Ontheffing bekwaamheidseis buitengewoon opsporingsambtenaar

Intrekking circulaire

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de burgemeesters, de korpschefs en het centraal bureau DIVOSA

Onderdeel: Bureau JBA

Contactpersoon: mr. A.J. Timmerman

Doorkiesnummer(s): 070-3706158

Datum: 12 januari 2001

Kenmerk: 5074483/501/AJT

Code: -1.1871.11:08.5

Aard: intrekking van de circulaire van 26 januari 1999, kenmerk 737362/598/MT

Geldig van/tot: 1 januari 2001 tot 1 januari 2003

Bijlage(n): 1

Onderwerp: ontheffing van de bekwaamheidseis van artikel 16, lid 2, van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar voor BOA's werkzaam op het terrein van de sociale zekerheid

Samenvatting

In mijn circulaire van 26 januari 1999, kenmerk 737362/598/MT, heb ik de buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij de gemeentelijke sociale diensten of afdelingen sociale zaken (hierna sociaal rechercheurs genoemd) op grond van het bepaalde in artikel 16, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO) ontheffing verleend van de bekwaamheidseis. Deze circulaire, die geldig is tot 1 januari 2001, wordt met ingang van die datum vervangen door de onderhavige circulaire. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om daarin enkele inhoudelijke en redactionele wijzigingen aan te brengen.

1. Inleiding

Bij circulaire van 20 oktober 1999, kenmerk 796329/599/CS, heb ik de eisen voor benoeming, beëdiging en bewapening van buitengewoon opsporingsambtenaren vastgesteld. In deze circulaire zijn ook de voorwaarden vastgesteld waaronder aan bijzondere opsporingsdiensten of instellingen met een uitgebreid (eigen) scholingstraject een zogenaamde semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis ingevolge artikel 16, tweede lid, BBO kan worden verleend.

Geconstateerd is dat voor een goede uitoefening van de werkzaamheden door sociaal rechercheurs een specifiek op de doelgroep toegesneden opleidingsprogramma met een daaraan verbonden examen wenselijk is. In overleg met de sociale zekerheidsinstanties en de DIVOSA is besloten dat, op basis van een nieuw ontwikkeld bijscholingsprogramma, ontheffing van de exameneis aan sociaal rechercheurs wordt verleend. Teneinde deze ontheffing te verlenen zijn de volgende afspraken gemaakt.

2. Permanent bijscholingsprogramma

De sociale zekerheidsinstanties hebben een permanent bijscholingsprogramma voor de sociaal rechercheurs opgesteld. Dit bijscholingsprogramma voldoet in ruime mate aan de eindtermen zoals vastgesteld bij mijn circulaire van 10 augustus 2000, kenmerk 5045239/500/CBK.

Het door mij goedgekeurde programma is opgedeeld in vijf programmaonderdelen en strekt zich uit over vijf programmajaren. In elk programmajaar wordt in cycli een opleiding verzorgd.

3. Coördinatiecommissie

De toetsing van de kandidaten in het kader van de permanente bijscholing geschiedt onder verantwoordelijkheid van een commissie, die door de sociale zekerheidsinstanties en het Openbaar Ministerie is opgericht.

De Coördinatiecommissie is er ten behoeve van alle aangelegenheden die het programma zelf betreffen alsmede ten behoeve van de examens. Zij stelt het examenprogramma, de inhoud van het examen, de examenvragen en de door de cursisten behaalde resultaten vast. De commissie bestaat uit acht leden, waaronder een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Het College van procureurs-generaal heeft inzage in de examenresultaten.

Jaarlijks rapporteert de Coördinatiecommissie aan mij over een aantal vooraf vastgestelde onderwerpen.

De met het centraal bureau DIVOSA gemaakte afspraak heeft tot gevolg dat iedereen binnen de diensten en instellingen die door de DIVOSA worden vertegenwoordigd, kan deelnemen aan het door de Coördinatiecommissie vastgestelde opleidingsprogramma en het daaraan verbonden examen. Zodra gebleken is dat er met goed gevolg is deelgenomen aan dit examen komt de verplichting om deel te nemen aan de CITO-toets te vervallen.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat een buitengewoon opsporingsambtenaar vanaf het moment dat hij is gaan deelnemen aan het permanente bijscholingsprogramma met goed gevolg alle examens moet hebben afgelegd voorafgaande aan het actuele moment van beoordeling of diens opsporingsbevoegdheid wordt verlengd. Voor een nadere uiteenzetting over de toetsing van de bekwaamheid van sociaal rechercheurs die deelnemen aan het permanente bijscholingsprogramma verwijs ik naar mijn, als bijlage bij deze circulaire gevoegde, brief van 11 februari 2000.

De Minister van Justitie,namens deze,
hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,
H.Ph. Mayer.

Binnen zes weken na publicatie van deze circulaire kan de belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Naar boven