Verzoek tot verplichtstelling deelname in een bedrijfspensioenfonds

Bedrijfspensioenfonds Stichting vroegpensioenfonds voor het natuursteenbedrijf

Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 december 2000, nr. 9965731, Arbeidsinspectie, Centraal Kantoor, Afdeling Collectieve Arbeidsvoor-waarden, is krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds de deelneming in de Stichting Vroegpensioenfonds voor het Natuursteenbedrijf zoals in het besluit is bepaald onder I. verplicht gesteld tot de eerste dag van de maand waarop zij de 65-jarige leef-tijd bereiken of zoveel eerder als het vroegpensioen ingaat voor:

A.

1. werknemers die werkzaam zijn in ondernemingen, waaronder begrepen instellingen en verenigingen ten algemenen nutte, als hierna onder 2 omschreven.

2. Ondernemingen zoals bedoeld onder 1, zijn ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend bestaande uit het be- of verwerken of plaatsen van blokken, platen (ongeacht hun maat), halfprodukten, gerede produkten of tegels van natuursteen, alsmede bedrijven die het vorenstaande (doen) leveren en stellen op bouw- en begraafplaatsen. Onder `bewerking van natuursteen' wordt mede verstaan de bedrijfsactiviteiten van het kristalliseren, schuren en slijpen van natuursteen, het op natuursteen aanbrengen, reinigen en restaureren van inscripties alsmede het onderhoud aan grafwerk. Aan de bewerking van natuursteen wordt gelijkgesteld de bewerking van kunststeen.

3. Met betrekking tot ondernemingen als bij 2 bedoeld, die tevens regelmatig produkten van andere aard voor derden vervaardigen, in dier voege dat naast het bedrijf als bij 2 bedoeld ook een ander bedrijf wordt uitgeoefend, geldt het volgende:

a. ingeval in het kader van de gehele onderneming in hoofdzaak het andere bedrijf als bedoeld bij 2 wordt uitgeoefend, geldt de verplichtstelling voor alle bij 1 aangeduide werknemers die werkzaam zijn bij die onderneming, met dien verstande echter dat, indien het andere bedrijf wordt uitgeoefend in een afdeling die een administratieve eenheid vormt en zelfstandig is georganiseerd, de verplichtstelling niet geldt voor de werknemers die werkzaam zijn in deze afdeling;

b. ingeval in het kader van de gehele onderneming in hoofdzaak het andere bedrijf als bovenbedoeld wordt uitgeoefend, geldt de verplichtstelling niet voor werknemers die werkzaam zijn bij die onderneming, met dien verstande echter dat, indien de bij 2 bedoelde werkzaamheden worden uitgeoefend in een afdeling die een administratieve eenheid vormt en zelfstandig is georganiseerd, de verplichtstelling wel geldt voor de bij 1 aangeduide werknemers die werkzaam zijn in deze afdeling. Bij de toepassing van het hier bepaalde wordt het volgende in aanmerking genomen:

1. met de vervaardiging van produkten voor derden wordt gelijkgesteld de verlening van diensten aan derden;

2. de omstandigheid dat een afdeling van de onderneming zelfstandig is georganiseerd, dient onder meer hieruit te blijken dat de werknemers niet, of niet dan bij hoge uitzondering, worden uitgewisseld.

4. In afwijking van het hierboven bepaalde, geldt de verplichtstelling niet voor:

a. direct- en indirect-grootaandeelhouders in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet van naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;

b. stagiaires aan wie geen loon wordt betaald, vakantiewerkers en daarmee gelijk te stellen personen.

B.

zelfstandigen die werkzaamheden verrichten op het gebied van het natuursteenbedrijf, zoals omschreven onder A.2.

Dit besluit treedt in werking twee dagen na die van publicatie in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 22 december 2000.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.
Namens de Staatssecretaris,
De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie,
P.J. Huijzendveld.

Naar boven