Regeling bedrijfscontrole pluimveeziekten 2000

8 maart 2000

TRCJZ/2000/2478

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 10 van richtlijn 90/425/EEG inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

Gelet op de artikelen 17, eerste lid, 18, eerste lid, 30, eerste lid, en 86, vijfde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. pluimveebedrijf: inrichting die wordt gebruikt voor het (op)fokken en/of het houden van fokpluimvee en/of vleespluimvee en/of legpluimvee.

b. ondernemer: de eigenaar of exploitant van het pluimveebedrijf, dan wel diens vertegenwoordiger, dan wel degene die op het pluimveebedrijf pluimvee houdt.

c. koppel: groep pluimvee behorende tot één soort, van dezelfde leeftijd, die op hetzelfde bedrijf wordt gehouden en afkomstig is uit één hok.

d. productie: productie van broed- en consumptie-eieren afkomstig van leghennen.

Artikel 2

Het is, onverminderd het bepaalde in de artikelen 19 en 100 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, verboden:

a. pluimvee te ontvangen op een pluimveebedrijf;

b. pluimvee te houden op een pluimveebedrijf, dan wel

c. pluimvee dat zich op een pluimveebedrijf bevindt, ten vervoer af te staan, tenzij:

1e. de ondernemer die pluimvee in verband met een mogelijk besmettelijke dierziekte, behandelt of laat behandelen, binnen 24 uur nadat de behandeling is ingesteld, bij dat pluimvee door zijn practicus een klinische inspectie heeft laten uitvoeren en een rapportage van deze klinische inspectie en verdacht materiaal heeft ingestuurd aan een naar het oordeel van onze Minister voldoende toegerust laboratorium ten behoeve van onderzoek op aviaire influenza;

2e. de ondernemer, indien het aantal dieren in een koppel in een periode van 24 uur door sterfte is afgenomen met tenminste 0,5%, door zijn practicus binnen 24 uur na constatering van de genoemde sterfte, een klinische inspectie heeft laten uitvoeren en een rapportage van deze klinische inspectie en verdacht materiaal heeft ingestuurd aan een naar het oordeel van onze Minister voldoende toegerust laboratorium ten behoeve van onderzoek op aviaire influenza;

3e. de ondernemer, indien de gemiddelde productie in een koppel in een periode van 7 dagen is afgenomen met tenminste 5% ten opzichte van de gemiddelde productie in de daaraan voorafgaande periode van 7 dagen en deze productiedaling niet overeenstemt met het normale productiepatroon, door zijn practicus binnen 24 uur na constatering van de productiedaling, een klinische inspectie heeft laten uitvoeren en een rapportage van deze klinische inspectie en verdacht materiaal heeft ingestuurd aan een naar het oordeel van onze Minister voldoende toegerust laboratorium ten behoeve van onderzoek op aviaire influenza.

Artikel 3

1. Het optreden van aviaire influenza wordt in ieder geval mede aan betrokkene als bedoeld in artikel 86, vijfde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren verweten indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 2 van deze regeling.

2. In de situatie bedoeld in het eerste lid, bedraagt de verlaging van de tegemoetkoming in de schade 35%.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de vijfde dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling bedrijfscontrole pluimveeziekten 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Overeenkomstig het door de Staatssecretaris genomen besluit,
J.F. de Leeuw, directeur-generaal LNV.

Toelichting

In Italië doen zich op dit moment uitbraken van aviaire influenza voor. Een uitbraak van aviaire influenza kan zich zeer snel ontwikkelen tot een epidemie die grote sterfte veroorzaakt. Het is van belang dat dergelijke dierziekten in een zo vroeg mogelijk stadium worden geconstateerd, teneinde de bestrijding zo snel mogelijk ter hand te nemen en aldus de omvang van een epidemie zo beperkt mogelijk te houden. Dit vereist een extra waakzaamheid, met name ook bij de betrokkenen die dagelijks met het pluimvee werken. Tegen die achtergrond wordt in de onderhavige regeling voorzien in de verplichting om in bepaalde gevallen het pluimvee te onderwerpen aan een klinische inspectie door een practicus en de verplichting verdacht materiaal in te laten sturen aan een laboratorium.

Deze verplichting tot het doen uitvoeren van een klinische inspectie en tot het insturen van verdacht materiaal door een practicus geldt ingeval pluimvee op het bedrijf wordt behandeld in verband met een besmettelijke ziekte. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de pluimveehouder de dieren zelf behandelt of dit laat doen door de dierenarts. De verplichting geldt voorts ingeval het aantal dieren in een koppel in de afgelopen 24 uur door sterfte is afgenomen met tenminste 0,5%.

Tenslotte geldt de verplichting tot het inschakelen van een practicus en het insturen van monsters, indien in een koppel de productie in een periode van zeven dagen tenminste 5% lager is geweest dan in de daaraan voorgaande zeven dagen en deze daling niet in overeenstemming is met het normale productiepatroon. Het normale productiepatroon blijkt bijvoorbeeld uit de administratie van de pluimveehouder en/of uit de door de fokkers van de verschillende rassen leghennen vastgelegde productienormen. Bij een daling van de productie die valt binnen het normale productiepatroon kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een normale productiedaling in een koppel ten gevolge van bijvoorbeeld de leeftijd van de leghennen in dat koppel.

De monsters dienen te worden opgestuurd aan een laboratorium dat naar het oordeel van de Minister voldoende is toegerust voor het onderzoek op aviaire influenza. Dit zal in de praktijk de Gezondheidsdienst voor dieren zijn. De Gezondheidsdienst voor dieren heeft de nodige expertise en kan gelet op haar organisatiestructuur de benodigde ondersteuning bieden.

Zoals gezegd, geldt de onderhavige verplichting tot het consulteren van een practicus en het insturen van monsters, indien zich onder het pluimvee problemen voordoen, zoals een mogelijk besmettelijke dierziekte, sterfte of productiedaling. Deze verplichting geldt dan ongeacht de vraag welke dierziekte de problemen veroorzaakt. Indien echter de ondernemer en/of de practicus op basis van klinische verschijnselen, sterfte- en/of productiecijfers, dan wel om andere redenen, het directe gerichte vermoeden hebben dat zich op het bedrijf verschijnselen voordoen van een in de Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten aangewezen besmettelijke dierziekte (zoals aviaire influenza), blijft onverkort de wettelijke verplichting gelden van de artikelen 19 en 100 GWWD tot het terstond kennis geven hiervan aan de burgemeester c.q. de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV).

Er rust een zware verantwoordelijkheid op de ondernemer om actief de in de onderhavige regeling genoemde maatregelen te treffen en alert te zijn op het constateren van besmettelijke dierziekten op zijn bedrijf. De ondernemer dient de diergezondheidstoestand op het bedrijf voortdurend met grote waakzaamheid te volgen.

Tegen die achtergrond vormt het niet voldoen aan de voorschriften van deze regeling grond voor het eventueel toepassen van een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade bij ruiming van het betrokken bedrijf wegens besmetting met aviaire influenza.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Overeenkomstig het door de Staatssecretaris genomen besluit,

J.F. de Leeuw, directeur-generaal LNV.

Naar boven