Ontwerpbesluit wijziging Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt ingevolge artikel 92, eerste lid, van de Wet bodembescherming bekend dat ten aanzien van het onderstaande ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (bedrijven die na 31 december 1989 zijn gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen) gedurende zes weken na dagtekening van de Staatscourant opmerkingen te zijner kennis kunnen worden gebracht.

Adres: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

CDJZ/afdeling Wetgeving (IPC 115)

Postbus 20951

2500 EX ‘s-Gravenhage

Besluit van tot wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (bedrijven die na 31 december 1989 zijn gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van ........, nr. MJZ ........, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 70 en 72 van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van ....., nr. ......);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van ....., nr. MJZ ....., Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Artikel 4, eerste lid, van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfs-terreinen1 komt te luiden:

1. Degene die een inrichting drijft:

a. waarvoor niet een krachtens artikel 8.40 of 8.44 van de Wet milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur geldt,

b. op een locatie waar op 31 december 1989 een inrichting was gevestigd, die blijkens het register van de Kamer van Koophandel wat betreft de hoofd- of nevenactiviteit behoorde tot een in de bijlage genoemde bedrijfsgroep,

verricht op aanwijzing van het bevoegd gezag in de inrichting een verkennend onderzoek en legt de resultaten daarvan binnen zes maanden na ontvangst van de aanwijzing aan het bevoegde gezag over.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de negenentwintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
...

1 Stb. 1993, 602.

Nota van toelichting

1. Voorgeschiedenis

Het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (ook wel genoemd: Besluit verbond), is opgesteld om de uitvoering van de vrijwillige aanpak van bodemverontreiniging van bedrijfsterreinen, zoals die wordt vormgegeven in het kader van de zogenaamde BSB-operatie (BodemSanering op in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen), te ondersteunen. Bedrijven die niet vrijwillig deelnemen aan deze operatie, kunnen worden verplicht tot het vaststellen van de bodemkwaliteit. De wettelijke basis daarvoor is gelegen in artikel 72 van de Wet bodembescherming.

De onderzoeksplicht is opgenomen in artikel 4 van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen. Het betreft bedrijven die op 31 december 1989 blijkens hun inschrijving bij de Kamers van Koophandel vallen onder de in bijlage van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen opgenomen bedrijfsgroepen. Van deze bedrijven, die in opdracht van de commissie BSB zijn geselecteerd, wordt aangenomen dat er een verhoogde kans is op bodemverontreiniging.

In artikel 3 is aan de BSB-stichtingen de taak opgedragen bedrijven uit te nodigen tot het verrichten van een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem. Als bedrijven dit onderzoek vrijwillig uitvoeren vervalt de verplichting tot het doen van een verkennend bodemonderzoek.

2. Aanpassing reikwijdte van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen

In artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wijziging, werd voorgeschreven dat het bedrijf dat verplicht kan worden tot een verkennend onderzoek, moet zijn opgericht voor 31 december 1989. Hierdoor vielen nieuwe bedrijven die na genoemde datum op deze terreinen zijn gevestigd, na verhuizing of bedrijfsbeëindiging van het bedrijf dat voor 31 december 1989 was opgericht, niet onder de onderzoeksplicht op grond van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen. De bedrijfsterreinen vallen evenwel binnen de beoogde reikwijdte van de BSB-operatie en behoren daarmee nog steeds tot de doelgroep van de BSB-stichtingen. Door deze beperking vond een behoorlijke afkalving plaats van de oorspronkelijk geselecteerde, potentieel verdachte terreinen. Dit was door de overheid noch het bedrijfsleven beoogd.

In februari 1999 is het eindrapport ‘Resultaten project Evaluatie AMvB VERBOND’, Bodembeheer bv, Schalkwijk, in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, tot stand gekomen. Op grond van de uitkomsten van dit evaluatieonderzoek naar de werking van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen in de uitvoeringspraktijk, is geconcludeerd dat het steeds belangrijker wordt dat een onderzoek kan worden afgedwongen. De reden hiervoor is dat de BSB-stichtingen steeds meer te maken krijgen met bedrijven die niet geneigd zijn tot vrijwillige deelname. De bedrijven die zich reeds vrijwillig hebben aangemeld zijn immers al deelnemer van de BSB-operatie geworden. Derhalve is een mogelijke aanwijzing tot het (laten) uitvoeren van een bodemonderzoek als instrument om op te treden onmisbaar.

Teneinde zoveel mogelijk bedrijven, gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen, mee te kunnen nemen in de fase van inventarisatie is besloten het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen te wijzigen. Deze wijziging houdt in het vervallen van de eis dat een bedrijf moet zijn opgericht vóór 31 december 1989. Dit heeft tot gevolg dat het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfs-terreinen voortaan ook van toepassing is op nieuwe bedrijven, die gevestigd zijn op locaties waar op 31 december 1989 een bedrijf was gevestigd, dat behoorde tot een in de bijlage genoemde bedrijfsgroep. Het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen is mede gebaseerd op artikel 72 van de Wet bodembescherming. Dit wetsartikel geeft ook de mogelijkheid om deze wijziging in het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen aan te brengen. Het wetsartikel geeft ruimte voor een onderzoeksplicht voor de nu gevestigde bedrijven, wanneer de verontreiniging of aantasting van de bodem is veroorzaakt door handelingen die zijn verricht door een bedrijf dat op die locatie eerder was gevestigd.

3. Gevolgen voor het bedrijfsleven en het milieu

Kosten per individueel bedrijf

De financiële gevolgen per individueel bedrijf zijn beperkt. In de praktijk is gebleken dat de kosten van een verplicht bodemonderzoek niet hoger (vaak lager) zijn dan f 5000,-. Het voordeel voor de betreffende bedrijven is dat zij door de BSB-stichtingen op de hoogte worden gesteld van het potentiële bodemrisico op hun terrein en in het kader van de BSB-operatie afspraken op maat kunnen maken over de sanering daarvan.

Zowel voor bedrijven die een verplicht bodemonderzoek doen als bedrijven die zich via de vrijwillige aanpak aanmelden bij de BSB-stichting, kan in sommige gevallen na het verkennend onderzoek een nader onderzoek en mogelijk een sanering nodig zijn. Bij sanering zijn er substantiële bedragen in het geding die sterk kunnen variëren.

Aantallen bedrijven en begeleidingskosten

Het totale BSB-basisbestand betreft, volgens het jaarrapport BSB-stuurgroep van 26 april 1999, over het jaar 1998 en de periode van 1992-1998, circa 208.000 bedrijven (circa 34.000 prioritaire en ruim 170.000 niet prioritaire bedrijven). Inmiddels zijn door de BSB-stichtingen van 1992 tot en met 1998 gezamenlijk van deze 208.000 bedrijven circa 126.000 bedrijven verwerkt.

Om een schatting te krijgen van het aantal bedrijfsterreinen, dat door dit wijzigingsbesluit alsnog onder de werkingssfeer van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen wordt gebracht en waarvoor dan ook zo nodig een aanwijzing wordt gegeven, is op basis van gegevens van de BSB-stichtingen een praktijkproef uitgevoerd door twee BSB-stichtingen (Noord-Holland en Overijssel). Daaruit kwam naar voren dat het gaat om potentieel verdachte terreinen waarop, na extrapolatie van de gegevens uit de praktijkproef, in totaal circa 26.000 bedrijven zijn gevestigd. De begeleidingskosten van de BSB-stichtingen voor deze bedrijven, die alsnog onder de werkingssfeer van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen worden gebracht, zullen naar schatting f 4,4 miljoen bedragen (gemiddeld f 170,- per bedrijf). Daarnaast worden de kosten om bedrijven te selecteren en aan te schrijven die op BSB-locaties zijn gevestigd, waarvan het bedrijf dat er op 31 december 1989 was gevestigd inmiddels is verhuisd, geschat op f 1,6 mln.

De totale extra kosten voor de BSB-stichtingen als gevolg van de wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedragen dus f 6 mln. Deze f 6 mln. worden niet langer mede door het bedrijfsleven gefinancierd (de overheid zal deze kosten nu volledig vergoeden). De overige kosten van de BSB-stichtingen (die niet het gevolg zijn van deze wijziging) blijven voor rekening van de overheid en het bedrijfsleven op basis van een 50-50-verhouding (waarvoor voor het bedrijfsleven een regionale invulling via de Kamers van Koophandel geldt).

Milieueffecten

Met betrekking tot het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen zijn de volgende milieueffecten te melden. Door het verplichte bodem-onderzoek op grond van dit Besluit wordt de kennis over bodemverontreiniging van bedrijfsterreinen vergroot en kunnen zo nodig maatregelen worden voorgeschreven op grond van de Wet bodembescherming om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de bodemkwaliteit. Mocht reeds tijdens het onderzoek blijken, dat de verontreinigingssituatie actuele risico’s met zich meebrengt, dan is het nemen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen aan de orde.

4. Uitvoering en handhaving

Gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders van de vier grote steden zijn bevoegd gezag voor het opleggen van de onderzoeksplicht op grond van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen. Bij het opleggen van deze onderzoeksplicht behoeven zij niet te toetsen aan de omstandigheden van het individuele geval. De toetsing behelst of voldaan is aan het gestelde in artikel 4, eerste en derde lid, van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen. Uiteraard is aan het opleggen van deze onderzoeksplicht reeds een procedure voorafgegaan bij de BSB-stichting en het desbetreffende bevoegd gezag, waarbij overleg plaatsvindt met het desbetreffende bedrijf.

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van een opgelegde aanwijzing kan bestuursdwang worden toegepast en een dwangsom worden opgelegd op grond van de artikelen 5:22 respectievelijk 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht. Strafrechtelijke handhaving is mogelijk ingevolge artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten.

De Minister van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

..

Naar boven