Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude

Categorie: strafvordering

Rechtskarakter: aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: hoofden van de parketten

Registratienummer: 2000R006

Datum vaststelling: 05-12-2000

Datum inwerkingtreding: 01-01-2001

Geldigheidsduur: 01-01-2005

Publicatie in Staatscourant: 28-12-2000, nr. 251

Vervallen: - Richtlijn voor het doen van aangifte, het opmaken van proces-verbaal, de vervolging en het strafvorderingsbeleid inzake fraude met sociale uitkeringen, d.d. 20-11-1996, Stcrt. 1997, 12; - Brief d.d. 27-02-1996 inzake de toepassing van de SZF-richtlijn op de AOW-fraude; - Brief d.d. 22-03-2000 inzake een wijziging van de richtlijn fraude met sociale uitkeringen.

Relevante richtlijn voor strafvordering: -

Wetsbepalingen: - o.a. artt. 225, 227a, 227b, 447c en 447d WvSr; - strafbepalingen in de ABW, AKW, ANW, AOW, AWBZ, IOAW, IOAZ, WAO, WAJONG, WAZ, WIK, WW, TW en ZW; - alle strafbare feiten met betrekking tot sociale uitkeringen, waarop in beginsel de bestuurlijke boete van toepassing kan zijn.

Jurisprudentie: -

Bijlage: Tabel

Beschrijving

Uitgangspunt voor het strafvorderingsbeleid vormt het brutobedrag dat ten onrechte ten laste van de uitvoerende instantie(s) is gekomen ('nadeel'). Zie de aanwijzing sociale zekerheidsfraude (reg.nr. 2000A024).

Categorie I - Zaken (nadeel onder f 12.000,-)

Geen bestuurlijke boete mogelijk

Zaken met een nadeel onder de f 12.000,- terzake waarvan, gezien de pleeg- of benadelingsperiode, geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, worden behandeld conform de regels die waren vervat in de richtlijn sociale zekerheidsfraude d.d. 20-11-1996 en als volgt kunnen worden weergegeven:

- De verdachte wordt een transactie aangeboden en/of het OM vordert ter terechtzitting een geldboete. Waar betaling van een aan te bieden transactie niet aannemelijk is, kan rechtstreeks tot dagvaarden worden overgegaan.

- De hoogte van het transactiebedrag of de te eisen geldboete dient aan te sluiten op de hoogte van de op te leggen administratieve boeten.

Geen requireerbeleid

Afgezien is van de formulering van een requireerbeleid in zaken met een nadeel onder de f 12.000,-, welke op grond van de recidivebepaling strafrechtelijk afgedaan kunnen worden. De gepaste reactie zal van geval tot geval bezien moeten worden en (onder meer) afhankelijk zijn van individueel en totaal nadeel, tijdsverloop tussen eerste feit en recidive, alsmede de frequentie van de recidive.

Categorie II - Zaken (nadeel boven f 12.000,-)

In zaken behorend tot deze categorie wordt in beginsel steeds een (onvoorwaardelijke) vrijheidsstraf gevorderd. De lengte van de te vorderen gevangenisstraf hangt als volgt samen met de omvang van het nadeel:

van f 12.000,- tot f 75.000,-: minimaal 4 weken + voor elke f 3000,- benadeling boven f 12.000,- één week extra gevangenisstraf

van f 75.000,- tot f 150.000,-: minimaal 26 weken + voor elke f 4.000,- benadeling boven f 75.000,- één week extra gevangenisstraf

van f 150.000,- en hoger: minimaal 45 weken + voor elke f 5.000,- benadeling boven f 150.000,- één week extra gevangenisstraf.

Indien de eis wordt geformuleerd ten aanzien van één of meer culpose delicten wordt de te vorderen straf gehalveerd.

In geval van recidive binnen vijf jaar na de vorige veroordeling of transactie of administratieve boete voor een soortgelijk feit kan een hogere straf gevorderd worden.

Toelichting:

In de zaken met een nadeel van f 12.000,- tot f 75.000,- hangen nadeel en duur van de te vorderen gevangenisstraf op dezelfde wijze samen als onder de vorige richtlijn d.d. 20-11-1996. De `Aanwijzing taakstraffen' (registratienummer 2000A002 d.d. 15-02-2000) is vanzelfsprekend ook op deze zaken van toepassing.

Bij deelneming aan strafbare feiten door personen, die ieder onder het bereik van de aanwijzing en deze richtlijn voor strafvordering vallen, dient de te formuleren eis te worden gebaseerd op het volledige nadeel (in deze zin ook Hof Leeuwarden, 7 april 1998, rolnr. 24.342.97, gepubliceerd in de Nieuwsbrief Strafrecht, SDU 1998, 182).

De vorige richtlijn behelsde geen specifieke uitgangspunten voor de te vorderen straf in zaken met een nadeel boven de f 75.000,-, die in beginsel bij de meervoudige kamer dienen te worden aangebracht. Met de uitbreiding van de richtlijn op dit punt is aan de wensen van de praktijk tegemoet gekomen.

Overgangsrecht

Deze richtlijn voor strafvordering geldt vanaf het moment van inwerkingtreding voor alle zaken waarin nog geen dagvaarding is uitgebracht.

Tabel

Naar boven