Regeling toezichtskosten commerciële omroep

18 september 2001

MLB/JZ/2001/36.912

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Gelet op de artikel 71k, tweede lid, van de Mediawet,

Besluit:

Artikel 1

1. Voor de vergoeding die een commerciële omroepinstelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd televisieprogramma voor algemene omroep, jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media is verschuldigd voor de kosten die verbonden zijn aan het toezicht, gelden de in onderstaande tabel genoemde bedragen in euro:

TABEL 1

stcrt-2001-186-p10-SC31050-1.gif

2. De vergoeding die een commerciële omroepinstelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd radioprogramma voor algemene omroep, jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media is verschuldigd voor de kosten die verbonden zijn aan het toezicht, bedraagt 50% (vijftig procent) van de bedragen, vermeld in de tabel van het eerste lid, met dien verstande dat de vergoeding niet lager wordt vastgesteld dan op een bedrag van € 113.

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de vergoeding die een commerciële omroepinstelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd televisieprogramma voor algemene omroep dat bestaat uit het gedurende de uitzendduur veelvuldig en aaneensluitend herhalen van een programma dat voor zover het de beeldinhoud betreft uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden, 25% (vijfentwintig procent) van de bedragen vermeld in de tabel van het eerste lid, met dien verstande dat de vergoeding niet lager wordt vastgesteld dan op een bedrag van € 113.

4. Indien de toestemming voor het uitzenden of doen uitzenden van een programma voor algemene omroep in de loop van het kalenderjaar in werking treedt, wordt ingetrokken of vervalt, worden het eerste tot en met derde lid naar tijdsgelang toegepast, met dien verstande dat de vergoeding niet lager wordt vastgesteld dan op een bedrag van € 113.

Artikel 2

1. Voor de vergoeding die een commerciële omroepinstelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd televisieprogramma voor bijzondere omroep, jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media is verschuldigd voor de kosten die verbonden zijn aan het toezicht, gelden de in onderstaande tabel genoemde bedragen in euro:

TABEL 2

stcrt-2001-186-p10-SC31050-2.gif

2. De vergoeding die een commerciële instelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd radioprogramma voor bijzondere omroep, jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media is verschuldigd voor de kosten die verbonden zijn aan het toezicht, bedraagt 50% (vijftig procent) van de bedragen, vermeld in de tabel van het eerste lid.

3. Indien de toestemming voor het uitzenden of doen uitzenden van een programma voor bijzondere omroep in de loop van het kalenderjaar in werking treedt, wordt ingetrokken of vervalt, worden het eerste en tweede lid naar tijdsgelang toegepast, met dien verstande dat de vergoeding niet lager wordt vastgesteld dan op een bedrag van € 113.

Artikel 3

Indien een commerciële omroepinstelling, die toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd programma voor bijzondere omroep, tevens toestemming heeft verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door haar verzorgd programma voor algemene omroep, en het programma voor bijzondere omroep steeds aansluitend op hetzelfde kanaal van een omroepnetwerk wordt uitgezonden als waarop het programma voor algemene omroep wordt uitgezonden, is de commerciële omroepinstelling ten hoogste € 20.400 verschuldigd.

Artikel 4

De regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 9 juli 1992, nr. MLB/J/OP-92.2130, Stcrt. 1992, 1311, wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2002.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezichtskosten commerciële omroep.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris voornoemd,
F. van der Ploeg.

1 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 31 augustus 1999, Stcrt. 1999, 179.

Toelichting

In de regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 9 juli 1992, nr. MLB/J/OP-92.2130, Staatscourant 1992, 131, zijn de bedragen opgenomen die commerciële omroepinstellingen die toestemming hebben verkregen voor het uitzenden of doen uitzenden van een door hen verzorgd programma, zijn verschuldigd voor de kosten van het toezicht. Het is gewenst de regeling thans opnieuw vast te stellen. Deze regeling is in de loop der jaren veelvuldig gewijzigd. Daardoor is de kenbaarheid van de regeling sterk verminderd. Voorts dienen met het oog op de invoering van de euro per 1 januari 2002 de bedragen in euro's te worden vermeld. De algemene aanpak van de omzetting van de gulden naar de euro in de Nederlandse regelgeving is neergelegd in de z.g wetgevingsbrief van het kabinet van 7 april 1999 (Kamerstukken II, 1998/99, 25 107, nr. 32) en de z.g. beleidsbrief van 7 februari 2000, Kamerstukken II, 1999/2000, 27 042, nr. 1). Hoofdregel bij de omzetting in eurobedragen is een omrekening volgens de op Europees niveau vastgestelde regels (1 € = f 2,20371), waarbij het resultaat wordt afgerond op hele eurocenten. Van deze hoofdregel kan echter volgens de aanvullende regels van genoemde beleidsbrief worden afgeweken. In de huidige toezichtskostenregeling komt eenmaal het bedrag van f 300,- voor. Alle overige bedragen, met uitzondering van het tweemaal genoemde bedrag van f 250,-, zijn veelvouden van f 300,-. Besloten is bij de omzetting in eurobedragen de systematiek die aan de in de regeling genoemde bedragen ten grondslag ligt te handhaven. Dit betekent dat in afwijking van de hoofdregel voor de omzetting het bedrag van f 300,- is omgezet in (naar beneden afgerond) € 136. Alle overige bedragen, met uitzondering van het genoemde bedrag van f 250,- dat is omgezet in € 113, zijn zodanig omgezet dat zij veelvouden vormen van € 136. Daarbij is telkens naar beneden afgerond.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ten aanzien van het minimaal verschuldigde bedrag door een technische aanpassing enige verduidelijking in de regeling aan te brengen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg.

Naar boven