Regeling Tijdelijke Adviescommissie ICT en de Stad

27 maart 2000

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen in de Ministerraad, gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges,

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Tijdelijke Adviescommissie ICT en de Stad, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak de minister voor GSI te adviseren over de gevolgen van de ICT-ontwikkelingen voor de steden. Het gaat daarbij om de vraag hoe de steden - ook in internationaal perspectief - in de nabije toekomst om moeten gaan met nieuwe opgaven die de ICT met zich meebrengt op het gebied van:

· de ruimtelijke ontwikkeling van steden, de bereikbaarheid, het verkeer en vervoer en een gevarieerd woningaanbod;

· de sociaal-economische mogelijkheden en uitdagingen, met andere woorden: hoe kunnen de steden hun economische positie behouden of verder uitbouwen en welke gevolgen heeft dit voor de arbeidsmarkt?;

· de versterking van de sociale cohesie van wijk en buurt;

· de verdere integratie en participatie van etnische minderheden en het voorkomen van het ontstaan van nieuwe vormen van segregatie.

Artikel 3

De commissie bestaat uit een voorzitter en 8 leden.

Artikel 4

1. De commissie zal uiterlijk 1 oktober 2000 advies uitbrengen aan de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid.

2. De commissie beëindigt de werkzaamheden uiterlijk 31 december 2000.

Artikel 5

Na beëindiging van de werkzaamheden draagt de commissie het archief over aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6

De regeling treedt in werking met ingang van 11 maart 2000 en vervalt met ingang van 31 december 2000.

Artikel 7

De regeling wordt aangehaald als regeling Tijdelijke Adviescommissie ICT en de Stad.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 27 maart 2000. De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R.H.L.M. van Boxtel. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.G. de Vries.

Toelichting

In de Kaderwet adviescolleges, die op 1 januari 1997 in werking is getreden, is de inrichting, samenstelling en werkwijze van de adviescolleges van de rijksoverheid geregeld. De hoofdregel is dat adviescolleges bij wet moeten worden ingesteld. Uitgezonderd hiervan zijn adviescolleges die voor een eenmalige advisering over een bepaald vraagstuk zijn gewenst. Deze kunnen bij ministeriële regeling worden ingesteld.

De tijdelijke adviescommissie ICT en de Stad is in de tijd beperkt tot de datum waarop zij de werkzaamheden afrondt. De commissie brengt uiterlijk 1 oktober 2000 haar (eind)advies uit. Uiterlijk drie maanden nadat de commissie het advies heeft uitgebracht, worden de werkzaamheden beëindigd. De reikwijdte van het onderwerp en de relatief korte termijn waarop de aanbevelingen tegemoet worden gezien, zijn voor de minister voor GSI redenen geweest om niet de Raad voor het openbaar bestuur te vragen over het onderwerp ICT en de Stad te adviseren, doch hiervoor een tijdelijke adviescommissie te benoemen. De opdracht is bovendien praktisch gericht. De wetenschappelijke invalshoek is tevens relevant maar staat - anders dan bij de ROB - niet voorop. Daarnaast heeft de minister behoefte aan het direct in één commissie bundelen van de specifieke kennis en ervaringsdeskundigheid bij functionarissen van bedrijfsleven, wetenschap en in het bijzonder de grote steden.

De commissie ICT en de Stad heeft tot taak de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid te adviseren over de gevolgen van de ICT-ontwikkelingen voor de ontwikkeling van de steden. Het gaat daarbij met name op de vraag hoe steden in de nabije toekomst om moeten gaan met nieuwe opgaven die de ICT met zich meebrengt.

De aanbevelingen van de Commissie zouden tenminste - op hoofdlijnen - een doorzicht moeten bieden in de verwachte ontwikkelingen bij ongewijzigd beleid (wat gebeurt er als de overheid het proces volledig aan de vrije krachten van de markt overlaat); in de sturingsmogelijkheden die de overheid heeft om ontwikkelingen in een gewenste richting te sturen; en in de mogelijkheden en rollen van diverse actoren (bestuur, bedrijfsleven, bewoners).

Aangenomen wordt dat het gebruik en de invloed van ICT in de nabije toekomst blijvend zal toenemen. De vraag is niet of deze nieuwe technologieën de stad gaan veranderen, maar hoe zij dat doen. De steden kunnen van deze ontwikkelingen profiteren. Aan de andere kant bestaat de mogelijkheid dat bijvoorbeeld de kwetsbare wijken verder achterop raken, waardoor (nieuwe) segregatie onvermijdelijk is. Het thema ICT en de Stad is in het kader van het grotestedenbeleid tot nu toe nog onderbelicht geweest.

In het kader van het grotestedenbeleid wordt door de rijksoverheid en 25 grote steden een integrale, gebiedsgerichte aanpak van de stedelijke problemen gepropageerd. Dit betekent dat problemen in hun context worden aangepakt en de onderlinge samenhang van maatregelen wordt onderkend. De commissie ICT en de Stad zal zich in de uitwerking van haar taakopdracht dan ook richten op verschillende facetten van het grotestedenbeleid, zoals de ruimtelijke ontwikkeling van steden, de bereikbaarheid, het verkeer/vervoer, de economische mogelijkheden en uitdagingen, de versterking van de sociale cohesie van wijk en buurt en de verdere integratie en participatie van etnische minderheden en het voorkomen van nieuwe vormen van segregatie.

Nederland heeft in het recente verleden het onderwerp stedelijke ontwikkeling eveneens op de Europese agenda gepromoot. Het signaleren en agenderen van een nieuw en wezenlijk onderdeel van het grotestedenbeleid, namelijk de gevolgen die ICT-ontwikkelingen kunnen hebben voor de duurzame ontwikkeling van de steden, past in deze aanpak.

De commissie staat onder voorzitterschap van drs. G.J. Cerfontaine. De leden worden benoemd op grond van artikel 6, derde lid, Kaderwet adviescolleges door de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. De vergoedingen zullen geschieden conform het Vergoedingenbesluit.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven