Wijziging paspoortuitvoeringsregelingen

19 december 2000

BPR2000/U93007

DGOB/BPR

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 3, derde lid, en 59 van de Paspoortwet;

Besluit:

Artikel I

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. De grootte van de te bevestigen foto is 3 bij 4 cm. Het gezicht van de aanvrager dient recht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond te zijn gefotografeerd en in de breedte ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen. Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. Indien in dat geval het hoofd wordt bedekt, moet het gezicht wel zichtbaar blijven.

B

Na artikel 101 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 101A

In afwijking van artikel 71, derde lid, worden de in artikel 71, eerste lid, bedoelde gegevens, voorzover zij betrekking hebben op reisdocumenten die zijn verstrekt tussen 1 januari 1990 en 1 januari 1992, bewaard tot 1 januari 2003.

Artikel II

De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. De grootte van de te bevestigen foto is 3 bij 4 cm. Het gezicht van de aanvrager dient recht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond te zijn gefotografeerd en in de breedte ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen. Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. Indien in dat geval het hoofd wordt bedekt, moet het gezicht wel zichtbaar blijven.

B

Na artikel 106 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 106A

In afwijking van artikel 77, derde lid, worden de in artikel 77, eerste lid, bedoelde gegevens, voorzover zij betrekking hebben op reisdocumenten die zijn verstrekt tussen 1 januari 1990 en 1 januari 1992, bewaard tot 1 januari 2003.

C

Bijlage E van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 wordt als volgt gewijzigd:

1. Van de lijst van buitenlandse posten worden geschrapt:

a. Yaoundé;

b. Melbourne.

2. Aan de lijst van buitenlandse posten wordt toegevoegd: Guangzhou.

Artikel III

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. De grootte van de te bevestigen foto is 3 bij 4 cm. Het gezicht van de aanvrager dient recht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond te zijn gefotografeerd en in de breedte ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen. Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. Indien in dat geval het hoofd wordt bedekt, moet het gezicht wel zichtbaar blijven.

B

Na artikel 94 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 94A

In afwijking van artikel 65, derde lid, worden de in artikel 65, eerste lid, bedoelde gegevens, voorzover zij betrekking hebben op reisdocumenten die zijn verstrekt tussen 1 januari 1990 en 1 januari 1992, bewaard tot 1 januari 2003.

Artikel IV

De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 1995 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 15, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. De grootte van de te bevestigen foto is 3 bij 4 cm. Het gezicht van de aanvrager dient recht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond te zijn gefotografeerd en in de breedte ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen . Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. Indien in dat geval het hoofd wordt bedekt, moet het gezicht wel zichtbaar blijven.

Artikel V

Bij de aanvraag overlegde pasfoto's die voldoen aan de eisen van respectievelijk artikel 15 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995, artikel 15, eerste en tweede lid van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995, artikel 15 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba 1995 en artikel 15 van de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 1995, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling, worden tot 1 september 2001 nog geaccepteerd.

Artikel VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 en werkt terug tot 31 december 1999, voorzover het betreft artikel II, onderdeel C, eerste lid, onder a, tot 26 november 1999, voorzover het betreft artikel II, onderdeel C, eerste lid, onder b en tot 1 juni 1999, voorzover het betreft artikel II, onderdeel C, tweede lid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant, de Curaçaosche Courant en het Afkondigingsblad van Aruba worden geplaatst.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,R.H.L.M. van Boxtel.

Toelichting

Vanaf 1 januari a.s. geldt als nieuwe hoofdregel in het gewijzigde artikel 15 van de verschillende paspoortuitvoeringsregelingen, dat op de pasfoto het gezicht van de aanvrager recht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond dient te zijn gefotografeerd. De wijziging hangt samen met internationale ontwikkelingen met betrekking tot eisen waaraan reisdocumenten dienen te voldoen, zoals deze in het kader van de ICAO worden vastgesteld. Ter ondersteuning van de autoriteiten die een aanvraag voor een reisdocument in ontvangst nemen is een gewijzigde, zogenaamde fotomatrix ontwikkeld, aan de hand waarvan mede kan worden beoordeeld of een aangeboden pasfoto aan de nieuwe criteria voldoet. Om alle betrokkenen, dat wil zeggen burgers, pasfotografen en paspoortverstrekkende autoriteiten de gelegenheid te geven zich op de gewijzigde situatie in te stellen, voorziet artikel V van deze regeling in een overgangsperiode. De overgangsbepaling houdt in dat tot 1 september 2001 nog foto's kunnen worden geaccepteerd die schuin van voren zijn genomen en ook overigens voldoen aan de eisen zoals deze gelden in artikel 15 van de verschillende paspoortuitvoeringsregelingen, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling. In de nieuwe generatie reisdocumenten worden uitsluitend nog pasfoto's opgenomen, die recht van voren zijn gefotografeerd.

In verband met de invoering van artikel V, tweede lid, van de rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (kamerstukken I 1999/2000, 25 891 (R1609), nr. 201) op 1 februari 2001, moeten de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995, Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 en Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba 1995, gewijzigd worden. Een persoon, die op grond van artikel 15, aanhef en onder c van de `oude' Rijkswet zijn Nederlanderschap van rechtswege heeft verloren, zal na 1 februari geacht worden zijn Nederlanderschap niet te hebben verloren, indien hij kan aantonen dat hem na 1 januari 1990 een Nederlands reisdocument is verstrekt. De te bewaren gegevens zullen daarbij als bewijs kunnen dienen. Onder de `oude' Rijkswet verloren zij namelijk hun Nederlanderschap indien zij na hun meerderjarigheid tien jaar ononderbroken hadden gewoond in het land waarin zij geboren zijn en waarvan zij de nationaliteit bezitten. Deze regel is ingevoerd per 1 januari 1985 en een groot aantal personen is sinds 1 januari 1995 het Nederlanderschap kwijtgeraakt. Op grond van artikel V, tweede lid, van de `nieuwe' Rijkswet, zal een groot aantal personen geacht worden in het bezit te zijn gebleven van het Nederlanderschap. Voorwaarde hiervoor is dan wel dat het paspoort is verstrekt vóór het tijdstip waarop de Nederlandse nationaliteit is verloren. Op de dag waarop het paspoort of bewijs van Nederlanderschap is verstrekt, begint een nieuwe verliestermijn van tien jaar te lopen. Deze verliestermijn vangt niet eerder aan dan op 1 januari 1992. De verlenging van de bewaartermijn van gegevens uit de reisdocumentenadministratie heeft dan ook betrekking op reisdocumenten die zijn verstrekt tussen 1 januari 1990 en 1 januari 1992. Deze gegevens mogen niet na de gebruikelijke elf jaar vernietigd worden, maar dienen bewaard te blijven tot 1 januari 2003.

In bijlage E van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 worden twee buitenlandse posten geschrapt als paspoortbevoegde autoriteit en een nieuwe post toegevoegd. Aangezien deze wijzigingen in de bevoegdheid van de buitenlandse posten op verschillende tijdstippen voor de inwerkingtreding van deze regeling hebben plaatsgevonden, voorziet artikel VI in een bepaling, waardoor aan de desbetreffende wijzigingen in de bevoegdheid terugwerkende kracht wordt verleend.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

Naar boven