Regeling Adviescommissie Modernisering GBA

6 maart 2000

BPR2000/U57660 DGOB/BPR

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Adviescommissie Modernisering Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

1. De commissie heeft tot taak advies uit te brengen aan de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid over de gewenste ontwikkeling, inrichting en positionering van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) binnen de toekomstige overheidsinformatievoorziening.

2. De onderwerpen die in elk geval aan de orde dienen te komen in het advies van de commissie zijn vermeld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

De commissie bestaat uit minimaal vijf en ten hoogste acht leden.

Artikel 4

1. De commissie streeft ernaar voor 18 mei 2000 een tussenverslag uit te brengen van haar voorlopige bevindingen.

2. De commissie streeft ernaar uiterlijk 30 september 2000 advies uit te brengen.

3. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 5

Na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie of zoveel eerder als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt het archief van de commissie overgedragen aan het archief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6

De leden van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vaste vergoeding conform artikel 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges, alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten volgens de bestaande rijksregelingen voor zover niet uit andere hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit ’s Rijks kas.

Artikel 7

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 maart 2000.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 30 november 2000.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Adviescommissie Modernisering GBA.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 6 maart 2000. De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R.H.L.M. van Boxtel. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper.

Bijlage

De volgende onderwerpen dienen in de advisering door de adviescommissie ten minste aan de orde te komen:

a. de vraag hoe de GBA als basisadministratie dient om te gaan met de huidige ontwikkelingen binnen de sectorregistraties. Door het ontstaan van front- en backoffices worden andere eisen gesteld aan de verstrekking van GBA-gegevens. In het advies wordt aangegeven hoe de gegevensuitwisseling tussen sectorale informatiesystemen en de GBA moet worden ingericht om het niveau van dienstverlening door de GBA verder te kunnen optimaliseren;

b. de drie door het Expertisecentrum (HEC)1 aangedragen oplossingsrichtingen voor de door enkele GBA-gebruikers ervaren knelpunten met betrekking tot de functionaliteit van het huidige GBA-stelsel. Bij het advies over de keuze voor een van de in het HEC-rapport genoemde oplossingen (versnelling berichtenverkeer, beperkt centraal register, centrale GBA) moet specifiek aandacht worden besteed aan de waarborging van de autonomie van gemeenten bij het verstrekken van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers;

c. de eventuele uitbreiding van de huidige GBA-gegevensset met andersoortige (door gemeenten verzamelde) aan personen gerelateerde gegevens (zoals gegevens inzake de leefsituatie of leerplichtigheid) inclusief biometrische gegevens en de elektronische handtekening. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan eventuele gebruikmaking van ‘privacy enhancing technologies (PET);

d. het ontstaan van ‘hybride organisaties’ die zowel publieke als private taken uitvoeren. Deze organisaties willen voor de uitvoering van die publieke taken gebruikmaken van de GBA-gegevens. Gekeken wordt naar hoe de GBA de gegevens aan dit soort organisaties kan verstrekken en daarnaast de privacy van de burger afdoende kan blijven waarborgen;

e. de continuïteit van het GBA-stelsel. Sinds de start van het geautomatiseerde GBA-stelsel is het aantal leveranciers teruggelopen van vijftien naar drie. Het wegvallen van een van deze drie leveranciers zou de continuïteit van het GBA-stelsel in gevaar brengen. Gekeken wordt hoe de GBA hiertegen gewapend kan worden.

1 GBA heroverweging centraal register, 14 juni 1999. BPR, Den Haag.

Toelichting

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt door middel van onderhavige regeling de Adviescommissie Modernisering Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) ingesteld. Deze commissie heeft tot taak te komen met een advies inzake de gewenste positionering en inrichting van het GBA-stelsel binnen de toekomstige overheidsinformatievoorziening. De onderwerpen die in de advisering door de commissie in elk geval aan de orde dienen te komen, zijn opgenomen in de bijlage bij dit instellingsbesluit.

Snelle ontwikkelingen op het gebied van de Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) leiden tot een heroriëntatie door de overheid op de inrichting van de overheidsinformatie-infrastructuur waar de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) een onderdeel van is. De sterke groei van informatieverbindingen tussen vele (semi)overheidsorganisaties, de ontwikkeling van sectorale indexen, de duidelijke scheiding tussen front- en backoffice activiteiten en de toenemende behoefte aan authentieke (eenmalig vastgelegde, meervoudig te verstrekken) gegevens zijn van directe invloed op het GBA-stelsel. Daarnaast dreigt er bij het GBA-stelsel enige discrepantie te ontstaan tussen de huidige technologische voorzieningen en de nieuwe mogelijkheden als gevolg van de nieuwe ICT-ontwikkelingen.

Het voorgaande heeft na overleg met het Gebruikersoverleg GBA (waarin de gebruikers van het GBA-stelsel (gemeenten en afnemers) zijn vertegenwoordigd), geleid tot de beslissing van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid om een ad-hoc commissie in het leven te roepen, die hem van advies moet dienen over de wijze waarop het GBA-stelsel in de toekomst moet worden ingericht om als dé authentieke bron voor (persoons)gegevens te kunnen blijven functioneren. Gelet op de specifieke vraagstelling en het feit dat er geen bestaand adviescollege op dit terrein actief is of zou kunnen adviseren, is besloten tot het instellen van de onderhavige commissie.

De commissie telt minimaal vijf en maximaal acht leden met kennis over dan wel ervaring op het gebied van informatierelaties binnen het Openbaar Bestuur. De commissie wordt bijgestaan door een secretariaat, bestaande uit ambtenaren werkzaam bij het agentschap BPR van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De commissie kan ter voorbereiding van haar voorstellen de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid verzoeken om op kosten van het ministerie studies door derden te doen verrichten.

Het adviestraject voorziet in een door de commissie uit te brengen tussenverslag aan de minister, dat ook ter kennisneming zal worden gebracht aan het Gebruikersoverleg GBA. Dit biedt de commissie de mogelijkheid om de reactie van zowel de minister als de gebruikers van het GBA-stelsel te vernemen.

De adviestaak van de commissie is naar zijn aard eenmalig en tijdelijk. Het bestaan van de commissie is dan ook beperkt tot het tijdstip waarop zij haar advies aan de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft uitgebracht. Volgens planning streeft de commissie ernaar het advies uiterlijk 30 september 2000 uit te brengen. Om te voorkomen dat een geringe overschrijding van deze planning tot een verlenging van de instellingsregeling van de commissie zou moeten leiden, is er voor gekozen de regeling zelf per 30 november 2000 te laten vervallen.

De benoeming van de leden van de commissie zal op basis van artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges plaatsvinden door de Minister voor Grote Steden- en Integratie-beleid. Van de commissie wordt verwacht dat zij op vrij korte termijn een gedegen advies uitbrengt over een gecompliceerd beleidsterrein. Dit betekent dat de werkzaamheden van de commissieleden een zodanig aantal uren per week in beslag nemen, dat kan worden gesproken van een bepaalde vaste deeltaak. Om die reden wordt met inachtneming van het Vergoedingenbesluit adviescolleges voor de leden van de commissie een vast bedrag als vergoeding vastgesteld. Dit bedrag is gebaseerd op een deeltijdfactor van 1 dag per week voor de voorzitter (uitgaande van schaal 18, hoogleraar B) en van 0,5 dag per week voor de overige leden (uitgaande van schaal 17 BBRA). Daarnaast komen de voorzitter en leden van de commissie in aanmerking voor een vergoeding van de reis- en verblijfkosten volgens de rijksregelingen, voor zover niet uit andere hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit ’s Rijks kas.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper.

Naar boven