Wijziging regeling uitbreiding kring verzekerden ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

24 februari 2000

SV/WV/99/76716

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 7, onderdeel b, van de Ziektewet, en artikel 7, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,

Besluit:

Artikel I

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 20 maart 1968, nr. 50645 (Stcrt. 61), houdende uitbreiding van de kring verzekerden ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘op grond van het bepaalde in artikel 42 of artikel 44, eerste lid, van de Ziektewet, mits de periode, waarover ingevolge genoemde bepalingen geen ziekengeld wordt verleend’ vervangen door: op grond van artikel 44, eerste lid, van de Ziektewet, mits de periode, waarover op grond van dit artikel geen ziekengeld wordt verleend.

B

In artikel 2, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘artikelen 19, eerste lid, onderdelen f en h’ vervangen door: artikelen 19, eerste lid, onderdeel f.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


‘s-Gravenhage, 24 februari 2000. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige wijziging van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volks-gezondheid van 20 maart 1968, nr. 50645, houdende uitbreiding van de kring verzekerden ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Stcrt. 61 (hierna: de regeling), houdt verband met de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden, hierna: de WSG (Stb. 1999, 595).

Op grond van de regeling wordt voor de toepassing van de Ziektewet (ZW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), als werknemer beschouwd degene die wegens werkloosheid niet werkt, maar aan wie geen uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) wordt verleend, omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Hetzelfde geldt ten aanzien van degene die wegens ziekte niet werkt, maar aan wie geen ziekengeld wordt verleend omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Zonder de onderhavige wijziging, zijn beide groepen tijdens hun vrijheidsontneming verzekerd voor de ZW en de WAO. Indien arbeidsongeschiktheid intreedt gedurende de vrijheidsontneming, kan deze verzekering op grond van de WSG in deze periode evenwel niet tot een recht op uitkering leiden. Op grond van de WSG is immers de persoon die rechtens zijn vrijheid ontnomen is, uitgesloten van het recht op uitkering krachtens de ZW en de WAO.

De onderhavige wijziging van de regeling leidt ertoe dat bovengenoemde groepen gedurende de vrijheidsontneming niet meer verzekerd zijn voor de ZW en de WAO. Wanneer de verzekering wél zou worden voortgezet en arbeidsongeschiktheid intreedt tijdens de vrijheidsontneming, dan zou er recht op ZW- of WAO-uitkering ontstaan na afloop van deze periode indien de arbeidsongeschiktheid dan nog voortduurt. Dit recht op uitkering heeft degene die vóór de vrijheidsontneming in loondienst werkte echter niet. De loontrekkende verliest tengevolge van de vrijheidsontneming immers zijn hoedanigheid van werknemer en is niet verzekerd voor de ZW en de WAO. Indien de loontrekkende arbeidsongeschikt wordt, heeft hij noch tijdens, noch na afloop van de vrijheidsontneming, recht op een ZW- of WAO-uitkering aangezien hij niet verzekerd is voor deze wetten.

Deze ongelijkheid tussen loontrekkende en uitkeringsgerechtigde - waarvan zonder de onderhavige wijziging sprake zou zijn - is, in het licht van de grondslag van de WSG, onwenselijk. Nu tengevolge van de onderhavige wijziging eerdergenoemde uitkeringsgerechtigden evenmin verzekerd zijn, wordt deze ongelijkheid opgeheven.

Artikelsgewijs

Artikel I

In onderdeel A wordt een verwijzing in artikel 1 van de regeling naar artikel 42 van de Ziektewet geschrapt. De weigeringsgrond om geen ziekengeld te betalen over de periode gedurende welke de verzekerde is opgenomen in onder meer een gevangenis is immers komen te vervallen.

In onderdeel B wordt artikel 2 van de regeling gewijzigd. In dit artikel wordt als werknemer onder meer beschouwd degene, die wegens werkloosheid niet werkt, doch aan wie geen uitkering wordt verleend op grond van artikel 19, onderdeel h, van de Werkloosheidswet. Voor een nadere toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Artikel II

De inwerkingtreding van deze regeling is afgestemd op de inwerkingtreding van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden (zie: Stb. 2000, 54).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven