Besluit instelling commissie opperbevelhebberschap

28 september 2001

Nr. D2001002919

De Minister van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een commissie opperbevelhebberschap.

Artikel 2

1. De commissie heeft tot taak de Minister van Defensie te adviseren over de vraag of het wenselijk dan wel noodzakelijk is een opperbevelhebber aan het hoofd van de bevelstructuur te plaatsen, alsmede de Minister van Defensie te adviseren omtrent de mogelijke vormgeving van het opperbevelhebberschap.

2. Het advies zal in ieder geval bevatten:

a) een verkenning van de ontwikkeling in taken en bevoegdheden van de chef defensiestaf, in het bijzonder met betrekking tot de verschillende soorten te onderkennen militaire operaties;

b) een verkenning van de situatie ten aanzien van de bevelstructuur, respectievelijk het opperbevelhebberschap in het buitenland alsmede een verkenning omtrent de vraag hoe een opperbevelhebberschap zich verhoudt tot verdere militaire integratie binnen Europa;

c) een verslag van de opgedane ervaring met het opperbevelhebberschap in Nederland;

d) een analyse van de verhouding tussen het opperbevelhebberschap enerzijds en de Grondwet en de ministeriële verantwoordelijkheid anderzijds;

e) de consequenties van de verschillende vormen van het opperbevelhebberschap voor de rol en positie van de bevelhebbers, van de ambtenaren van het kerndepartement en voor processen als planning, begroting en verwerving.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.

2. De leden van de commissie worden door de Minister van Defensie benoemd en ontslagen.

Artikel 4

De leden van de adviescommissie en haar secretariaat zijn gehouden omtrent alle geclassificeerde gegevens, die door hun werkzaamheden voor de adviescommissie bekend worden, geheimhouding te betrachten.

Artikel 5

1. De commissie streeft er naar haar advies voor 1 maart 2002 uit te brengen aan de Minister van Defensie.

2. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 6

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Defensie.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling commissie opperbevelhebberschap.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 september 2001.
De Minister van Defensie,F.H.G. de Grave.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

De ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie na de Koude Oorlog zowel nationaal als internationaal hebben geleid tot wijzigingen in de bevelsstructuur aangaande de planning voor en aansturing van militaire operaties. Gezien deze ontwikkelingen bestaat aanleiding om te bezien of de bevelstructuur nader dient te worden aangepast, waarbij in het bijzonder de vraag aan de orde is naar de wenselijkheid en vormgeving van het opperbevelhebberschap. Omtrent dit vraagstuk wordt thans een adviescommissie ingesteld.

De Minister van Defensie,

F.H.G. de Grave.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven