Wijziging Nationaal Frequentieplan

31 maart 2000

Nr. DGTP/00/210/TvM

Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 3.1 van de Telecommunicatiewet;

Handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Besluit:

Artikel I

In de Frequentietabel, behorende bij het Nationaal Frequentieplan1 worden de regels, luidende:

stcrt-2000-72-p16-SC23563-1.gif

Vervangen door:

stcrt-2000-72-p16-SC23563-2.gif

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.M. de Vries.

1 Stcrt. 1999, nr. 112.

Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden binnen zes weken nadat het bekend is gemaakt een bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het bezwaarschrift dient ondertekend te zijn en tenminste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het is gericht en de gronden van het bezwaar te bevatten.

Toelichting

In juni 1999 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, het Nationaal Frequentieplan (NFP) vastgesteld. In het NFP formuleert de overheid haar algemene frequentiebeleid en frequentiebeheer. Tevens bevat dit plan een overzicht in tabelvorm waarin per frequentieband is aangegeven voor welk type gebruik deze band bestemd is en welk beleid er wordt gevoerd bij de verdeling van de frequenties uit de band over de gebruikers. In feite is het NFP een bestemmingsplan waarop de daadwerkelijke vergunningverlening is gebaseerd. Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het NFP in verband met GSM-R. GSM-R beoogt een digitaal mobiel telecommunicatiesysteem te bieden specifiek voor de spoorwegen dat ook werkt in hoge snelheidstreinen.

De onderhavige wijziging van het NFP in verband met GSM-R betreft twee zaken. Ten eerste de bestemming en ten tweede het beleid ten aanzien van de vergunningverlening.

Bestemming

De formulering in het NFP van de bestemming voor GSM-R luidt: “mobiel gebruik bestemd voor GSM-R systeem”. Deze bestemming wordt door de onderhavige wijziging beperkt tot spoorweggerelateerde interne bedrijfstoepassingen omdat het voornaamste doel van GSM-R, de veiligheid op de spoorwegen, integraal onderdeel uitmaakt van het beheer van de spoorwegen. Bovendien is het niet de bedoeling dat GSM-R voor commerciële doeleinden wordt ingezet. Deze wijziging van het NFP is in overeenstemming met ERC-Recommendation T/R 25-09 E, van 8 september 1995, waarin staat dat de GSM-R frequenties alleen bestemd zijn voor spoorweggerelateerde bedrijfstoepassingen, en niet voor dienstverlening ten behoeve van derden. De functies van GSM-R worden in deze ERC-Recommendation omschreven als: radiocommunicatie ten behoeve van de facilitering van het spoorvervoer en de veiligheid op de spoorwegen. Het GSM-R systeem is derhalve niet bedoeld voor communicatie ten behoeve van reizigers.

Vergunningverlening

In het NFP is met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vergunningverlening bepaald dat de uitgangspunten voor vergunningverlening nog onderwerp van studie vormen. Thans is duidelijk welk beleid er ten aanzien van de vergunningverlening voor GSM-R dient te gelden.

De telecommunicatiewetgeving onderscheidt verschillende categorieën van frequentiegebruik: zakelijk gebruik (inclusief commerciële omroep), gebruik voor vitale overheidstaken, publieke omroep en divers gebruik. De tweede en derde categorie hebben op grond van artikel 3.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) prioriteit bij de toewijzing. Anders dan voor de luchtvaart en maritieme zaken, is de verkeersbeveiliging van het spoorwegverkeer in het NFP niet aangewezen als vitale overheidstaak maar valt GSM-R onder de categorie “zakelijk gebruik”. Ingevolge artikel 3.3, vierde lid, van de Tw juncto artikel 2, derde en vierde lid, van het Frequentiebesluit geschiedt de vergunningverlening in dat geval op volgorde van binnenkomst van de aanvraag indien het, zoals in casu het geval is, redelijkerwijs niet te verwachten is dat er met betrekking tot de te verdelen frequentieruimte schaarste zal zijn.

In verband met het bovenstaande wordt thans in het NFP opgenomen dat de vergunningverlening voor GSM-R zal geschieden op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

Conform artikel 3.1, tweede lid, van de Tw, is bij de voorbereiding van de onderhavige wijziging van het NFP de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast (consultatie). Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorts voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie (OPT). In het OPT bleek het thans voorliggende besluit aanleiding te geven tot een aantal vragen. Zo werd door partijen gevraagd waarom de frequenties om niet worden verleend en waarom er geen veiling plaatsvindt. Dit hangt samen met de beperkte bestemming voor GSM-R, ten aanzien waarvan geen schaarste wordt verwacht. Zoals in het voorgaande is beschreven, vloeit deze beperkte bestemming voort uit een internationaal besluit (ERC-Recommendation T/R 25-09 E, van 8 september 1995). Uit de reacties van partijen blijkt dat er een parallel werd getrokken met de markt voor mobiele telecommunicatie. De onderhavige toepassing is echter fundamenteel anders aangezien het om de veiligheid van infrastructuur gaat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries.

Naar boven