling.

Artikel 3

De commissie bestaat uit een drietal leden. Binnen de commissie wordt specifieke deskundigheid op het gebied van regionaal waterbeheer, rioleringsbeheer, bestuurlijke verhoudingen tussen rijk, gemeente en waterschap en veterinaire deskundigheid, ingebracht.

Artikel 4

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Commissie Diergezondheid en Riooloverstorten.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.M. de Vries.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

In het verleden zijn gezondheidsproblemen bij koeien geconstateerd waarvan de oorzaak niet kon worden herleid. De commissie-Ouwerkerk heeft dit nader onderzocht en aangegeven dat er een mogelijk risico voor de diergezondheid schuilt in de waterkwaliteit van de sloten waar veedrenking plaatsvindt. In dat zelfde jaar heeft de werkgroep Meijer de problematiek van de riooloverstorten nader beschouwd en eveneens gewezen op de gezondheidsrisico's voor het vee van veehouders die sloten waar ongezuiverd rioolwater op wordt geloosd gebruiken voor veedrenking.

De rapporten van de commissie-Ouwerkerk over de diergezondheidsproblemen (1998) en van de werkgroep-Meijer uit de Tweede Kamer (1998) over de aanpak van riooloverstorten om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren hebben geleid tot het opstellen van het actieprogramma `Waterkwaliteit en diergezondheid'.

In augustus 1998 is het actieprogramma `Waterkwaliteit en diergezondheid' door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer aangeboden. Het actieprogramma richt zich naast de risico's voor veedrenking ook op risico's voor volksgezondheid en ecologie.

In 1999/2000 is een inventarisatie uitgevoerd door de Unie van Waterschappen wat betreft de regionale wateren en door Rijkswaterstaat wat betreft de rijkswateren. Hieruit blijkt dat er in totaal circa 15.000 overstorten van gemengde rioolstelsels aanwezig zijn en dat hiervan ongeveer 4% risicovol zijn voor de diergezondheid en ongeveer 2% voor de volksgezondheid. De Tweede Kamer heeft aangegeven dat het maatschappelijk niet verantwoord is deze situatie te laten voortbestaan en dat de risicovolle overstorten met voorrang gesaneerd moeten worden. De voortgang van de sanering van deze risicovolle overstorten wordt aan de Kamer gerapporteerd.

Op 12 oktober 2000 is in de Tweede Kamer tijdens een algemeen overleg over het onderwerp waterkwaliteit en diergezondheid onder meer de problematiek van de overstorten in de nabijheid van veedrenkplaatsen aan de orde geweest. Daarbij is onder meer geconstateerd dat er een aantal situaties in Nederland zijn waar sprake is van een slepende discussie tussen veehouder, waterschap en gemeente, zonder dat een oplossing in zicht lijkt te komen. De mening over oorzaak van het probleem, mogelijke effecten, oplossingsmogelijkheden etc. loopt soms zo ver uiteen dat gesproken kan worden van een vastgelopen overleg zonder enig uitzicht op een oplossing. In sommige gevallen is het conflict zo hoog opgelopen dat de zaak bij de rechter aanhangig is gemaakt.

Van de zijde van de Tweede Kamer is in het algemeen overleg aangedrongen op het instellen van een onafhankelijke commissie die waar mogelijk deze slepende zaken kan vlot trekken. Deze slepende zaken lijken ondanks de maatregelen uit het actieprogramma en het strikt volgen van de Kamer van de sanering van de risicovolle overstorten niet te worden opgelost. Het trachten vlot te trekken van deze conflicten kan de beeldvorming bij belanghebbenden ten aanzien van de geschetste problematiek verbeteren en het verder samenwerken aan oplossingen versnellen.

Bij brief van 22 december (kenmerk HKW/AW 2000/14148) heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat bij waterschappen en LTO-organisaties gevraagd om slepende gevallen aan te melden die zich lenen voor een aanpak door een onafhankelijke commissie.

De aanmeldingen die daarop volgden zijn bepalend voor het werk van de commissie.

De commissie wordt gevraagd de problematiek bij de verschillende zaken transparant te krijgen door alle betrokken partijen te betrekken en zo nodig ook te horen. Er wordt zo mogelijk per conflict een advies opgesteld waarin partijen een proces krijgen voorgesteld wat hen kan verder helpen richting een oplossing. Tevens stelt de commissie een advies op hoe dergelijke conflictueuze situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden.

Vanuit de taakstelling is het van groot belang dat de leden onafhankelijk zijn en niet verbonden (zullen) zijn met betrokkenen dan wel een zakelijk belang hebben.

De Raad voor Verkeer en Waterstaat en de Raad voor het Landelijk Gebied richten zich op advisering over strategische beleidsvragen en lenen zich niet voor een meer bemiddelende rol bij conflicten die soms zelfs al bij de rechter aanhangig zijn gemaakt.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven