Metalektro

Hoger Personeel 2000/2002

Verbindendverklaring CAO-bepalingen;

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HOGER PERSONEEL IN DE METALEKTRO

AI Nr. 9466

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie en de stichting Raad van Overleg in de Metaal en Elektrotechnische Industrie (CESMETEL ROM) namens de Vereniging FME-CWM, vereniging van ondernemingen in de metaal, kunststof, elektronica en elektrotechnische industrie en aanverwante sectoren als partij te ener zijde mede namens de VHP Metalktro, de FNV Bondgenoten, de CNV Bedrijvenbond en de Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Hoger Personeel in de Metalektro, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek door de Koninklijke KPN N.V., door de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), alsmede door de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat deze bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:

Koninklijke KPN N.V. deelt mede dat KPN Telecom per 1 oktober 2000 een bedrijfsonderdeel heeft afgesplitst en ondergebracht in een aparte juridische eenheid met de naam KPN Netwerk Bouw B.V., die een rechtsgeldige CAO heeft. De Koninklijke KPN N.V. vraagt derhalve dispensatie van het besluit tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de CAO Metalektro Hoger Personeel voor KPN Netwerk Bouw.

De NBBU is de werkgeversorganisatie voor uitzendondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Sinds 1994 heeft NBBU een rechtsgeldige CAO en vraagt dispensatie van het besluit tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de CAO Metalektro Hoger Personeel voor de leden die onder de werkingssfeer van de NBBU-CAO vallen.

De KLM en UTC verzoeken de Minister dispensatie van dit besluit tot algemeen verbindendverklaring te verlenen aan een door hen op te richten, in Nederland zetelende onderneming (Newco), een en ander voor het geval dat die nieuw op te richten onderneming gebonden zal zijn aan een andere rechtsgeldige CAO.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen AVV wordt aan werkgevers die gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO dispensatie verleend van dit AVV-besluit.

Voor wat betreft de bedenkingen van KLM en UTC hebben partijen bij de CAO's Metalektro te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat deze nieuw op te richten onderneming gedurende de looptijd van die betreffende rechtsgeldige ondernemings-CAO wordt uitgezonderd.

Overwegende tenslotte

dat de artikelen 5 en 5a van de CAO Metalektro Hoger Personeel ondernemingen de mogelijkheden bieden om bij eigen aparte CAO tussentijds en ook in voor werknemers ongunstige zin af te kunnen wijken van een aantal – nog expliciet door CAO-partijen te benoemen – bepalingen in de CAO Metalektro Hoger Personeel. Dit onder de voorwaarde dat die eigen aparte CAO uitsluitend kan worden aangegaan met de vakverenigingen die betrokken zijn bij de CAO Metalektro Hoger Personeel. AVV van dit vereiste verdraagt zich niet met fundamentele arbeidsnormen, te weten het recht op de vrijheid van organisatie en het recht op onderhandelingsvrijheid. Dit bezwaar is aan CAO-partijen bekendgemaakt. Daarop zijn de artikelen 5 en 5a door CAO-partijen buiten het onderhavige AVV-verzoek gelaten. Tussen SZW en de Vereniging FME-CWM is vastgesteld dat dit impliceert dat ook voor de direct aan de CAO Metalektro Hoger Personeel gebonden werkgevers deze CAO-artikelen en de daarin voorziene afwijkingsmogelijkheid tot een dode letter zijn geworden, waarvan gedurende de periode dat dit avv-besluit van kracht is geen gebruik kan worden gemaakt.

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2002 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Hoger personeel in de Metalektro, alsmede de daarbij behorende statuten van de Stichting Kinderopvang Metaal- en Elektrotechnische Industrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV, V, VI, VII, VIII en IX is bepaald:

Artikel 1.1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „werknemer": degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten;

  • 2. „werkgever": de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;

  • 5. „Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie": de Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te 's-Gravenhage.

  • De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen.

  • 6. „Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering": het totaal van het loon als omschreven in de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering 1997, met dien verstande dat de in artikel 11.1 van de CAO voor het hoger personeel in de Metalektro bedoelde WAO- en NWW-uitkeringen die via de werkgever worden betaald, alsmede de in genoemd artikel bedoelde aanvullingen hiertoe niet worden gerekend.

Artikel 1.2 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten door werkgevers in de Metalektro, met hun medewerkers, die een functie vervullen boven het niveau van de in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro opgenomen functies.

  • 2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op de bestuurders van de onderneming en de functionarissen, die rechtstreeks bij het bepalen van het ondernemingsbeleid zijn betrokken.

  • 3. Tot de Metalektro worden, behoudens het hierna in lid 4 en 5 bepaalde, geacht te behoren ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende tenminste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 6 t/m 15 en 17, werkzaamheden worden verricht en waarin:

    • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • 1e. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder o.m. te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubels, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

      • 2e. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten,installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar compo-nenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schake-len, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken met uitzondering van het vervaardigen van radio-apparaten;

      • 3e. het staalblazen en/of zandstralen;

      • 4e. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • 5e. het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

    • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden gebruiks- en verbruikstoestel-len voor sterk- en zwakstroominstallaties worden gewikkeld of hersteld (elektro-technisch wikkel- en reparateursbedrijf).

    • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

    • echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:

      • werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel die niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

      • én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt geldt alsdan dat de onderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoerings-instelling dan wel het Lisv als zodanig is vastgesteld;

      • én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;

      • én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;

    • eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) die vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999–2003;

    • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen

    • en/of een of meer van de in lid 5 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

  • Onder „vervaardigen" dient te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 4. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 3, tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven wordt/worden uitgeoefend:

    • a. het walsen van staal;

    • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

    • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 5. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 4 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB)) van toepassing is.

  • 6. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot de Metalektro, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 7 bepaalde, geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 7. De in lid 6 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 6 genoemde perioden.

  • 8. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 3 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 9. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 6 en 8 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 6 en 8 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 10. Indien een onderneming als bedoeld in lid 8 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalnijverheid wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 11. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 12 bepaalde, geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 12. De in lid 11 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 11 genoemde perioden.

  • 13. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 4 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op voorgenoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Electrotechnische Industrie) had moeten plaats-vinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 14. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 11 en 13 bedoeld wordt voor de toepassing van het in lid 11 en 13 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 15. Indien een onderneming als bedoeld in lid 13 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 16. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 6 t/m 15 gestelde regelen.

  • 17. Deze overeenkomst is niet van toepassing op Holland Repair and Services B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius en Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp alsmede op Lucent Technologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum, alsmede Belden Wire and Cable B.V. te Venlo en Saronix B.V. te Doetinchem, Nedtrain B.V. te Utrecht.

Artikel 2 Sollicitatie

De werkgever en degenen die bij de sollicitatieprocedure zijn betrokken zijn verplicht ten aanzien van een sollicitatie, indien en voor zover de sollicitant zulks verzoekt, geheimhouding te betrachten.

Artikel 3 Bevestiging van aanstelling

  • 1. De gesloten arbeidsovereenkomst wordt tussen partijen schriftelijk vastgelegd. In deze schriftelijke bevestiging worden in ieder geval vermeld:

    • a. de datum van ingang van het dienstverband;

    • b. indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de duur van de overeenkomst;

    • c. de functie, dan wel een omschrijving van de belangrijkste te verrichten werkzaam-heden;

    • d. de plaats of plaatsen waar de arbeid wordt verricht;

    • e. de overeengekomen beloning, zowel de periodieke als eventuele éénmalige of bijzondere beloningselementen;

    • f. de salarisgroep, alsmede de plaats van betrokkene daarin, voorzover een ondernemingssalarissysteem van toepassing is;

    • g. de vakantierechten: hierbij is ten minste van toepassing het gestelde in de artikelen 5.3, 5.4 en 5.6 van de CAO in de Metalektro;

    • i. de financiële regeling die bij arbeidsongeschiktheid zal gelden;

    • j. de bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werkgever resp. werknemer ten minste in acht te nemen opzegtermijn;

    • k. een eventueel overeengekomen bijdrage van de werkgever in de ziektekosten-verzekering en eventuele overeengekomen onkostenvergoedingen;

  • 2. Wijzigingen zullen eveneens schriftelijk worden bevestigd.

  • 3. Het geheel van de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en werknemer overeengekomen en genoemd in dit artikel dient ten minste gelijkwaardig te zijn aan het betreffende pakket arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de onderneming op wie de CAO in de Metalektro van toepassing is.

Artikel 4 Gunstiger en andere bepalingen/Flexibilisering

  • 1. De werkgever kan in voor werknemers gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.

  • 2. De werkgever kan niet in voor werknemers ongunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.

  • 3. De werkgever zal in zijn onderneming geldende arbeidsvoorwaarden, die voor alle of één of meer groepen van werknemers in gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken, niet in ongunstige zin wijzigen dan na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad en de v.v..1

  • 4. De werkgever die om belangrijke redenen zoals de continuïteit van de onderneming en/of de daarmee verband houdende werkgelegenheid in zijn onderneming voor alle of één of meer groepen van werknemers wenst af te wijken van het gestelde in lid 2 van dit artikel, kan daartoe overgaan indien daarover op ondernemingsniveau overeenstemming is bereikt met v.v. en w.v..1

  • Het resultaat van het overleg dient te worden gemeld aan de ROM.

  • De aldus vastgestelde regeling treedt voorzover nodig in de plaats van de betreffende CAO-bepalingen.

  • De werkgever stelt de betrokken werknemers schriftelijk in kennis van de gesloten overeenkomst, van de bepalingen van deze CAO waarop de afwijking betrekking heeft, van de ingangsdatum, welke na de kennisgeving moet zijn gelegen, en van de duur van de overeenkomst.

  • 5. De op basis van dit artikel van een vorige CAO overeengekomen regeling(en) blijft resp. blijven van kracht, ook na wijziging(en) van de CAO bepaling(en) waarvan bij die regeling(en) is afgeweken, zulks met inachtneming van de bij die regeling(en) overeengekomen looptijd.

Artikel 6 Opzegging

  • 1. Opzegging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst geschiedt schriftelijk met inachtneming van artikel 7: 672 van het B.W., zodanig dat het dienst-verband eindigt aan het einde van de kalendermaand.

  • 2. Bij het bereiken door de werknemer van de pensioengerechtigde leeftijd eindigt de dienstbetrekking zonder dat opzegging nodig is.

Artikel 8 Salarissen

  • 1. Indien en voor zover in de periode voor 31 oktober 1977, aan de werknemers periodieke verhogingen op grond van leeftijd en dienstjaren, dan wel op grond van persoonlijke beoordeling zijn toegekend, zullen deze verhogingen ook nà 31 oktober 1977 worden toegekend indien het toekennen van deze verhogingen geacht kan worden onderdeel uit te maken van het in artikel 3 genoemde arbeidsvoorwaardenpakket.

  • 2. Per 1 september 2000 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 3,8%.

  • 3. In verband met de afschaffing van de overhevelingstoeslag op 1 januari 2001 worden per die datum de reguliere loonbestanddelen in de zin van de Wet op de loonbelasting, waaronder de feitelijke salarissen, verhoogd met 1,9% met een maximum van f 1.746,– (€ 792,30) per jaar.

  • 4. Per 1 oktober 2001 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 3,45%.

Artikel 9 Andere inkomstenbestanddelen

Indien en voorzover in de periode vóór 31 december 1984 aan de werknemer een vakantietoeslag is toegekend, zal deze vakantietoeslag ook nà 31 december 1984 worden toegekend. De vakantietoeslag wordt verdiend in de periode van 1 juli t/m 30 juni en bedraagt 8% op jaarbasis.

De uitvoering van deze bepaling kan nimmer leiden tot verhoging van aanspraken van de werknemer.

Artikel 10 Ziektekostenverzekering

  • 1. De werkgever vergoedt aan de werknemer die op grond van het salaris dat hij bij de werkgever verdient niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten onder voorwaarden die ten minste voldoen aan het hieronder aangegeven standaardpakket, 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaardziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse.

  • Aan de werknemer die om andere redenen niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten, vergoedt de werkgever 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaardziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse met een maximumbedrag overeenkomend met het werkgeversdeel in de ziekenfondspremie dat hij over het salaris van de werknemer verschuldigd zou zijn.

  • Wanneer in een onderneming een collectieve ziektekostenverzekering bestaat wordt deze vergoeding slechts toegekend indien de werknemer daaraan deelneemt. Deze beperking geldt niet voor de werknemer die buiten zijn schuld niet aan deze verzekering deelneemt.

  • 2. De werkgever vergoedt tevens aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde werknemers 50% van de door de werknemers te betalen bijdrage, die voortkomt uit de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden (MOOZ), alsmede 50% van de bijdrage „pooling voorheen vrijwillig verzekerden", die voortvloeit uit de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ).

  • 3. Onder standaardziektekostenverzekering wordt verstaan:

  • verzekering van de werknemer en zijn gezin, omvattende de kosten van:

    • verpleging tijdens het verblijf van langer dan 24 uur in een ziekenhuis, sanatorium of psychiatrische inrichting, alsmede de tijdens dat verblijf verschuldigde kosten van de klinische (operatieve en niet-operatieve) specialistische hulp en de z.g. bijkomende kosten;

    • ziekenvervoer naar en van een ziekenhuis, sanatorium of psychiatrische inrichting;

    • ambulante (niet-klinische of poliklinische) specialistische hulp en de tijdens deze specialistische behandeling verschuldigde bijkomende kosten;

    • kunst- en hulpmiddelen,

  • een en ander onder de gebruikelijke door de ziektekostenverzekeraars gestelde voorwaarden en met de door hen gebruikelijk gestelde maxima, beperkingen en uitbreidingen.

Overgangsbepalingen

  • a. Indien reeds een afzonderlijke tegemoetkoming wordt gegeven voor het dragen van ziektekosten in verband met de omstandigheid dat de werknemer niet is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet, dan kan deze tegemoetkoming in mindering worden gebracht op de vergoeding genoemd in lid 1.

  • c. Aan de werknemer aan wie de werkgever op op grond van de CAO 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaard – ziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse vergoedde, verstrekt de werkgever ook vanaf 2000 deze vergoeding. Indien en zodra deze werknemer echter, vanaf 2000, in de situatie komt te verkeren dat hij om andere redenen dan op grond van het salaris dat hij bij de werkgever verdient, niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten, is het gestelde in de laatste twee volzinnen van lid 1 op hem van toepassing.

Artikel 11 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een Ziektewet-uitkering een aanvulling op het wettelijk verplichte loon te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 100% van het volledige Ziektewet-dagloon. Onder Ziektewet-dagloon wordt in dit kader verstaan het Ziektewet-dagloon, voor zover nodig, vermeerderd met het spaarloon.

  • Indien de periode gedurende welke de loondoorbetaling verplicht is, langer duurt dan 52 weken tengevolge van te late aangifte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, vervalt de aanvullingsverplichting indien en voorzover de te late melding door de werknemer is veroorzaakt.

  • 2. Over de eerste twee dagen waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden betaald en geen aanvulling te worden verstrekt, en na die dagen behoeft geen aanvulling op de wettelijk verplichte loondoorbetaling te worden verstrekt indien:

    • de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

    • de werknemer is opgenomen in een gevangenis of werkinrichting.

  • 3. Over de eerste dag waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden doorbetaald en geen aanvulling te worden verstrekt in de gevallen en op de voorwaarden als is omschreven in de regeling ter voorkoming van misbruik welke in de onderneming reeds bestaat of na met de ondernemingsraad bereikte overeenstemming door de werkgever wordt vastgesteld.

  • 4. De werkgever zal geen gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid met de werknemer overeen te komen bij ziekmelding een vakantiedag af te boeken.

  • 5. De werkgever is gerechtigd, zo nodig in afwijking van het gestelde in de leden 1 t/m 4 van dit artikel, sancties op te leggen aan de werknemer die de controlevoorschriften overtreedt die zijn neergelegd in een ondernemingsregeling waarin is geregeld hoe de werk-nemer dient te handelen bij ziekte. De sancties dienen in de regeling te zijn opgenomen.

  • Deze ondernemingsregeling zal in overleg met de ondernemingsraad worden vastgesteld.

  • 6. Voorts is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedurende één jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70%, zullen, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel, de volgens de vorige volzinnen berekende aanvullingen evenredig lager zijn.

  • 7. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70% dan wel er geen WAO-uitkeringen worden ontvangen en de werknemer (daarnaast) WW-uitkeringen ontvangt, is de werkgever verplicht aan de werknemer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedurende één jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen en de WW-uitkeringen tezamen te verstrekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Op de WW-uitkeringen toegepaste kortingen kunnen op de aanvullingen in mindering worden gebracht.

  • 8. Tevens is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer die nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt arbeidsongeschikt is geworden – te rekenen vanaf 1 september 1990 – en die direct voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag de laatste 7 jaar als werknemer in de Metalektro werkzaam is geweest en die niet aan de SUM-regeling deelneemt, na het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken.

  • De aanvullingen bedragen 10% van de bruto grondslag die op grond van het SUM-reglement wordt gehanteerd voor de berekening van de netto SUM-uitkering. Voorzover van toepassing wordt de bruto grondslag vermeerderd met de in het jaar direct voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op grond van regelmatige ploegendienst ontvangen ploegentoeslagen alsmede met de op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag voor de werknemer geldende toeslag op basis van het Systeem Arbeidsomstandigheden (SAO).

  • Het netto bedrag van de aanvullingen op de WAO-uitkeringen zal echter tezamen met de netto WAO-uitkeringen niet hoger zijn dan de netto SUM-uitkering die de werknemer zou hebben gekregen op grond van artikel 5 lid 1 en voor zover van toepassing lid 2 van het SUM-reglement als hij op dat moment aan de SUM-regeling zou hebben deelgenomen. De werkgever is verplicht de aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken zolang de volledige uitkeringen krachtens de WAO ter zake van arbeidsongeschiktheid worden verleend. Deze verplichting blijft bestaan indien het dienstverband met de werknemer eindigt.

  • De verplichting aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken geldt niet voor de werkgever die op enige wijze in een ten minste gelijkwaardige aanvulling voor de werknemer voorziet.

  • 9. De werkgever is in het kader van zijn goed werkgeverschap gehouden een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer zo mogelijk passend werk aan te bieden. Indien de werkgever geen passend werk beschikbaar heeft, deelt hij dat schriftelijk aan de werknemer mee.

  • 10. De werkgever is verplicht aan de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer die passende of eigen, aangepaste, werkzaamheden bij de werkgever hervat, gedurende maximaal twee jaren te rekenen vanaf de datum van werkhervatting, aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken. Deze aanvullingen op de WAO-uitkeringen zijn zodanig dat ze tezamen met het salaris, eventuele andere aanvullingen en/of uitkeringen en de WAO-uitkeringen, een netto bedrag opleveren dat gelijk is aan het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende die periode 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen.

  • Voor de werknemer die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt worden de aanvullingen verminderd met het bedrag waarop de werknemer recht had kunnen hebben, indien hij een risicoverzekering had gesloten welke bij volledige arbeidsongeschiktheid een aanvulling geeft op de WAO-uitkeringen tot 70% van het WAO-dagloon.

  • 11. Het in de leden 1, 6, 7 en 10 bedoelde Ziektewet-dagloon wordt gewijzigd met de in de Metalektro van toepassing zijnde algemene salariswijzigingen.

  • 12. De werkgever zal de werknemer de mogelijkheid bieden een risicoverzekering aan te gaan welke een aanvulling geeft op de WAO-uitkeringen tot 70% van het WAO-dagloon. Partijen hebben hiertoe een voorziening voor de bedrijfstak ingesteld. Deze bestaat uit een mantelovereenkomst tussen de ROM en een vijftal verzekeraars. Werkgevers die vallen onder de werkingssfeer van deze CAO kunnen op grond van de mantelovereenkomst op algemeen geldende voorwaarden de risicoverzekering aangaan ten behoeve van de deelnemende werknemers. De voorwaarden liggen ter inzage bij de ROM. De werkgever kan een eigen voorziening treffen nadat hierover overleg is geweest met de v.v.

  • De meerpremie die boven de gemiddelde bedrijfstakpremie moet worden betaald vanwege het hogere risico van de onderneming, is voor 75% voor rekening van de werkgever.

  • De gemiddelde bedrijfstakpremie is voor 2000 bepaald op 1,75% van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis (2000: f 82.275,–; € 37.334,77) en het wettelijk minimum maandloon op jaarbasis (in 2000: f 31.186,–; € 14.151,59).

  • Voor 2001 en 2002 wordt uitgegaan van een gemiddelde bedrijfstakpremie die door deskundigen, door partijen te benoemen, wordt vastgesteld aan de hand van door de verzekeraar(s) aan te leveren relevante gegevens.

  • De meerpremie is het gedeelte van de voor de onderneming geldende premie, uitgedrukt in procenten van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis en het wettelijk minimum maandloon op jaarbasis, dat de voor het betreffende kalenderjaar bepaalde gemiddeld bedrijfstakpremie te boven gaat.

Artikel 12 Overlijdensuitkering

De nagelaten betrekkingen van een werknemer hebben recht op een overlijdensuitkering overeenkomstig het gestelde in artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat deze, voorzover nodig in afwijking van artikel 7:674 B.W., gaat over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond. Deze uitkering, die wordt betaald in een bedrag ineens, komt ten laste van de werkgever voorzover zij niet wordt gedaan door een uitvoeringsorgaan van de Ziektewet respectievelijk WAO.

Artikel 13 Nevenbedingen

Indien tussen werkgever en werknemer een concurrentiebeding en/of regeling inzake octrooi-, auteurs- of publicatierecht is overeengekomen, zal/zullen die regelingen tussen partijen schriftelijk worden vastgelegd.

ARBEIDSDUUR EN WERKTlJDEN

§ 1. Arbeidsduur

Artikel 14 Begrippen

  • 1.Bruto Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur (BSJA):

  • het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zater-dagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 8 uren.

  • 2.Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur (SJA):

  • het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, met de vakantiedagen als bedoeld in artikel 5.3 eerste en tweede volzin van de CAO in de Metalektro, en met de feestdagen als bedoeld in het 4e lid van dit artikel, voorzover deze feestdagen niet vallen op een zaterdag of zondag, en dit saldo vermenigvuldigd met 8 uren.

  • 3.Basis Jaarlijkse Arbeidsduur (BJA):

  • de Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur verminderd met het aantal vrije roosteruren als bedoeld in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel 2.2 van de CAO in de Metalektro.

  • 4.Feestdagen:

  • de feestdagen bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (30 april).

  • 5.Vrije roosteruren:

  • het aantal uren, gedurende welke de werknemer met inachtneming van artikel 2.9 van de CAO in de Metalektro aanspraak heeft op vrijstelling van dienst wegens arbeidsduurverkorting.

Artikel 15 BSJA/SJA/BJA/Vrije roosteruren

  • 1. De BSJA bedraagt in 2000: 2080 uur

    2001: 2088 uur

    2002: 2088 uur

  • 2. De SJA bedraagt in 2000: 1840 uur

    2001: 1832 uur

    2002: 1832 uur

  • 3. De BJA bedraagt in 2000: 1736 uur

    2001: 1728 uur

    2002: 1728 uur

  • 4. Bij voltijdarbeid bedraagt het aantal vrije roosteruren: 104 uren.

Artikel 16 Deeltijdarbeid

  • 1. De werknemer zal na overleg met de werkgever in de gelegenheid worden gesteld om in deeltijd te gaan werken. Een verzoek om in deeltijd te mogen gaan werken wordt schriftelijk vier maanden voor de beoogde ingangsdatum gedaan. De werknemer geeft daarbij de ingangsdatum op, het aantal uren dat hij minder wil gaan werken en de gewenste spreiding van de uren per week.

  • 2. De werkgever beslist schriftelijk op het verzoek van de werknemer. Hij kan het verzoek slechts afwijzen indien zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. De werkgever stelt de gewenste urenspreiding vast. Daarbij volgt hij de wens van de werknemer, tenzij hij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  • Indien de werkgever een maand voor de beoogde ingangsdatum niet op het verzoek heeft beslist, dan wordt het verzoek als ingewilligd beschouwd.

  • 3. De werknemer zal in overleg met de werkgever zo mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om in voltijd te gaan werken.

  • Ook het verzoek om in voltijd te mogen gaan werken wordt schriftelijk vier maan-den voor de beoogde ingangsdatum gedaan.

  • De werkgever dient schriftelijk gemotiveerd aan te geven waarom het werken in voltijd niet tot de mogelijkheden behoort.

  • 4. De werknemer kan eenmaal in de twee jaar een verzoek indienen om in deeltijd dan wel in voltijd te gaan werken.

Artikel 17 Wijziging van de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling

De werkgever die voornemens is de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling in die zin te wijzigen, dat die arbeidsduur wordt vermeerderd tot boven de 8,5 uur, pleegt over dit voorne-men overleg met de v.v..

§ 2. Werktijden

Artikel 18 Begrippen

  • 1.Dienstrooster:

  • het voor de werknemer vastgestelde rooster van werktijden en rusttijden, vrije roostertijden en vakantietijden.

  • 2.Vrije roostertijd:

  • de van dienst vrijgestelde uren, welke als vrije roosteruren voor de werknemer(s) binnen het dienstrooster door de werkgever worden aangewezen.

Artikel 19 Vaststelling van het dienstrooster

  • 1. De werkgever stelt na overleg met de werknemer het voor de werknemer geldende dienstrooster vast.

  • 2. Op jaarbasis zal het jaarrooster gericht zijn op een aantal te werken uren overeenkomstig de BJA.

  • 3. Tenminste 14 kalenderdagen voor het in werking treden of een met instemming van de ondernemingsraad vastgestelde daarvan afwijkende periode zal de werknemer van het voor hem geldende dienstrooster in kennis worden gesteld.

Artikel 20 Nadere regels inzake de vaststelling van het dienstrooster

Bij het opnieuw vaststellen van de begin- en eindtijden in de dienstroosters voor de dagdiensten op maandag tot en met vrijdag zal de werkgever in beginsel de aanvangstijd niet stellen voor 07.00 uur en de eindtijd niet na 19.00 uur.

Artikel 21 Vaststelling vrije roostertijden

  • 1. Bij een aantal te werken uren gelijk aan de BJA bedraagt het aantal roostervrije uren 104. Vrije roostertijd wordt verdiend in evenredigheid met de duur van het dienstverband gedurende het kalenderjaar.

  • 2. Bij deeltijdarbeid zal het aantal vrije roosteruren naar evenredigheid van het aantal door de werknemer te werken uren op kalenderjaarbasis ten opzichte van de BJA worden vastgesteld.

  • 3. De aanwijzing van de vrije roostertijd geschiedt in de vorm van halve diensten volgens het rooster.

  • 4. De werkgever maakt een globale planning van de roostervrije uren en maakt die na overleg met de ondernemingsraad aan de werknemers bekend.

  • 5. De werkgever stelt na overleg met de werknemer de voor de werknemer geldende vrije roosteruren vast.

  • 6. Tenminste 14 kalenderdagen voor het in werking treden of een met instemming van de ondernemingsraad vastgestelde daarvan afwijkende periode zal de werknemer van de voor hem geldende vrije roostertijd in kennis worden gesteld.

  • 7. De werkgever kan op grond van bedrijfseconomische, organisatorische en/of arbeidsmarkttechnische redenen afwijken van de vorm van halve diensten volgens het rooster.

  • 8. De werkgever mag na overleg met de ondernemingsraad 24 roostervrije uren, geldend voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk, aanwijzen. Voor het vaststellen van meer roostervrije uren voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk heeft de werkgever de instemming van de ondernemingsraad nodig.

  • 9. De instemming van de ondernemingsraad is vereist voor wijziging van de in de onderneming gebruikelijke vorm waarin de roostervrije uren worden aangewezen of de in de onderneming gebruikelijke verdeling van de roostervrije uren over het jaar, indien de wijziging de gehele onderneming of een afdeling betreft.

  • 10. In afwijking van de leden 6, 8 en 9 is de instemming van de ondernemingsraad niet vereist, indien werkzaamheden buiten eigen bedrijf moeten worden verricht en op de werkplek de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd als gevolg van een aldaar geldende regeling van collectief vrijaf. De werkgever zal in dat geval eerst de 24 roostervrije uren als bedoeld in lid 8 daarvoor gebruiken.

  • 11. Andere afwijkingen van de aanwijzing van vrije roostertijd in de vorm van halve diensten volgens het rooster dan als bedoeld in de leden 9 en 10 vinden plaats na overleg met betrokkene(n).

§ 3 Afwijkingen

Artikel 22 Tijdsparen

  • 1. De werknemer heeft het recht om in het kader van de mogelijkheid tot individueel sparen ten behoeve van vervroegd uittreden (SUM-nieuw en vroegpensioen), na overleg met de werkgever, maximaal 12 roostervrije dagdelen als bedoeld in artikel 2.9 lid 3 van de CAO in de Metalektro (6 roostervrije dagen) te kapitaliseren en aan te wenden voor de (vroeg-)pensioenvoorziening, een en ander conform de door het pensioenfonds en/of SVM vast te stellen regels.

  • 2. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover de werkgever conform artikel 2.9 lid 8 van de CAO in de Metalektro alle of méér dan 14 roostervrije dagdelen voor alle of nagenoeg alle werknemers, waaronder de werknemer, gezamenlijk, heeft aangewezen.

  • 3. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover de werkgever conform artikel 2.9 lid 9 van de CAO in de Metalektro alle of méér dan 14 roostervrije dagdelen voor de gehele onderneming of een afdeling, waaronder de werknemer, in een andere vorm dan bedoeld in artikel 2.9 lid 3 van de CAO in de Metalektro, aanwendt.

  • 4. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover, ondanks het gestelde in de leden 2 en 3, redelijkerwijs niet van de werkgever gevergd kan worden dat hij dat recht toekent.

    Indien de werkgever van oordeel is dat van hem redelijkerwijs niet gevergd kan worden, dat hij dat recht toekent, zal hij dat schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meedelen.

Artikel 23 Tijdspaarregeling

  • 1. In de onderneming kan in overleg tussen de v.v. en/of de ondernemingsraad en de werkgever een tijdspaarregeling worden ingesteld. Bronnen hiervoor zijn: vrije roostertijd, bovenwettelijke vakantiedagen en overwerk.

  • 2. Deelname aan de tijdspaarregeling is voor de werknemer vrijwillig met dien verstande dat de bepalingen in deze CAO met betrekking tot het vaststellen van roostervrije uren, vakantie en overwerk dan van toepassing blijven.

  • 3. Indien de werkgever overgaat tot het instellen van een tijdspaarregeling dient de werkgever zekerheid te stellen bijvoorbeeld door middel van het oprichten van een fonds en/of herverzekering.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 24 Bijzonder verzuim

  • 1. In het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur (BJA) wordt – met de gevolgen als geregeld in de volgende leden van dit artikel – als gewerkte uren beschouwd het aantal uren gedurende welke hij in afwijking van het voor hem vastgestelde dienstrooster niet heeft gewerkt, of, bij gebreke van een dienstrooster een aantal van 8 uren per werkdag, in geval van:

  • art. 25 – compenserende vrije roostertijd;

  • art. 5.4 5.6 CAO Metalektro – extra vakantie;

  • art. 28 – kort verzuim;

  • art. 30 – werkloosheid tijdens dienstverband;

  • art. 37 – bijzonder verlof;

  • art. 11 – arbeidsongeschiktheid.

  • 2. Eveneens worden in het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur (BJA) als gewerkte uren beschouwd de uren, die ingevolge het dienstrooster voor de werknemer reeds waren aangewezen als vakantie, indien hij gedurende deze uren arbeidsongeschikt is.

§ 5. Compensatieregeling

Artikel 25 Niet-genoten vrije roosteruren

  • 1. De werknemer heeft als vergoeding voor niet-genoten vrije roosteruren aanspraak op compenserende vrije uren op tijdstippen, waarop de bedrijfssituatie dit mogelijk maakt en waarop de werknemer ingevolge zijn dienstrooster zou hebben moeten werken. De vaststelling van de tijdstippen geschiedt na overleg met de werknemer door de werkgever.

  • Het verdient aanbeveling het compenserend vrijaf te realiseren binnen het kwartaal. De compensatie geschiedt in de vorm van ten minste halve diensten volgens het rooster.

  • 2. In overleg tussen de werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden vervangen door een uitbetaling van de niet-genoten vrije roosteruren.

  • Indien vanaf 1 juli 1986 de aanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel ontstaat als gevolg van structurele overschrijding van de BJA door de gehele onderneming of een afdeling, zal de vervanging als bedoeld in de vorige volzin slechts plaatsvinden na voorafgaand overleg met de v.v..

  • 3. Niet-genoten vrije roosteruren die aan het einde van het kalenderjaar niet zijn gecompenseerd in vrije tijd, noch zijn vergoed overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel, worden overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend, of in overleg met de werknemer wordt 50% van deze uren uitbetaald en het restant aan uren overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend.

Artikel 26 Vrije roostertijd

Bij het einde van de dienstbetrekking worden de te veel of te weinig genoten vrije roosteruren verrekend in tijd dan wel in geld.

Artikel 27 Christelijke Feestdagen en Nationale Feestdag

Op Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (30 april) wordt, voorzover deze dagen niet vallen op een roostervrije dag, vrijaf gegeven met behoud van salaris. Deze dagen komen niet in mindering op de vakantie.

Artikel 28 Kort verzuim

  • 1. Aan de werknemer, voor wie wegens bijzondere omstandigheden (kort) verzuim binnen de arbeidstijd noodzakelijk is, wordt dit toegestaan voor zover dit in de onderneming gebruikelijk is.

  • 2. Bij zodanig verzuim wordt het salaris doorbetaald in de hieronder opgenomen gevallen tot de daarbij vermelde duur:

  • a. over 4 dagen: bij overlijden van de levenspartner;

  • bij overlijden van een inwonend kind;

  • b. over 2 dagen: bij het huwelijk van de werknemer of

  • bij het aangaan van een notariële samenlevingsovereenkomst of

  • voor registratie van het partnerschap;

  • bij het overlijden van een niet inwonend kind;

  • bij het overlijden van een van de ouders;

  • c. over 1 dag: bij bevalling van de levenspartner;

  • bij adoptie van een kind;

  • bij 25- of 40-jarig huwelijk van de werknemer;

  • bij huwelijk van een kind;

  • bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van:

  • een van de grootouders van de werknemer of van de levenspartner;

  • een zuster en/of haar levenspartner;

  • een broer en/of zijn levenspartner;

  • één van de ouders van de levenspartner;

  • een zuster van de levenspartner;

  • een broer van de levenspartner;

  • de levenspartner van een kind;

  • een kleinkind;

  • bij keuring voor de militaire dienst;

  • d. over ten hoogste 1 dag in totaal per kalenderjaar: bij het huwelijk van een broer, zuster of kleinkind, professie van een kind, broer of zuster, priesterwijding van een kind of broer;

  • e. over een naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste 1 dag: bij de vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid opgelegde verplichting, welke persoonlijk moet worden nagekomen, voor zover hiervoor van de overheid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen; voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma, indien dit in het belang van het bedrijf is;

  • bij ondertrouw;

  • 3. Onder levenspartner als bedoeld in lid 2 wordt verstaan de echtgeno(o)t(e) dan wel hij of zij met wie de werknemer respectievelijk een kind van de werknemer een duurzame levensrelatie onderhoudt en die tevoren als zodanig bij de werkgever bekend is gemaakt door de werknemer.

  • 4. Over eventuele afwijking van de in lid 2 genoemde gevallen, bijvoorbeeld op grond van regionale of plaatselijke gebruiken, zal in de onderneming overleg worden gepleegd.

  • 5. Voor verzuim in verband met bezoek aan huisarts, tandarts, specialist of in verband met nabehandeling na ziekte, dient in de onderneming een regeling te worden getroffen.

Artikel 29 Verlof zonder behoud van salaris

De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van salaris over maximaal zes dagen.

De werknemer die deeltijdarbeid verricht heeft recht op verlof zonder behoud van salaris over een evenredig aantal dagen.

De werknemer kan het onbetaald verlof genieten na overleg met de werkgever.

Artikel 30 Uitkering bij werkloosheid tijdens dienstverband

  • 1. De toepassing van artikel 7:628 B.W. wordt beperkt tot één week. Gedurende deze tijd betaalt de werkgever het salaris.

  • 2. In geval van onderbreking van het werk op grond van de „Algemene Machtiging tot werktijdverkorting bij onwerkbaar weer of ongunstige waterstand" (Beschikking College van Rijksbemiddelaars d.d. 6 december 1945, Stcrt. 1945, nr. 129), geldt het in lid 1 bepaalde voor elke periode van werkonderbreking opnieuw.

  • 3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting blijft, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, artikel 7:628 B.W. geheel buiten toepassing en betaalt de werkgever derhalve geen salaris over de uren waarin geen arbeid is verricht.

  • 4. Wanneer de werknemer aanspraak heeft op uitkering krachtens de Werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in de voorgaande leden niet of niet meer verplicht is tot betaling van het salaris, zal de werkgever deze uitkering aanvullen tot het bedrag van het salaris.

  • 5. Aan werknemers op wie het bepaalde in lid 4 niet kan worden toegepast in verband met de voorwaarden gesteld bij of krachtens de artikelen 15 t/m 21 van de Werkloosheidswet, zal de werkgever in de gevallen als bedoeld in de leden 2 en 3 het salaris doorbetalen.

Artikel 31 Bescherming personeelsvertegenwoordigers

  • 1. De werknemer, die als vertegenwoordiger van het personeel is gekozen in een orgaan van de onderneming, zal van het uitoefenen van deze functie geen nadelige invloed ondervinden in zijn positie als werknemer.

Artikel 32 Fusie, reorganisatie, sluiting; inschakeling van organisatiebureaus

  • 1. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatie-bureau om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderne-ming, overleg plegen met de ondernemingsraad en de v.v. inlichten ingeval daarbij werknemers zijn betrokken.

  • De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg met de ondernemingsraad.

  • 2. De werkgever die overweegt een fusie aan te gaan zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.

    • a. In verband daarmede zal de werkgever zo spoedig mogelijk, mede gezien het hierna volgende, de v.v. inlichten over de overwogen maatregelen.

    • Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht.

    • In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.

    • b. Daarna zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen bespreken met de v.v., alsmede met de ondernemingsraad, teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden.

    • De werkgever zal de resultaten van dit beraad meedelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.

  • 3. De werkgever die overweegt een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of de personeelsbezetting ingrijpend te wijzigen zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.

    • a. Indien de werkgever verwacht dat bepaalde ontwikkelingen de omvang van de werkgelegenheid in de onderneming in ernstige mate in gevaar zullen brengen, zal hij de v.v. zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte brengen en voor een gesprek uitnodigen.

    • In dat gesprek zal de werkgever de v.v. inzicht verschaffen in aard en mogelijke consequenties van die ontwikkelingen.

    • Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht.

    • In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.

    • b. Vervolgens zal met de v.v. worden besproken welke voorgenomen maatregelen tot aanpassing van de personeelsbezetting binnen welk tijdsbestek dienen te worden getroffen, waarbij met medewerking van de betrokkenen wat betreft om-, her- en bijscholing, over- en, herplaatsing, er naar zal worden gestreefd om gedwongen ontslagen te voorkomen.

    • Hierbij zal o.m. worden gesproken over maatregelen die de herplaatsing hetzij binnen het bedrijf hetzij elders kunnen bevorderen en de wijze waarop e.e.a. zal plaatsvinden.

    • c. Voorts zal de werkgever de te treffen maatregelen bespreken met de ondernemingsraad teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden. De werkgever zal de resultaten van dit beraad mededelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.

  • 4. Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolgen voor de werknemers of een aantal werknemers zijn te verwachten zal de werkgever in overleg met de v.v. een sociaal plan opstellen waarin wordt aangegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.

  • In verband hiermede zal, indien de v.v. zulks verzoeken, hierbij tevens het inzicht van het betreffende RBA worden gevraagd inzake de plaatsbaarheid van de betrokken werknemers.

  • Ingeval te verwachten is dat daarbij beëindiging van het dienstverband zal plaatsvinden in een omvang die gevolgen heeft voor de plaatselijke arbeidsmarkt, zal in het overleg tussen de werkgever, de v.v. de vraag worden betrokken of het wenselijk is ter zake advies van de betreffende regionale raad voor de arbeidsmarkt te vragen.

Artikel 38 Niet in dienst zijnde werknemers

  • 1.

    • a. De werkgever draagt in zijn onderneming zonder voorafgaand overleg met de ondernemingsraad aan niet in dienst zijnde werknemers geen werkzaamheden op welke naar hun aard door werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht, noch direct noch indirect via (onder)aannemers.

    • b. Het algemeen beleid van de onderneming inzake het gebruik maken van niet in dienst zijnde werknemers zal ten minste tweemaal per jaar met de ondernemingsraad worden besproken.

    • c. Onder „niet in dienst zijnde werknemer" wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke persoon, die werkzaamheden verricht in de onderneming van een werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.

  • 2. De werkgever zal bij het in lid 1 sub a bedoelde overleg de ondernemingsraad informeren omtrent:

    • naam en adres van degene(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn dan wel van degene(n) die de niet in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt (stellen);

    • aard en geschatte duur van de werkzaamheden;

    • aantal, namen en leeftijden van de niet in dienst zijnde werknemers;

    • de arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers.

  • 4. Wanneer vaststaat dat het totaal van arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers gemiddeld per functie en leeftijd meer dan 10% ligt boven dan wel 10% beneden dat van de vergelijkbare eigen werknemers in dezelfde salarisgroep, zal de werkgever van deze niet in dienst zijnde werknemers geen gebruik maken resp. het gebruik beëindigen, tenzij in overleg met de v.v. dit verschil in arbeidsvoorwaarden tot ten hoogste 10% wordt teruggebracht. In alle gevallen dient het totaal van arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk te zijn aan het totaal van de arbeidsvoorwaarden van deze CAO.

  • Bij deze vergelijking van arbeidsvoorwaarden wordt ten aanzien van de niet in dienst zijnde werknemers uitgegaan van het totale inkomen uit deze arbeid, omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode. Onder dit totale inkomen worden alle, op geld waardeerbare elementen, hoe ook genaamd, begrepen.

  • Ten aanzien van de eigen werknemers wordt bij deze vergelijking uitgegaan van het gemiddelde salaris in de salarisgroep, zo nodig afzonderlijk berekend voor werknemers in vergelijkbare leeftijdscategorieën.

  • Hierbij wordt het jaarinkomen, waarin alle vaste toeslagen en/of vaste gratificaties worden begrepen, vastgesteld en omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode.

  • Onder arbeidsvoorwaarden worden mede begrepen:

    • a. vakantierechten;

    • b. vergoedingen voor reisuren, reiskosten, koffiegeld, e.d.;

    • c. andere vergoedingen en toeslagen;

    • d. het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de inhouding van premies voor sociale verzekeringen en pensioenvoorzieningen;

    • e. duidelijke, kwantificeerbare verstrekkingen aan de betrokken werknemers zoals kleding, schoeisel en gereedschap;

    • f. duidelijke, kwantificeerbare voorzieningen voor de betrokken werknemers zoals pensioenvoorziening en ziektekostenverzekering;

    • g. uitkeringen in het lopende jaar verband houdende met de winst, zodra de hoogte van de uitkering bekend is.

  • 5. Wanneer de werkgever in de ondernemingsraad aantoont dat sprake is van:

    • a. aanneming van werk, indien de werkzaamheden geschieden door personeel in dienst van de betreffende (onder)aannemer en waarbij

      • 1. de (onder)aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk;

      • 2. de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van de (onder)aannemer staan;

      • 3. de (onder)aannemer economisch risico loopt ten aanzien van prijs, kwaliteit of levertijd;

    • b. collegiaal uitlenen zonder winstoogmerk;

    • c. werkzaamheden door werknemers in dienst van de leverancier terzake van montage ingebruikstelling en onderhoud van een geleverd produkt;

    • d. een gemeenschappelijk door ondernemers in de Metalektro in stand gehouden arbeidsreserve zonder winstoogmerk, is het bepaalde in de leden 2, 3, 4 en 5 niet van toepassing.

  • In dit geval zal de werkgever de ondernemingsraad niettemin informeren omtrent:

    • naam en adres van degene(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn;

    • aard en geschatte duur van de werkzaamheden.

Artikel 41 Kinderopvang

  • 1. De werkgever is in het jaar 2000 en in het jaar 2001 aan de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) ingestelde Stichting Kinderopvang in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (SKM), waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst, een bijdrage verschuldigd van 0,3% van de in die jaren voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering. De heffingen zijn bestemd voor de realisatie van het ROM project Kinderopvang (zie bijlage C).

  • 2. De werkgever is verplicht op de in lid 1 bedoelde bijdragen een door de SKM vast te stellen voorschot te betalen:

    • in het jaar 2000 vóór een door de SKM vast te stellen datum, doch uiterlijk op 31 december. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2001.

    • in het jaar 2001 uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente.

  • 4. De werkgever is verplicht aan de SKM gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot)bijdrage(n) noodzakelijk is, te verstrekken.

BIJLAGE C

(artikel 41 van de CAO hoger personeel)

REGELING BIJDRAGE KINDEROPVANG

  • 1. Toepassing van de regeling

  • De regeling is van toepassing op de werknemer in dienst van een onderneming die valt onder de werkingssfeer van de CAO in de Metalektro alsmede op diegenen die in opleiding zijn in het kader van O+A werkgelegenheidsprojecten die ten behoeve van hun kind(eren) in de leeftijd van 0-4 jaar en 4 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool, gebruik willen maken van een kindplaats. Dit kan gerealiseerd worden door middel van één van de volgende vormen van kinderopvang:

    • dagopvang: opvang van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gedurende hele en/of halve dagen in een daartoe erkend kindercentrum;

    • buitenschoolse opvang: opvang van kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool. Buitenschoolse opvang betekent de opvang voor en na de basisschooltijden;

    • gastouderopvang: opvang van kinderen van 0 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool. Gastouderopvang betekent kinderopvang in de gezinssituatie van de gastouder, waarbij de plaatsing tot stand komt via een gastouderbureau.

  • 2. Uitvoering

  • Deze regeling wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) ingestelde Stichting Kinderopvang in de Metaalen Elektrotechnische Industrie (SKM). De uitvoering is feitelijk opgedragen aan de Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen (SUK) te Utrecht.

  • 3. Inhoud van de regeling

  • Via de SUK zal aan werknemers, die in aanmerking willen komen voor één van de genoemde vormen van kinderopvang, een kindplaats worden aangeboden waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de werknemer.

  • 4. Kosten van de regeling

  • De kosten van de regeling komen voor rekening van de SKM. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de regeling is een ouderbijdrage verschuldigd. De SUK zal de ouderbijdrage innen. De ouderbijdrage wordt vastgesteld conform de door de SUK voorgestelde en SKM vastgestelde tabel. De hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de ouders/verzorgers, het aantal kinderen op het kinderdagverblijf en het aantal dagdelen/uren dat het/de kind(eren) het dagverblijf bezoek(t)(en) of via een gastouderproject opvang geniet(en).

  • 5. Aanspraken

  • De aanvraag voor een kindplaats kan worden ingediend , met dien verstande dat de kindplaats ook voor of op deze datum feitelijk in gebruik moet zijn genomen èn de SUK een volledig ingevuld en ondertekend inschrijfformulier van de ouder heeft ontvangen. De kosten van een kindplaats worden niet met terugwerkende kracht vergoed. De regeling gaat in op 1 oktober 2000.

  • 6. Kostendeling

  • De SKM streeft naar een financiering van de regeling kinderopvang met toepassing van kostendeling van de niet door de ouderbijdrage gedekte kosten. Indien bij de werkgever van de partner eveneens een regeling kinderopvang van kracht is, zal deze werkgever gevraagd worden om medewerking te verlenen aan kostendeling van de niet door de ouderbijdrage gedekte kosten.

  • 7. Instelling voor kinderopvang

  • De SUK sluit alleen contracten met kinderdagverblijven/-centra met een gemeen-telijke vergunning.

  • 8. Einde regeling

  • Ingeval via de SKM aan degene genoemd onder lid 1, een kindplaats ter beschikking is gesteld, dan eindigt deze op het tijdstip waarop het kind 4 jaar wordt of op het tijdstip dat het kind het laatste jaar van de basisschool heeft voltooid.

  • Het recht op een kindplaats eindigt voorts:

    • aan het einde van de periode waarvoor de kinderopvang is aangevraagd;

    • op het moment waarop er geen gebruik meer wordt gemaakt van kinderopvang;

    • wanneer door de aanvrager niet meer wordt voldaan aan het gestelde onder lid 1.

  • 9. Aanvraagprocedure

  • Een aanvraag dient te worden ingediend bij de SUK, Maliebaan 87, 3581 CG Utrecht, tel. 030-2323100. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van de door de SUK te verstrekken formulieren.

  • 10. Onvoorziene gevallen

  • In onvoorziene gevallen beslist de Stichting Kinderopvang in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 11. Overige

  • De Stichting zal éénmaal per 12 maanden controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door middel van een verklaring. De Stichting behoudt zich het recht voor ingeval van niet-naleving van de gestelde voorwaarden de ten onrechte verstrekte vergoedingen terug te vorderen, verhoogd met wettelijke rente.

BIJLAGE I STATUTEN STICHTING KINDEROPVANG IN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Kinderopvang in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 2. Zij heeft haar zetel te 's-Gravenhage.

Artikel 2 Doel

De stichting heeft ten doel: het realiseren van kinderopvang voor werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, door het aankopen van kindplaatsen bij erkende kinderdagverblijven, dan wel gastouderprojecten.

Bijlage C van de Metalektro CAO 2000–2002 regelt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de stichting geldmiddelen voor dit doel verstrekt.

Artikel 3 Financiële middelen

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

  • a. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie worden verstrekt ingevolge het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst (voor het hoger personeel) in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie;

  • b. inkomsten uit het vermogen van de stichting;

  • c. eventuele andere baten.

    De beschikbare gelden van de stichting worden belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, ondermeer door kortlopende depositorekeningen bij solide Nederlandse bankinstellingen.

Artikel 4 Secretariaat en administratie

De stichting draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder de uitvoering van de bestuursbesluiten, de inning van de in artikel 3 onder a. bedoelde bijdragen, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan de stichting Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie (Cesmetel), gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: „Cesmetel".

De verantwoordelijkheid voor de door Cesmetel uit te voeren bovenvermelde taken berust bij de stichting.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee leden, te weten één werkgeverslid en één werknemerslid.

  • 2. De leden van het bestuur worden benoemd door de stichting Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: „ROM".

  • De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voordracht, op te maken voor elke te vervullen plaats.

  • De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een bestuurslid de voordracht op, te weten:

    • voor het werkgeverslid: door de Vereniging FME-CWM, gevestigd te Zoetermeer;

    • voor het werknemerslid: door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam, namens de vakverenigingen in de ROM.

  • De betreffende vereniging zal de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen een maand nadat deze vereniging hiertoe schriftelijk door de ROM is uitgenodigd.

  • 3. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op verzoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. overlijden;

    • b. het nemen van ontslag;

    • c. onder curatelestelling of faillissement;

    • d. ontslag als bedoeld in lid 3.

Artikel 6

  • 1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door het lid benoemd op voordracht van de Vereniging FME-CWM, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door een lid benoemd op voordracht van de werknemersorganisaties en zo telkenjare afwisselend.

  • 2. De door Cesmetel voor de uitvoering van de secretariële en administratieve werkzaamheden ter beschikking gestelde functionarissen maken geen deel uit van het bestuur van de stichting.

  • 3. Cesmetel kent één van de in lid 2 bedoelde functionarissen de titel secretaris van de stichting toe, die als zodanig toegang heeft tot bestuursvergaderingen en daarin een adviserende stem heeft.

  • 4. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het bestuur verleent aan Cesmetel volmacht om in het kader van de haar opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.

Artikel 7 Vergaderingen

Het bestuur vergadert zo dikwijls een bestuurslid dit gewenst acht.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan alleen besluiten nemen indien beide bestuursleden aanwezig zijn.

  • Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.

  • 2. Bestuursbesluiten worden genomen met algemene stemmen.

  • 3. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door – de ROM.

Artikel 9 Financiën

  • 1. Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met éénendertig december daaraanvolgend.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt.

  • Cesmetel laat dit jaarverslag controleren door een onafhankelijke externe accountant of accountantadministratieconsulent met certificeringsbevoegdheid en legt dit jaarverslag aan het bestuur ter goedkeuring voor.

  • 3. De Raad van Toezicht van Cesmetel verleent de opdracht tot controle van het jaarverslag aan de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 5. De vastgestelde jaarstukken en het verslag van het bestuur omtrent het gevoerde beleid zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie ten kantore van de Stichting en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 10 Begroting

  • 1. Het bestuur van de stichting zal voor de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst periode een begroting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voordat de ROM de begroting heeft goedgekeurd.

  • 2. De vastgestelde begroting zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie ten kantore van de Stichting ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 3. De begroting vormt de basis van het door het bestuur voor de betreffende periode te voeren beleid.

  • Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.

Artikel 11 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen na verkregen goedkeuring van de ROM.

  • 3. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.

Artikel 12 Ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen na verkregen goedkeuring van de ROM.

  • 2. Wanneer tot ontbinding is besloten treedt het laatste bestuur als liquidateur op.

  • 3. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo.

  • Een dergelijk saldo zal zoveel mogelijk worden aangewend binnen het doel van de stichting.

Artikel 13

In alle gevallen waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op de Stichting Metalektro Oost voor zover het betreft de artikelen 30 en 11 lid 1.

V. Dit besluit tot algemeen verbindend verklaring is niet van toepassing op werknemers van KPN Netwerk Bouw B.V.

VI. Dit besluit tot algemeen verbindend verklaring is niet van toepassing op leden van de NBBU-CAO voor Uitzendkrachten, indien althans hun lidmaatschap reeds vóór de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen

VII. Voor het geval dat de door de KLM en UTC op te richten onderneming (Newco) gebonden zal zijn aan een rechtsgeldige eigen ondernemings-CAO, is dit besluit gedurende de looptijd van die CAO niet van toepassing op die onderneming.

VIII. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.

IX. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 15 december 2000

C.J. Meerhof.


XNoot
1

Bedoeld wordt: partijen bij de CAO.

Naar boven