Metalektro

Verbindendverklaring CAO-bepalingen;

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST IN DE METALEKTRO

AI Nr. 9465

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie namens de Vereniging FME-CWM, vereniging van ondernemingen in de metaal-, kunststof-, elektronica- en elektrotechnische industrie en aanverwante sectoren als partij te ener zijde mede namens FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek door de Koninklijke KPN N.V., door de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), alsmede door de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat deze bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:

Koninklijke KPN N.V. deelt mede dat KPN Telecom per 1 oktober 2000 een bedrijfsonderdeel heeft afgesplitst en ondergebracht in een aparte juridische eenheid met de naam KPN Netwerk Bouw B.V., die een rechtsgeldige CAO heeft. De Koninklijke KPN N.V. vraagt derhalve dispensatie van de algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de CAO Metalektro voor KPN Netwerk Bouw.

De NBBU is de werkgeversorganisatie voor uitzendondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Sinds 1994 heeft NBBU een rechtsgeldige CAO en vraagt dispensatie van de algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de CAO Metalektro voor de leden die onder de werkingssfeer van de NBBU-CAO vallen.

De KLM en UTC verzoeken de Minister dispensatie van dit besluit tot algemeen verbindendverklaring te verlenen aan een door hen op te richten, in Nederland zetelende onderneming (Newco), een en ander voor het geval dat die nieuw op te richten onderneming gebonden zal zijn aan een andere rechtsgeldige CAO.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen AVV wordt aan werkgevers die gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO dispensatie verleend van dit AVV-besluit.

Voor wat betreft de bedenkingen van KLM en UTC hebben partijen bij de CAO's Metalektro te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat deze nieuw op te richten onderneming gedurende de looptijd van die betreffende rechtsgeldige ondernemings-CAO wordt uitgezonderd.

Overwegende tenslotte

dat de artikelen 1.5 en 1.6 van de CAO Metalektro ondernemingen de mogelijkheden bieden om bij eigen aparte CAO tussentijds en ook in voor werknemers ongunstige zin af te kunnen wijken van een aantal – nog expliciet door CAO-partijen te benoemen – bepalingen in de CAO Metalektro. Dit onder de voorwaarde dat die eigen aparte CAO uitsluitend kan worden aangegaan met de vakverenigingen die betrokken zijn bij de CAO Metalektro. AVV van dit vereiste verdraagt zich niet met fundamentele arbeidsnormen, te weten het recht op de vrijheid van organisatie en het recht op onderhandelingsvrijheid. Dit bezwaar is aan CAO-partijen bekendgemaakt. Daarop zijn de artikelen 1.5 en 1.6 door CAO-partijen buiten het onderhavige AVV-verzoek gelaten. Tussen SZW en de Vereniging FME-CWM is vastgesteld dat dit impliceert dat ook voor de direct aan de CAO Metalektro gebonden werkgevers deze CAO-artikelen en de daarin voorziene afwijkingsmogelijkheid tot een dode letter zijn geworden, waarvan gedurende de periode dat dit AVV-besluit van kracht is geen gebruik kan worden gemaakt.

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2002 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro alsmede de daarbij behorende statuten en reglement van de Stichting Kinderopvang zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV, V, VI, VII, VIII en IX is bepaald:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „werknemer": degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten, dan wel, al dan niet als thuiswerker, – anders dan in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep – in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht;

  • 2. „werkgever": de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;

  • 5. „Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie": de Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) gevestigd te 's-Gravenhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen;

  • 6. „Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering": het totaal van het loon als omschreven in de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering 1997, met dien verstande dat de in artikel 6.5 van de CAO in de Metalektro bedoelde WAO- en NWW-uitkeringen die via de werkgever worden betaald, alsmede de in genoemd artikel bedoelde aanvullingen hiertoe niet worden gerekend.

Artikel 1.2 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro.

  • 2. De werkgever zie artikel 1.1.

  • 3. De werknemer zie artikel 1.1.

  • 4. Tot de Metalektro worden, behoudens het hierna in lid 5 en 6 bepaalde, geacht te behoren ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende tenminste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 7 t/m 16 en 18, werkzaamheden worden verricht en waarin:

    • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • 1e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder o.m. te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubels, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

      • 2e het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken met uitzondering van het vervaardigen van radio-apparaten;

      • 3e het staalblazen en/of zandstralen;

      • 4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

    • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties worden gewikkeld of hersteld (elektro-technisch wikkel- en reparateursbedrijf).

    • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

    • echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:

      • werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van been/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel die niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

      • én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt geldt alsdan dat de onderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het Lisv als zodanig is vastgesteld;

      • én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;

      • én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) die vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999 – 2003;

    • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen

    • en/of een of meer van de in lid 5 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

  • Onder „vervaardigen" dient te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 5. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 4, tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven wordt/worden uitgeoefend:

    • a. het walsen van staal;

    • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

    • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 6. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 5 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.

  • 7. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot de Metalektro, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 8 bepaalde, geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 8. De in lid 7 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 7 genoemde perioden.

  • 9. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 4 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 10. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 7 en 9 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 7 en 9 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 11. Indien een onderneming als bedoeld in lid 9 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalnijverheid wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 12. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 13 bepaalde, geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 13. De in lid 12 bedoelde onderneming wordt geacht te behoren tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 12 genoemde perioden.

  • 14. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 4 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op voorgenoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 15. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 12 en 14 bedoeld wordt voor de toepassing van het in lid 12 en 14 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 16. Indien een onderneming als bedoeld in lid 14 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 17. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 7 t/m 16 gestelde regelen.

  • 18. Deze overeenkomst is niet van toepassing op Holland Repair and Services B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius en Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp alsmede op Lucent Technologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum, alsmede Belden Wire and Cable B.V. te Venlo en Saronix B.V. te Doetinchem, Nedtrain B.V. te Utrecht.

Artikel 1.3 Bijzondere bepalingen werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is gedeeltelijk van toepassing op arbeidsovereenkomsten met werknemers wier dienstverband met zich meebrengt dat werkdagen van afwisselende duur worden gemaakt, zoals b.v. conciërges, loopjongens, chauffeurs van personenauto's. Ten aanzien van deze werknemers zijn niet van toepassing hoofdstuk 2 en artikel 4.14. Op handelsreizigers zijn niet van toepassing de hoofdstukken 2, 4 en 8.

  • 2. De in het voorgaande lid uitgezonderde arbeidsvoorwaarden van aldaar bedoelde werknemers kunnen op initiatief van de v.v. of de betrokken werkgever ondernemingsgewijs worden geregeld met de v.v. en de w.v..1

  • Wanneer dit overleg betrekking heeft op arbeidsvoorwaarden van handelsreizigers, treden de v.v. daarbij tevens op namens de in het Landelijk Contactorgaan van vakorganisaties voor Handelsvertegenwoordigers (L.C.H.) vertegenwoordigde werknemersorganisaties.

  • 3. De artikelen 1 t/m 9 van hoofdstuk 4 alsmede artikel 5.12 lid 2 en artikel 10.9 lid 4 van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten door werkgevers met hun werknemers wanneer:

    • de werkgever in overeenstemming met de v.v. en de w.v.1 is overgegaan tot de toepassing van het Integraal Systeem van Functiewaardering en het Systeem van Arbeidsomstandigheden of gelijkwaardige systemen;

    • de werkgever van deze overeenstemming schriftelijk mededeling heeft gedaan aan de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • In dat geval is van toepassing de Aanvullende Collectieve Arbeidsovereenkomst in de Metalektro en dient daar waar in artikelen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst in de Metalektro het begrip „salaris" of een afgeleide daarvan wordt gehanteerd, dit begrip te worden vervangen door „functiesalaris" of een afgeleide daarvan.

  • 4. Deze overeenkomst is van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten met de werknemers in de lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metalektro, met dien verstande dat de arbeidsvoorwaarden voor die categorieën van werknemers, die grafische vakarbeid verrichten, alsmede voor die werknemers, op wie sedert 1 januari 1962 de CAO voor het Grafische Bedrijf in Nederland wat betreft de mantelbepalingen en bijlage C – thans Grafimedia CAO – werd toegepast, zullen zijn overeenkomstig het bepaalde in die CAO.

  • 5. Deze overeenkomst is evenwel niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten met werknemers die een functie vervullen boven het niveau van de in deze overeenkomst opgenomen salarisgroepen.

Artikel 1.4 Gunstiger en andere bepalingen/Flexibilisering

  • 1. De werkgever kan in voor werknemers gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.

  • 2. De werkgever kan niet in voor werknemers ongunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.

  • 3. De werkgever zal in zijn onderneming geldende arbeidsvoorwaarden, die voor alle of één of meer groepen van werknemers in gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken, niet in ongunstige zin wijzigen dan na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad en de v.v..1

  • 4. De werkgever die om belangrijke redenen zoals de continuïteit van de onderneming en/of de daarmee verband houdende werkgelegenheid in zijn onderneming voor alle of één of meer groepen van werknemers wenst af te wijken van het gestelde in lid 2 van dit artikel, kan daartoe overgaan indien daarover op ondernemingsniveau overeenstemming is bereikt met v.v. en w.v..1

  • Het resultaat van het overleg dient te worden gemeld aan de ROM.

  • De aldus vastgestelde regeling treedt voorzover nodig in de plaats van de betreffende CAO-bepalingen.

  • De werkgever stelt de betrokken werknemers schriftelijk in kennis van de gesloten overeenkomst, van de bepalingen van deze CAO waarop de afwijking betrekking heeft, van de ingangsdatum, welke na de kennisgeving moet zijn gelegen, en van de duur van de overeenkomst.

  • 5. De op basis van dit artikel van een vorige CAO overeengekomen regeling(en) blijft resp. blijven van kracht, ook na wijziging(en) van de CAO bepaling(en) waarvan bij die regeling(en) is afgeweken, zulks met inachtneming van de bij die regeling(en) overeengekomen looptijd.

HOOFDSTUK 2 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN

§ 1. Arbeidsduur

Artikel 2.1 Begrippen

  • 1.Bruto Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur (BSJA):

  • het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 8 uren.

  • 2.Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur (SJA):

  • het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, met de vakantiedagen als bedoeld in artikel 5.3 eerste en tweede volzin van deze CAO, en met de feestdagen als bedoeld in het 4e lid van dit artikel, voorzover deze feestdagen niet vallen op een zaterdag of zondag, en dit saldo vermenigvuldigd met 8 uren.

  • 3.Basis Jaarlijkse Arbeidsduur (BJA):

  • de Standaard Jaarlijkse Arbeidsduur verminderd met het aantal vrije roosteruren als bedoeld in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel 2.2 van deze CAO.

  • 4.Feestdagen:

  • de feestdagen bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (30 april).

  • 5.Vrije roosteruren:

  • het aantal uren, gedurende welke de werknemer met inachtneming van artikel 2.9 van deze CAO aanspraak heeft op vrijstelling van dienst wegens arbeidsduurverkorting.

  • 6.Voltijdarbeid:

  • een/het aantal te werken uren (op kalenderjaarbasis) gelijk aan de BJA.

  • 7.Deeltijdarbeid:

  • een/het aantal te werken uren (op kalenderjaarbasis) minder dan de BJA.

Artikel 2.2 BSJA/SJA/BJA/Vrije roosteruren

1.De BSJA bedraagt in2000:2080 uur
  2001:2088 uur
  2002:2088 uur
    
2.De SJA bedraagt in2000:1840 uur
  2001:1832 uur
  2002:1832 uur
    
3.De BJA bedraagt in2000:1736 uur
  2001:1728 uur
  2002:1728 uur
4.Bij voltijdarbeid bedraagt het aantal vrije roosteruren: 104 uren. 

Artikel 2.3 Deeltijdarbeid

  • 1. De werknemer zal na overleg met de werkgever in de gelegenheid worden gesteld om in deeltijd te gaan werken. Een verzoek om in deeltijd te mogen gaan werken wordt schriftelijk vier maanden voor de beoogde ingangsdatum gedaan. De werknemer geeft daarbij de ingangsdatum op, het aantal uren dat hij minder wil gaan werken en de gewenste spreiding van de uren per week.

  • 2. De werkgever beslist schriftelijk op het verzoek van de werknemer. Hij kan het verzoek slechts afwijzen indien zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. De werkgever stelt de gewenste urenspreiding vast. Daarbij volgt hij de wens van de werknemer, tenzij hij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  • Indien de werkgever een maand voor de beoogde ingangsdatum niet op het verzoek heeft beslist, dan wordt het verzoek als ingewilligd beschouwd.

  • 3. De werknemer zal in overleg met de werkgever zo mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om in voltijd te gaan werken.

  • Ook het verzoek om in voltijd te mogen gaan werken wordt schriftelijk vier maanden voor de beoogde ingangsdatum gedaan.

  • De werkgever dient schriftelijk gemotiveerd aan te geven waarom het werken in voltijd niet tot de mogelijkheden behoort.

  • 4. De werknemer kan eenmaal in de twee jaar een verzoek indienen om in deeltijd dan wel in voltijd te gaan werken.

Artikel 2.4 Meeruren bij deeltijdarbeid

  • 1. Indien de werknemer die deeltijdarbeid verricht, in opdracht van de werkgever werkt boven het aantal uren volgens de met hem overeengekomen basis jaarlijkse arbeidsduur, verdient hij over die extra gewerkte uren tot aan het aantal uren volgens de BJA, naar evenredigheid vakantie en vrije roostertijd.

  • 2. In overleg tussen werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer op deze extra vakantie en vrije roostertijd geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een aanspraak van de werknemer op vergoeding in geld.

  • 3. Tevens verleent de werkgever de werknemer vakantietoeslag ter hoogte van 8% van de uurverdienste over de in lid 1 bedoelde extra gewerkte uren.

  • 4. Ook is de werkgever verplicht een bedrag ter grootte van het werkgeversaandeel van de pensioenpremie (ouderdoms- en vroegpensioen) over de in lid 1 bedoelde extra gewerkte uren aan de werknemer ter beschikking te stellen.

Artikel 2.5 Wijziging van de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling

De werkgever die voornemens is de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling in die zin te wijzigen, dat die arbeidsduur wordt vermeerderd tot boven de 8,5 uur, pleegt over dit voornemen overleg met de v.v..

§ 2. Werktijden

Artikel 2.6 Begrippen

  • 1.Dienstrooster:

  • het voor de werknemer vastgestelde rooster van werktijden en rusttijden, vrije roostertijden en vakantietijden. De vaststelling van de vakantietijden geschiedt met inachtneming van artikel 5.9 van deze CAO.

  • 2.Normale werkdag:

  • de ingevolge het vastgestelde rooster door de werknemer op een kalenderdag te werken tijden.

  • 3.Meeruren:

  • de gewerkte uren die de werknemer in opdracht van de werkgever heeft gewerkt boven het aantal uren volgens de basis jaarlijkse arbeidsduur.

  • 4.Overuren:

  • de gewerkte uren die de werknemer in opdracht van de werkgever heeft gewerkt:

    • boven het aantal te werken uren volgens dagrooster voorzover het aantal gewerkte uren het aantal van 8 te boven gaat;

    • op feestdagen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 of op roostervrije zaterdagen en zondagen.

  • De zon- en feestdagen worden geacht te duren van middernacht tot middernacht.

  • 5.Afwijkende werktijd:

  • een andere werktijd op een kalenderdag dan de werktijd welke voor de betreffende werknemers als normale werkdag is vastgesteld maar waarbij het aantal uren volgens rooster van die dag niet wordt overschreden.

  • 6.Vrije roostertijd:

  • de van dienst vrijgestelde uren, welke als vrije roosteruren voor de werknemers binnen het dienstrooster door de werkgever worden aangewezen.

Artikel 2.7 Vaststelling van het dienstrooster

  • 1. De werkgever stelt na overleg met de werknemer het voor de werknemer geldende dienstrooster vast.

  • 2. Op jaarbasis zal het jaarrooster gericht zijn op een aantal te werken uren overeenkomstig de BJA.

  • 3. Tenminste 14 kalenderdagen voor het in werking treden of een met instemming van de ondernemingsraad vastgestelde daarvan afwijkende periode zal de werknemer van het voor hem geldende dienstrooster in kennis worden gesteld.

Artikel 2.8 Nadere regels inzake de vaststelling van het dienstrooster

  • 1. Bij de vaststelling van het dienstrooster en bij het opdragen van bijzondere werkzaamheden zal zoveel mogelijk het werken op zaterdag en zondag alsmede op de in artikel 2.1 lid 4 genoemde feestdagen worden vermeden.

  • Ten aanzien van de werknemer in ploegendienst is aan het in voorgaande volzin bepaalde voldaan, indien hij gedurende een etmaal dat tenminste over 18 achtereenvolgende uren samenvalt met de feestdag, geen arbeid heeft verricht.

  • 2. Bij het opnieuw vaststellen van de begin- en eindtijden in de dienstroosters voor de dagdiensten op maandag tot en met vrijdag zal de werkgever in beginsel de aanvangstijd niet stellen voor 07.00 uur en de eindtijd niet na 19.00 uur.

Artikel 2.9 Vaststelling vrije roostertijd

  • 1. Bij voltijdarbeid bedraagt het aantal roostervrije uren 104. Vrije roostertijd wordt verdiend in evenredigheid met de duur van het dienstverband gedurende het kalenderjaar.

  • 2. Bij deeltijdarbeid zal het aantal vrije roosteruren naar evenredigheid van het aantal door de werknemer te werken uren op kalenderjaarbasis ten opzichte van de BJA worden vastgesteld.

  • 3. De aanwijzing van de vrije roostertijd geschiedt in de vorm van halve diensten volgens het rooster.

  • 4. De werkgever maakt een globale planning van de roostervrije uren en maakt die na overleg met de ondernemingsraad aan de werknemers bekend.

  • 5. De werkgever stelt na overleg met de werknemer de voor de werknemer geldende vrije roosteruren vast.

  • 6. Tenminste 14 kalenderdagen voor het in werking treden of een met instemming van de ondernemingsraad vastgestelde daarvan afwijkende periode zal de werknemer van de voor hem geldende vrije roostertijd in kennis worden gesteld.

  • 7. De werkgever kan op grond van bedrijfseconomische, organisatorische en/of arbeidsmarkttechnische redenen afwijken van de vorm van halve diensten volgens het rooster.

  • 8. De werkgever mag na overleg met de ondernemingsraad 24 roostervrije uren, geldend voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk, aanwijzen. Voor het vaststellen van meer roostervrije uren voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk heeft de werkgever de instemming van de ondernemingsraad nodig.

  • 9. De instemming van de ondernemingsraad is vereist voor wijziging van de in de onderneming gebruikelijke vorm waarin de roostervrije uren worden aangewezen of de in de onderneming gebruikelijke verdeling van de roostervrije uren over het jaar, indien de wijziging de gehele onderneming of een afdeling betreft.

  • 10. In afwijking van de leden 6, 8 en 9 is de instemming van de ondernemingsraad niet vereist, indien werkzaamheden buiten eigen bedrijf moeten worden verricht en op de werkplek de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd als gevolg van een aldaar geldende regeling van collectief vrijaf. De werkgever zal in dat geval eerst de 24 roostervrije uren als bedoeld in lid 8 daarvoor gebruiken.

  • 11. Andere afwijkingen van de aanwijzing van vrije roostertijd in de vorm van halve diensten volgens het rooster dan als bedoeld in de leden 9 en 10 vinden plaats na overleg met betrokkene(n).

Artikel 2.10 Overlegprocedure bij overwerk

  • 1. De werkgever zal tijdig de v.v. en w.v.1inlichten wanneer hij overwerk wil laten verrichten:

    • a. voor een langere periode dan 6 maanden;

    • b. voor een langere periode dan 4 weken voor meer dan 45 uur per week;

    • c. voor een nieuwe periode waardoor tezamen met reeds te verrichten overwerk aaneengesloten overwerkperiode voor de betreffende groep(en) werknemers ontstaat als onder a. en b. bedoeld;

    • d. op achtereenvolgende zondagen.

  • 2. De werkgever pleegt over het overwerk overleg met de ondernemingsraad indien deze daartoe de wens te kennen geeft.

  • 3. Indien de werkgever opdracht heeft gegeven tot overwerk, geeft hij hiervan – zo mogelijk voor de aanvang van het betreffende overwerk – kennis aan de ondernemingsraad.

  • 4. Wanneer de werkgever, voorzover nodig, de in de voorgaande leden geregelde procedures in acht heeft genomen, is de werknemer van 18 jaar of ouder gehouden het overwerk te verrichten.

  • Deze verplichting geldt niet voor:

    • werknemers met een dienstverband met een kortere wekelijkse arbeidsduur dan die van werknemers in vergelijkbare functies;

    • werknemers van 55 jaar of ouder;

    • de werknemer die een beroep doet op zijn gezondheid. Bij verschil van mening dient, zo mogelijk met inschakeling van de bedrijfsarts, een medische verklaring te worden overgelegd.

  • 5. Indien overwerk op zondagen of op de in artikel 2.1 lid 4 genoemde christelijke feestdagen noodzakelijk is, houdt de werkgever bij het aanwijzen van werknemers daarvoor ernstig rekening met hun consciëntie.

Artikel 2.11 Overlegprocedure bij ploegendienst

  • 1. De werkgever stelt voor de gehele onderneming of één of meer afdelingen geen ploegendienst in dan nadat de v.v. daarmee hebben ingestemd.

  • Onder ploegendienst wordt verstaan het verrichten van arbeid in een systeem waarin de werktijden van twee of meer groepen werknemers op elkaar aansluiten of uitsluitend ten behoeve van het overdragen van de werkzaamheden elkaar in geringe mate overlappen. Hierbij zal door de betrokken werknemer in regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks) gedurende een langere termijn van dienst worden gewisseld.

  • 2. Indien een ploegendienst met inachtneming van het vorenstaande wordt ingesteld, is de werknemer gehouden in ploegen te werken.

  • Deze verplichting geldt niet voor:

    • de werknemer van 55 jaar of ouder die in de onderneming sinds zijn 50e verjaardag niet meer in ploegen heeft gewerkt;

    • de werknemer die een beroep doet op zijn gezondheid. Bij verschil van mening dient, zo mogelijk met inschakeling van de bedrijfsarts, een medische verklaring te worden overgelegd.

Artikel 2.12 Consignatiedienst

  • 1. De werkgever stelt geen consignatiedienst in dan nadat hij hiervoor in overleg met de v.v. of de ondernemingsraad een regeling heeft getroffen.

  • 2. De bepalingen uit de CAO inzake overwerk en meeruren zijn van toepassing.

  • 3. In de consignatieregeling dienen afspraken gemaakt te worden over vergoeding voor reiskosten en telefoonkosten en over de vergoeding per etmaal.

  • 4. Tevens zal in de regeling een afspraak worden gemaakt over de te hanteren rusttijd indien een werknemer in consignatie heeft moeten werken in de uren gelegen tussen 0.00 uur en 5.00 uur.

  • 5. De werkgever die al een consignatiedienst heeft ingesteld, zonder een regeling te hebben getroffen, dient vóór 1 januari 2001 in overleg met de v.v. of de ondernemingsraad een regeling te treffen die aan de voorwaarden van de leden 3 en 4 voldoet.

§ 3. Afwijkingen

Artikel 2.13 Tijdsparen

  • 1. De werknemer heeft het recht om in het kader van de mogelijkheid tot individueel sparen ten behoeve van vervroegd uittreden (SUM-nieuw en vroegpensioen), na overleg met de werkgever, maximaal 12 roostervrije dagdelen als bedoeld in artikel 2.9 lid 3 (6 roostervrije dagen) te kapitaliseren en aan te wenden voor de (vroeg-) pensioenvoorziening, een en ander conform de door het pensioenfonds en/of SVM vast te stellen regels.

  • 2. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover de werkgever conform artikel 2.9 lid 8 alle of méér dan 14 roostervrije dagdelen voor alle of nagenoeg alle werknemers, waaronder de werknemer, gezamenlijk, heeft aangewezen.

  • 3. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover de werkgever conform artikel 2.9 lid 9 alle of méér dan 14 roostervrije dagdelen voor de gehele onderneming of een afdeling, waaronder de werknemer, in een andere vorm dan bedoeld in artikel 2.9 lid 3, aanwendt.

  • 4. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voorzover, ondanks het gestelde in de leden 2 en 3, redelijkerwijs niet van de werkgever gevergd kan worden dat hij dat recht toekent.

  • Indien de werkgever van oordeel is dat van hem redelijkerwijs niet gevergd kan worden, dat hij dat recht toekent, zal hij dat schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meedelen.

Artikel 2.14 Tijdspaarregeling

  • 1. In de onderneming kan in overleg tussen de v.v. en/of de ondernemingsraad en de werkgever een tijdspaarregeling worden ingesteld. Bronnen hiervoor zijn: vrije roostertijd, bovenwettelijke vakantiedagen en overwerk.

  • 2. Deelname aan de tijdspaarregeling is voor de werknemer vrijwillig met dien verstande dat de bepalingen in deze CAO met betrekking tot het vaststellen van roostervrije uren, vakantie en overwerk dan van toepassing blijven.

  • 3. Indien de werkgever overgaat tot het instellen van een tijdspaarregeling dient de werkgever zekerheid te stellen bijvoorbeeld door middel van het oprichten van een fonds en/of herverzekering.

HOOFDSTUK 3 BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND

Artikel 3.1 Bevestiging van proeftijd en aanstelling

  • 1. Indien bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst een proeftijd is overeengekomen wordt deze schriftelijk vastgelegd op straffe van nietigheid.

  • 2. De werkgever verstrekt aan de werknemer uiterlijk binnen een maand na de aanvang van de werkzaamheden, een schriftelijke bevestiging van de aanstelling.

  • 3. In de schriftelijke bevestiging worden in ieder geval vermeld:

    • a. de datum van ingang van het dienstverband;

    • b. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de duur van de overeenkomst;

    • c. de arbeidsduur, het aantal vrije roosteruren en het aantal vakantiedagen;

    • d. de functie;

    • e. de salarisgroep c.q. werkklasse;

    • f. het toegekende aantal functiejaren;

    • g. de nevencode;

    • h. de maand-, resp. periode- of weekverdienste;

  • Wijzigingen zullen eveneens schriftelijk worden bevestigd.

  • 4. Voor oproepkrachten geldt, voorzover niet in afwijking van hoofdstuk 7 van het B.W. met name artikel 7: 610 a en b, artikel 7: 628 en artikel 7: 628 a, de regeling zoals hieronder is aangegeven.

    • a. In de schriftelijke bevestiging van de aanstelling met een oproepkracht wordt eveneens vermeld het minimum (gemiddelde) aantal arbeidsuren per bepaalde betalingsperiode, in dier voege dat per bepaalde betalingsperiode een minimum aantal arbeidsuren wordt overeengekomen waarvoor de werkgever, met inachtneming van het sub b gestelde, vergoeding van de uurverdienste is verschuldigd.

    • b. Indien in een bepaalde betalingsperiode gedurende minder uren arbeid is verricht dan het overeengekomen minimum aantal arbeidsuren, kunnen de niet gewerkte maar wel vergoede uren binnen drie maanden na afloop van de betreffende betalingsperiode alsnog als te werken uren worden aangewezen zonder dat de werkgever hiervoor vergoeding is verschuldigd.

    • c. Wijzigingen zullen eveneens schriftelijk worden bevestigd.

Artikel 3.2 Opzegging

  • 1. Opzegging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst geschiedt schriftelijk met inachtneming van artikel 7: 672 van het B.W., zodanig dat het dienstverband eindigt aan het einde van de kalendermaand.

  • 2. Bij het bereiken door de werknemer van de pensioengerechtigde leeftijd eindigt de dienstbetrekking zonder dat opzegging nodig is.

Artikel 3.3 Te veel genoten vakantie

In geval de dienstbetrekking wordt beëindigd op verzoek van de werknemer en in geval de dienstbetrekking eindigt wegens een voor de werkgever dringende reden, kan de werkgever te veel genoten vakantie verrekenen met het salaris.

Artikel 3.4 Nog niet genoten vakantie

  • 1. Voor de werknemer, die de dienst verlaat, kan de hem nog toekomende vakantie voor het einde van de dienstbetrekking alsnog worden vastgesteld.

  • 2. Indien van deze mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft de werknemer aanspraak op een uitkering in geld tot een bedrag van zijn salaris over een tijdvak gelijk aan de hem nog toekomende vakantie.

  • 3. De werkgever verstrekt de werknemer een verklaring vermeldende het aantal vakantiedagenren waarop het bedrag, bedoeld in lid 2, betrekking heeft alsmede de omvang van het verlof zonder behoud van salaris dat de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking nog niet heeft genoten.

Artikel 3.5 Beëindiging dienstverband

De krachtens artikel 7: 635, leden 1, 2 en 3 B.W. verkregen aanspraken vervallen indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de onderbroken arbeid is hervat. Dit zal echter niet het geval zijn, indien beëindiging van het dienstverband plaats heeft om medische redenen.

Artikel 3.6 Vrije roostertijd

Bij het einde van de dienstbetrekking worden de te veel of te weinig genoten vrije roosteruren verrekend in tijd dan wel in geld.

HOOFDSTUK 4 SALARISBEPALINGEN

Artikel 4.1 Salarisgroepen; functielijst

  • 1. Elke functie die in de onderneming wordt uitgeoefend wordt ingedeeld in een salarisgroep. Er zijn 11 salarisgroepen.

  • 2. De indeling van de functies geschiedt aan de hand van de functielijst, welke met toelichting deel uitmaakt van deze overeenkomst.1

  • 3. Indien en voorzover de werkgever bij de indeling van functies gebruik wil maken van een systeem van functieclassificatie dat afwijkt van de systemen waarop de functielijst is gebaseerd, kan dit slechts geschieden in overleg met de w.v. en de v.v..1Hetzelfde geldt bij wijziging van het toegepaste systeem of invoering van een nieuw systeem.

Artikel 4.2 Indeling van de functies in de onderneming

  • 1. De werkgever deelt de in de onderneming voorkomende functies in salarisgroepen in na overleg met de ondernemingsraad.

  • 2. De functies met hun indeling worden vastgesteld in een eigen lijst van de onderneming

Artikel 4.3 Indeling van de werknemers

  • 1. De werkgever deelt de werknemers in op grond van de door hen uitgeoefende functies in de salarisgroepen van 1 t/m 11.

  • 2. In plaats van indeling op basis van de uitgeoefende functies kan bij jeugdige werknemers de indeling ook plaatsvinden in de salarisgroepen A t/m D op basis van het opleidingsniveau:

  • in salarisgroep A: werknemers van 15 t/m 20 jaar;

  • in salarisgroep B: werknemers van 15 t/m 20 jaar;

  • in salarisgroep C: werknemers van 18 t/m 22 jaar;

  • in salarisgroep D: werknemers van 21 t/m 24 jaar,

  • waarbij onder opleidingsniveau wordt verstaan een niveau:

  • voor A: minder dan de niveaus genoemd onder B;

  • voor B: v(m)bo/mavo;

  • voor C: mbo resp. v(m)bo/mavo + specialistische opleiding van min. 1 jaar (b.v. praktijkdiploma boekhouden of Nederlandse handelscorrespondentie + handelscorrespondentie in één der moderne talen);

  • voor D: hbo resp. havo + S.P.D. I en II, havo + m.o. (b.v. boekhouden of handelswetenschappen of moderne taal).

  • 3. De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in lid 1 en 2, werknemers die in het kader van het werkervaringsproject een werkervaringsplaats vervullen of deelnemen aan een ander arbeidsmarktproject, nadat daarover met de v.v. overeenstemming is bereikt, gedurende een periode van 1 jaar indelen in een opstapsalarisgroep.

  • 4. Klachten van werknemers met betrekking tot hun indeling dienen te worden behandeld volgens een in de onderneming aan te geven beroepsmogelijkheid.

Artikel 4.4 Salariëring

  • 1. De werkgever komt met de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt een salaris overeen, dat ten minste gelijk is aan de persoonlijk minimum maandverdienste welke in dit artikel is vastgesteld, rekening houdende met:

    • de salarisgroep waarin hij is ingedeeld;

    • zijn leeftijd resp. het hem toegekende aantal functiejaren.

  • Onder functiejaren worden verstaan de hele jaren gedurende welke de werknemer werkzaam is geweest in de salarisgroep, waarin hij is ingedeeld te rekenen vanaf het tijdstip waarop hij de voor die salarisgroep geldende minimum leeftijd heeft bereikt of, indien dit op hogere leeftijd het geval is, vanaf het tijdstip waarop hij is ingedeeld in die salarisgroep.

  • Onder functiejaren worden mede begrepen:

    • de fictieve jaren welke de werkgever aan de werknemer heeft toegekend bij invoering van een salarissysteem in de onderneming;

    • de fictieve jaren welke de werkgever aan de werknemer heeft toegekend op grond van zijn vroegere werkzaamheden in een lagere salarisgroep in dezelfde onderneming, waarbij de hoogte van het salaris in een lagere salarisgroep mede bepalend is;

    • de fictieve jaren welke de werkgever aan een werknemer bij indiensttreding toekent op grond van zijn ervaring in een andere onderneming.

  • 2. Het persoonlijk minimumsalaris bij 0 functiejaren zal ten minste worden toegekend:

  • in salarisgroep 1 op 23-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 2 op 23-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 3 op 24-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 4 op 24-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 5 op 25-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 6 op 25-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 7 op 26-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 8 op 26-jarige leeftijd;

  • in salarisgroep 9 op 27-jarige leeftijd

  • òf, indien dit op hogere leeftijd het geval is, vanaf het tijdstip van indeling in de desbetreffende salarisgroep.

  • In de salarisgroepen 10 en 11 zal het persoonlijk minimumsalaris gelden bij 0 functiejaren vanaf het tijdstip van indeling ongeacht de leeftijd.

  • 3. Het persoonlijk minimum salaris behorende bij het hieronder vermelde maximum aantal functiejaren per salarisgroep dient ten minste te worden toegekend aan de werknemers ingedeeld in:

  • salarisgroep 1 bij 1 functiejaar;

  • salarisgroep 2 bij 1 functiejaar;

  • salarisgroep 3 bij 2 functiejaren;

  • salarisgroep 4 bij 3 functiejaren;

  • salarisgroep 5 bij 4 functiejaren;

  • salarisgroep 6 bij 5 functiejaren;

  • salarisgroep 7 bij 6 functiejaren;

  • salarisgroep 8 bij 7 functiejaren;

  • salarisgroep 9 bij 8 functiejaren;

  • salarisgroep 10 bij 9 functiejaren;

  • salarisgroep 11 bij 10 functiejaren.

  • 4. Voor werknemers jonger dan de in lid 2 vermelde leeftijden zal bij voltijdarbeid ten minste een persoonlijk minimum maandverdienste gelden.

  per 2000per 1-1-2001per 1-10-2001
bij indeling in salarisgroep C:bij 18 jaarf 1.834f 1.869f 1.934
 bij 23 jaarf 2.935f 2.991f 3.094
bij indeling in salarisgroep D:bij 21 jaarf 2.570f 2.619f 2.709
 bij 23 jaarf 3.020f 3.077f 3.184
bij indeling in salarisgroepen 5 en 6:bij 18 jaarf 1.834f 1.869f 1.934
 bij 23 jaarf 2.935f 2.991f 3.094
bij indeling in salarisgroepen 7, 8, en 9:bij 21 jaarf 2.570f 2.619f 2.709
 bij 23 jaarf 3.020f 3.077f 3.184
  per 2000per 1-1-2001per 1-10-2001
bij indeling in salarisgroep C:bij 18 jaar€   832,23€   848,12€   877,61
 bij 23 jaar€ 1.331,84€ 1.357,26€ 1.404,00
     
bij indeling in salarisgroep D:bij 21 jaar€ 1.166,22€ 1.188,45€ 1.229,29
 bij 23 jaar€ 1.370,42€ 1.396,28€ 1.445,84
     
bij indeling in salarisgroepen 5 en 6:bij 18 jaar€   832,23€   848,12€   878,61
 bij 23 jaar€ 1.331,84€ 1.357,26€ 1.404,00
     
bij indeling in salarisgroepen 7, 8, en 9:bij 21 jaar€ 1.166,22€ 1.188,45€ 1.229,29
 bij 23 jaar€ 1.370,42€ 1.396,28€ 1.445,84
  • De persoonlijke minimum maandverdienste bij de tussenliggende leeftijden zal in evenredige verhouding staan tot de genoemde bedragen.

  • 5. Voor werknemers in de opstapsalarisgroep geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon.

  • 6. Indien de werknemer in een hogere salarisgroep wordt ingedeeld houdt de werkgever bij het overeen te komen salaris en/of bij de overeen te komen verhogingen daarvan, rekening met het vorige salaris (toeslagen e.d. inbegrepen) en binnen de onderneming redelijk geachte verhoudingen.

  • 7. Voor de werknemer die geregeld verschillende functies uitoefent geldt, indien deze functies niet in dezelfde salarisgroep zijn ingedeeld, de persoonlijke minimum maandverdienste van de salarisgroep waarin de functie die het hoogst is gewaardeerd is ingedeeld.

  • 8. Voor de werknemer, die geregeld verschillende functies uitoefent geldt, indien aan deze functies niet dezelfde nevencode is verbonden, de nevencode die bij de gemiddelde werksituatie behoort.

  • 9. Voor werknemers met een dienstverband in deeltijdarbeid gelden de in lid 1 bedoelde salarisschalen naar evenredigheid.

  • 10. De persoonlijke minimum maandverdienste per 2000 bij voltijdarbeid bedraagt.

salarisgr. functiejr.1234567891011
02.8502.8502.8962.9653.0613.1783.3173.4763.6693.9134.195
12.8762.8892.9463.0263.1303.2563.4043.5743.7784.0344.328
2  2.9963.0873.1983.3333.4913.6723.8874.1544.462
3   3.1483.2673.4113.5783.7713.9974.2754.595
4    3.3353.4893.6653.8694.1064.3954.729
5     3.5673.7523.9674.2154.5164.862
6      3.8394.0654.3254.6364.995
7       4.1634.4344.7565.129
8        4.5434.8775.262
9         4.9975.396
10          5.529

De persoonlijke minimum maandverdienste per 2000 in Euro's bij voltijdarbeid bedraagt:

salarisgr. functiejr.1234567891011
01.293,271.293,271.314,151.345,461.389,021.442,111.505,191.577,341.664,921.775,641.903,61
11.305,071.310,971.336,841.373,141.420,331.477,511.544,671.621,811.714,381.830,551.963,96
2  1.359,531.400,821.451,191.512,451.584,151.666,281.763,841.885,002.024,77
3   1.428,501.482,501.547,841.623,631.711,211.813,761.939,912.085,12
4    1.513,361.583,241.663,101.755,681.863,221.994,362.145,93
5     1.618,631.702,581.800,151.912,682.049,272.206,28
6      1.742,061.844,621.962,602.103,732.266,63
7       1.889,092.012,062.158,182.327,44
8        2.061,522.213,092.387,79
9         2.267,542.448,60
10          2.508,95

De persoonlijke minimum maandverdienste per 1 januari 2001 bij voltijdarbeid bedraagt:

salarisgr. functiejr.1234567891011
02.9042.9042.9513.0213.1193.2383.3803.5423.7383.9874.274
12.9302.9343.0023.0833.1893.3173.4683.6423.8504.1104.410
2  3.0533.1453.2593.3973.5573.7423.9614.2234.546
3   3.2083.3293.4763.6463.8424.0724.3564.682
4    3.3983.5553.7343.9424.1844.4784.818
5     3.6343.8234.0424.2954.6014.954
6      3.9124.1424.4074.7245.090
7       4.2424.5184.8465.226
8        4.6294.9695.362
9         5.0925.498
10          5.634

De persoonlijke minimum maandverdienste per 1 januari 2001 in Euro's bij voltijdarbeid bedraagt:

salarisgr. functiejr.1234567891011
01.317,781.317,781.339,111.370,871.415,341.469,341.533,781.607,291.696,231.809,221.939,46
11.329,581.331,391.362,251.399,001.447,111.505,191.573,711.652,671.747,051.865,042.001,17
2  1.385,391.427,141.478,871.541,491.614,101.698,051.797,421.916,312.062,88
3   1.455,731.510,631.577,341.654,481.743,421.847,791.976,672.124,60
4    1.541,951.613,191.694,421.788,801.898,622.032,032.186,31
5     1.649,041.734,801.834,181.948,992.087,842.248,03
6      1.775,191.879,561.999,812.143,662.309,74
7       1.924,942.050,182.199,022.371,46
8        2.100,552.254,832.433,17
9         2.310,652.494,88
10          2.556,60

De persoonlijke minimum maandverdienste per 1 oktober 2001 bij voltijdarbeid bedraagt:

salarisgr. functiejr.1234567891011
03.0043.0043.0533.1253.2273.3503.4963.6643.8674.1254.422
13.0313.0453.1063.1903.2993.4323.5883.7683.9834.2524.563
2  3.1583.2543.3713.5143.6803.8714.0984.3794.703
3   3.3183.4433.5963.7723.9754.2134.5064.844
4    3.5163.6783.8634.0784.3284.6334.985
5     3.7603.9554.1824.4444.7605.125
6      4.0474.2854.5594.8875.266
7       4.3894.6745.0145.406
8        4.7895.1415.547
9         5.2685.688
10          5.828

De persoonlijke minimum maandverdienste per 1 oktober 2001 in Euro's bij voltijdarbeid bedraagt:

salarisgr. functiejr.1234567891011
01.363,161.363,161.385,391.418,061.464,351.520,161.586,421.662,651.754,771.871,842.006,62
11.375,411.381,761.409,441.447,561.497,021.557,371.628,161.709,841.807,411.929,472.070,60
2  1.433,041.476,601.529,691.594,581.669,911.756,581.859,591.987,102.134,13
3   1.505,641.562,371.631,791.711,661.803,781.911,782.044,732.198,11
4    1.595,491.669,001.752,951.850,521.963,962.102,362.262,09
5     1.706,211.794,701.897,712.016,602.159,992.325,62
6      1.836,451.944,452.068,782.217,622.389,61
7       1.991,642.120,972.275,252.453,14
8        2.173,152.332,882.517,12
9         2.390,512.581,10
10          2.644,63
  • 11. Indien de feitelijke maandverdienste hoger is dan de in de tabel vermelde bedragen kunnen aan de in lid 10 opgenomen tabel geen rechten worden ontleend om onderlinge verhoudingen te wijzigen resp. het niveau van de feitelijke maandverdienste te verhogen.

  • 12. De maandverdienste van een werknemer is gedurende de eerste helft van een kalenderjaar tenminste gelijk aan de persoonlijke minimum maandverdienste genoemd bij de leeftijd die de werknemer op 1 april van dat jaar heeft en gedurende de tweede helft van het jaar aan de persoonlijke minimum maandverdienste genoemd bij de leeftijd die de werknemer op 1 oktober van dat jaar heeft.

Artikel 4.5 Ondernemingssalarissystemen

  • 1.

    • a. Indien in een onderneming wordt gewerkt met een voor die onderneming geldend salarissysteem, zal hierbij het gestelde in de artikelen 4.1, 4.2 en 4.3 in acht dienen te worden genomen.

    • b. Het gestelde in artikel 4.4 lid 10 zal ten minste van toepassing zijn, met dien verstande dat zowel van de vermelde leeftijden als van de aangegeven aantallen functiejaren kan worden afgeweken met inachtneming van ten minste de persoonlijke minimum maandverdiensten.

  • 2.

    • a. Bij invoering van resp. ingrijpende wijziging van een salarissysteem in een onderneming zal in een vroegtijdig stadium overleg worden gepleegd tussen werkgever, w.v. en v.v..1

    • b. Ten behoeve van het overleg tussen werkgever, w.v. en v.v.1 zal de onderneming de nodige gegevens verstrekken.

Artikel 4.6 Begrippen

  • 1.

    • a.Salaris:

    • het tussen werkgever en werknemer overeengekomen periodiek te betalen bedrag als vaste beloning voor de werkzaamheden in de door werknemer uitgeoefende functie.

    • b.Jaarsalaris:

    • het tussen werkgever en werknemer overeengekomen periodiek te betalen salaris berekend op jaarbasis.

    • c.Oververdienste:

    • hetgeen een werknemer eventueel uit hoofde van een beloningssysteem per periode verdient boven zijn voor dezelfde periode overeengekomen salaris.

    • Onder een beloningssysteem wordt verstaan een systeem waarbij de wijze van taakvervulling (individueel, groepsgewijs of collectief) wordt vastgesteld volgens één of meer kwantificeerbare factoren, of volgens een samenstel van factoren waarvan de meeste resp. de belangrijkste kwantificeerbaar zijn (prestatiebelonings- resp. prestatiebeoordelingssystemen). Bij deze systemen zijn fluctuaties mogelijk.

    • Hieronder vallen derhalve niet vakantietoeslag, winstdeling, gratificatie en andere eindejaarsuitkeringen, alsmede overwerk-, ploegen-, arbeidsomstandigheden- en andere inconveniëntentoeslagen.

    • d.Jaarverdienste:

    • het jaarsalaris vermeerderd met de vaste oververdienste, of ingeval van fluctuerende oververdienste de gemiddelde oververdienste van de werknemer in het laatst verstreken kalenderjaar.

    • e.Maandverdienste:

    • het twaalfde deel van de jaarverdienste.

    • f.Uurverdienste:

    • 0,58% van de maandverdienste.

  • 2. De jaarverdienste heeft betrekking op het in het kalenderjaar door de werknemer te werken aantal uren, de in artikel 2.1 lid 4 bedoelde feestdagen, alsmede de voor hem geldende vrije roosteruren en vakantie.

Artikel 4.7 Bijzonder verzuim

  • 1. In het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur wordt – met de gevolgen als geregeld in de volgende leden van dit artikel – als gewerkte uren beschouwd het aantal uren welke hij in afwijking van het voor hem vastgestelde dienstrooster niet heeft gewerkt, of, bij gebreke van een dienstrooster, een aantal van 8 uren per werkdag, in geval van:

artikel 4.14– compenserende vrije roostertijd;
artikel 5.4, 5 en 6– extra vakantie;
 – herhalingsoefening;
 – zwangerschap en bevalling;
artikel 6.1– kort verzuim;
artikel 6.2– werkloosheid tijdens dienstverband;
artikel 6.3– bijzonder verlof;
artikel 6.4– verlof zonder behoud van salaris;
artikel 6.5– arbeidsongeschiktheid;
artikel 6.6– vrijaf na overwerk;
artikel 6.7– vakopleiding;
  • 2. Eveneens worden in het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur als gewerkte uren beschouwd de uren, die ingevolge het dienstrooster voor de werknemer reeds waren aangewezen als vakantie, indien hij gedurende deze uren arbeidsongeschikt is.

  • 3. Het loon over de verzuimde uren is begrepen in de doorbetaling van de maandverdienste in de volgende gevallen als bedoeld in lid 1 van dit artikel:

artikel 4.14– compenserende vrije roostertijd;
artikel 5.4, 5 en 6– extra vakantie;
artikel 6.1– kort verzuim;
artikel 6.2– werkloosheid tijdens dienstverband voorzover het betreft de uren gedurende een periode van één week;
artikel 6.3– bijzonder verlof;
artikel 6.6– vrijaf na overwerk;
artikel 6.7– vakopleiding,
  • alsmede in de gevallen als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

  • Bij arbeid in regelmatige ploegendienst wordt de gemiddelde ploegentoeslag per uur, berekend over de drie voorafgaande maanden, over de verzuimde uren doorbetaald.

  • 4. Over de uren, die als gewerkte uren worden beschouwd in geval van artikel 6.5 lid 1, arbeidsongeschiktheid, is de werkgever het wettelijk verplichte loon verschuldigd (vermeerderd met een aanvulling ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 100% van het volledige Ziektewetdagloon als bedoeld in artikel 6.5 lid 1).

  • 5. Over de uren, die als gewerkte uren worden beschouwd, is de werkgever, voorzover nodig in afwijking van het bepaalde in de artikelen 7: 629 en 7: 628 van het B.W., geen loon verschuldigd in geval van:

 – herhalingsoefening;
 – zwangerschap en bevalling;
artikel 6.2– werkloosheid tijdens dienstverband, voorzover het betreft de uren na een periode van één week;
artikel 6.2– tijdelijke werktijdverkorting;
artikel 6.4– verlof zonder behoud van salaris;
artikel 6.5– arbeidsongeschiktheid, voorzover het betreft de periode volgende op de periode van wettelijk verplichte loondoorbetaling.

Artikel 4.8 Wijzigingen salarisgroep en/of eventuele nevencode

  • 1. Voor de werknemer, die een functie gaat verrichten welke is ingedeeld in een hogere salarisgroep of waaraan een hogere nevencode is verbonden, geldt het bij die hogere salarisgroep resp. nevencode behorende salaris (eventueel: persoonlijk minimum salaris) niet eerder dan na 1 maand. Gedurende deze maand behoudt de werknemer het salaris dat hij verdiende in de functie die hij tot dusverre uitoefende. Het hier bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer na een vooraf bepaalde tijd of na afloop van een bepaald werk wordt herplaatst in zijn vorige functie.

  • 2. Voor de werknemer beneden de 45 jaar, die een functie gaat verrichten welke is ingedeeld in een lagere salarisgroep of waaraan een lagere nevencode is verbonden, blijft gedurende de periode die door de werkgever voor hem als opzeggingstermijn in acht zou moeten worden genomen, het salaris gehandhaafd dat hij verdiende in de functie die hij tot dusverre uitoefende.

  • Voor de werknemer van 45 jaar of ouder, die een functie gaat verrichten welke is ingedeeld in een lagere salarisgroep of waaraan een lagere nevencode is verbonden, blijft gedurende een periode gelijk aan tweemaal de periode die door de werkgever voor hem als opzeggingstermijn in acht zou moeten worden genomen, het salaris gehandhaafd dat hij verdiende in de functie die hij tot dusverre uitoefende.

  • Bovendien blijft voor de werknemer, die een functie gaat verrichten welke ten opzichte van zijn vorige functie:

    • a. één salarisgroep lager is ingedeeld, zijn salaris gedurende nog twee maanden gehandhaafd, indien het onafgebroken dienstverband tenminste vijf jaren bedroeg;

    • b. twee salarisgroepen lager is ingedeeld, het in sub a bepaalde van overeenkomstige toepassing; daarna geldt gedurende een maand voor hem een salaris dat behoort bij de salarisgroep die een groep lager ligt dan die, waarin zijn vorige functie is ingedeeld;

    • c. meer dan twee salarisgroepen lager is ingedeeld, het in sub a en b bepaalde van overeenkomstige toepassing; daarna geldt gedurende nog een maand een salaris dat behoort bij de salarisgroep die twee groepen lager ligt dan die waarin zijn vorige functie is ingedeeld. Een verlaging van een of meer nevencodes wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld met verlaging van één salarisgroep.

  • Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer na een vooraf bepaalde tijd of na afloop van een bepaald werk wordt herplaatst in zijn vorige functie.

  • 3. Voor de werknemer van 60 jaar of ouder die een functie moet gaan verrichten welke is ingedeeld in een lagere salarisgroep, zal het salaris worden gehandhaafd.

Artikel 4.9 Her- en omscholing

Voor de werknemers die bij indiensttreding in herscholing worden genomen is gedurende de eerste drie maanden artikel 4.4 lid 10 niet van toepassing.

Onder herscholing wordt verstaan een opleiding ter herwinning van de geheel of gedeeltelijk verloren begane bekwaamheid in het uitoefenen van een bepaalde functie die de op te leiden werknemer uitoefende, ongeacht of deze werknemer tevoren in dienstverband werkzaam was dan wel een zelfstandig beroep uitoefende.

Voor de werknemers die bij indiensttreding in omscholing worden genomen is gedurende de eerste zes maanden artikel 4.4 lid 10 niet van toepassing, met dien verstande dat deze termijn van zes tot twaalf maanden wordt verlengd ingeval omscholing plaatsvindt tot een functie die is ingedeeld in een van de salarisgroepen 4 tot en met 6.

Onder omscholing wordt verstaan een opleiding voor een andere functie dan die de op te leiden werknemer tot dusverre heeft uitgeoefend, ongeacht of deze werknemer tevoren in dienstverband werkzaam was dan wel een zelfstandig beroep uitoefende.

Artikel 4.10 Ziektekostenverzekering

  • 1. De werkgever vergoedt aan de werknemer die op grond van het salaris dat hij bij de werkgever verdient niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten onder voorwaarden die ten minste voldoen aan het hieronder aangegeven standaardpakket, 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaardziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse.

  • Aan de werknemer die om andere redenen niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten, vergoedt de werkgever 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaardziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse met een maximumbedrag overeenkomend met het werkgeversdeel in de ziekenfondspremie dat hij over het salaris van de werknemer verschuldigd zou zijn.

  • Wanneer in een onderneming een collectieve ziektekostenverzekering bestaat wordt deze vergoeding slechts toegekend indien de werknemer daaraan deelneemt. Deze beperking geldt niet voor de werknemer die buiten zijn schuld niet aan deze verzekering deelneemt.

  • 2. De werkgever vergoedt tevens aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde werknemers 50% van de door de werknemers te betalen bijdrage, die voortkomt uit de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden (MOOZ), alsmede 50% van de bijdrage „pooling voorheen vrijwillig verzekerden", die voortvloeit uit de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ).

  • 3. Onder standaardziektekostenverzekering wordt verstaan:

  • verzekering van de werknemer en zijn gezin, omvattende de kosten van:

    • verpleging tijdens het verblijf van langer dan 24 uur in een ziekenhuis, sanatorium of psychiatrische inrichting, alsmede de tijdens dat verblijf verschuldigde kosten van de klinische (operatieve en niet-operatieve) specialistische hulp en de z.g. bijkomende kosten;

    • ziekenvervoer naar en van een ziekenhuis, sanatorium of psychiatrische inrichting;

    • ambulante (niet-klinische of poliklinische) specialistische hulp en de tijdens deze specialistische behandeling verschuldigde bijkomende kosten;

    • kunst- en hulpmiddelen,

  • een en ander onder de gebruikelijke door de ziektekostenverzekeraars gestelde voorwaarden en met de door hen gebruikelijk gestelde maxima, beperkingen en uitbreidingen.

Overgangsbepalingen

  • a. Indien reeds een afzonderlijke tegemoetkoming wordt gegeven voor het dragen van ziektekosten in verband met de omstandigheid dat de werknemer niet is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet, dan kan deze tegemoetkoming in mindering worden gebracht op de vergoeding genoemd in lid 1.

  • c. Aan de werknemer aan wie de werkgever op op grond van de CAO 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een standaard-ziektekostenverzekering in de laagste of in de op één na laagste klasse vergoedde, verstrekt de werkgever ook vanaf 1 juli 2000 deze vergoeding. Indien en zodra deze werknemer echter, vanaf 1 juli 2000, in de situatie komt te verkeren dat hij om andere redenen dan op grond van het salaris dat hij bij de werkgever verdient, niet verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet maar wel verzekerd is tegen ziektekosten, is het gestelde in de laatste twee volzinnen van lid 1 op hem van toepassing.

Artikel 4.11 Pensioengerechtigde werknemers

Aan de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dient, met inachtneming van het gestelde in artikel 6.5 lid 2, het salaris te worden betaald dat in de onderneming voor de door hem ingevolge het nieuwe dienstverband uit te oefenen functie gebruikelijk is. Dit salaris kan worden verminderd met het bedrag van de door de werknemer niet meer verschuldigde premies voor sociale verzekeringen en voor ouderdomsvoorzieningen.

Artikel 4.12 Betaling van arbeid in ploegen

  • 1. Bij voltijdarbeid ontvangt de werknemer in tweeploegendienst per maand, per periode of per week een toeslag van 13,3% van de maandverdienste c.q. periodeverdienste of weekverdienste.

  • 2. Bij voltijdarbeid ontvangt de werknemer in drieploegendienst per maand, per periode of per week een toeslag van 15% van de maandverdienste c.q. periodeverdienste of weekverdienste.

  • 3. Wanneer in een onderneming zowel in twee- als in drieploegendienst wordt gewerkt en de toeslag uniform wordt vastgesteld, kan één percentage worden toegepast met inachtneming van de percentages genoemd onder leden 1 en 2 van dit artikel.

  • 4. Wanneer in ploegendienst wordt gewerkt op zondagen zal bij voltijdarbeid voor de betreffende uren per gewerkt uur een toeslag van 0,48% van de maandverdienste (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 82,8% van de uurverdienste) worden betaald.

  • Wanneer in ploegendienst wordt gewerkt op de in artikel 2.1 lid 4 genoemde feestdagen, zal voor de betreffende uren per gewerkt uur een toeslag van 1,06% van de maandverdienste (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 182,8% van de uurverdienste) worden betaald. Indien echter gedurende 18 achtereenvolgende uren, samenvallend met het etmaal van de feestdag, geen arbeid is verricht, is het voorgaande niet van toepassing.

  • 5. Voor de werknemer in regelmatige ploegendienst beneden de 45 jaar die werkzaamheden moet gaan verrichten in dagdienst, danwel in een ander soort regelmatige ploegendienst met een lagere ploegentoeslag, blijft gedurende de periode die door de werkgever voor de werknemer als opzegtermijn in acht zou moeten worden genomen indien hij het dienstverband had willen beëindigen, de ploegentoeslag gehandhaafd, die hij verdiende in de ploegendienst, welke hij laatstelijk uitoefende.

  • Deze periode wordt bovendien met 2 maanden verlengd, wanneer de werknemer gedurende ten minste 5 jaren onafgebroken in ploegendienst heeft gewerkt.

  • Voor de bepaling van de termijn waarover de ploegentoeslag moet worden doorbetaald dient te worden uitgegaan van de tijd waarin de werknemer onafgebroken in ploegendienst heeft gewerkt.

  • 6. Voor de werknemer in regelmatige ploegendienst van 45 jaar of ouder, die werkzaamheden moet gaan verrichten in dagdienst, danwel in een ander soort regelmatige ploegendienst met een lagere ploegentoeslag, blijft gedurende een periode gelijk aan tweemaal de periode die door de werkgever voor de werknemer als opzegtermijn in acht moet worden genomen indien hij het dienstverband had willen beëindigen, de ploegentoeslag gehandhaafd, die hij verdiende in de ploegendienst welke hij laatstelijk uitoefende.

  • Deze periode wordt bovendien met 2 maanden verlengd, wanneer de werknemer gedurende ten minste 5 jaren onafgebroken in ploegendienst heeft gewerkt.

  • Voor de bepaling van de termijn waarover de ploegentoeslag moet worden doorbetaald dient te worden uitgegaan van de tijd waarin de betrokken werknemer onafgebroken in ploegendienst heeft gewerkt.

Artikel 4.13 Betaling van continuarbeid

Voor werken in continuarbeid (meer dan drie ploegen) stelt de werkgever, in overleg met de ondernemingsraad, de werktijdregeling vast. De betalingsregeling van deze werktijdregeling wordt in overleg met de w.v. en de v.v.1 vastgesteld.

Artikel 4.14 Meeruren en overuren

  • 1. De werknemer heeft als vergoeding voor meeruren en overuren aanspraak op compenserende vrije uren op tijdstippen, waarop de bedrijfssituatie dit mogelijk maakt en waarop de werknemer ingevolge zijn dienstrooster zou hebben moeten werken.

  • De vaststelling van de tijdstippen geschiedt na overleg met de werknemer door de werkgever.

  • Het verdient aanbeveling het compenserend vrijaf te realiseren binnen het kwartaal, waarin de meeruren en/of overuren zijn gemaakt.

  • De compensatie geschiedt in de vorm van tenminste halve diensten volgens het rooster.

  • 2. In overleg tussen werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden vervangen door een aanspraak van de werknemer op vergoeding van de uurverdienste per meeruur of overuur.

  • In overleg tussen werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer op vergoeding geheel of gedeeltelijk worden aangewend in het kader van een tussen werkgever en 's Rijks belastingsdienst aangegane regeling welke regeling ten voordele van de werknemer strekt.

  • Indien vanaf 1 juli 1986 de aanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel ontstaat als gevolg van structurele overschrijding van de BJA door de gehele onderneming of een afdeling, zal de vervanging als bedoeld in de eerste volzin slechts plaatsvinden na voorafgaand overleg met de v.v..1

  • 3. Meeruren die aan het einde van het kalenderjaar niet zijn gecompenseerd in vrije tijd noch zijn vergoed overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel, worden overgebracht naar het volgende kalenderjaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend, of in overleg met de werknemer wordt 50% van de meeruren uitbetaald tegen 0,60% van de maandverdienste (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 103,4% van de uurverdienste) per meeruur en het restant aan meeruren overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend.

  • 4. Boven de uurvergoeding volgens de voorgaande leden van dit artikel betaalt de werkgever de werknemer de volgende toeslagen voor overuren:

    • a. 0,14% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 24,1% van de uurverdienste) per uur voor de eerste 2 uur direct voorafgaand of volgend op de normale werkdag.

    • Onder „uren direct voorafgaand aan" of „volgend op" worden mede verstaan die overuren welke van de normale werkdag zijn gescheiden door een wettelijk verplichte of door plaatselijke omstandigheden geboden rusttijd;

    • b. 0,24% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 41,3% van de uurverdienste) per uur voor de overige uren op maandag tot en met vrijdag;

    • c. 0,27% van de maandverdienste1 bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 46,6% van de uurverdienste) per uur voor de uren op zaterdag tot 14.00 uur;

    • d. 0,37% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste : 63,8% van de uurverdienste) per uur voor de uren op zaterdag na 14.00 uur;

    • e. 0,48% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 82,8% van de uurverdienste) per uur voor de uren op zondag en de in artikel 2.1 lid 4 genoemde feestdagen.

  • Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht wordt voor de berekening van meeruren en overurentoeslag onder maandverdienste verstaan de persoonlijke minimum maandverdienste die een werknemer in voltijd in dezelfde functie bij eenzelfde aantal functiejaren ontvangt.

  • 5. Geen vergoeding resp. toeslag is verschuldigd voor overuren, wanneer de overuren aansluiten aan de normale werkdag en die uren dienen tot afsluiting van de normale dagtaak, zich slechts incidenteel voordoen en niet langer duren dan een half uur. In geval van langere duur is vergoeding over de gehele duur ervan verschuldigd.

  • 6. Evenmin is vergoeding resp. toeslag verschuldigd over inhaaluren, waaronder wordt verstaan:

    • a. uren gedurende welke de werknemer ten gevolge van bedrijfsstoornis werkt buiten de normale werkdag en boven het in zijn dienstrooster vastgestelde aantal uren, voor zover dit aantal uren niet groter is dan het aantal dat hij wegens de bedrijfsstoornis niet heeft gewerkt;

    • b. uren gedurende welke na overleg met de ondernemingsraad door de gehele onderneming of één of meer afdelingen buiten de normale werkdag en boven het in zijn dienstrooster vastgestelde aantal uren wordt gewerkt met het reeds tevoren vaststaand doel om bepaaldelijk aangewezen uren, waarop niet gewerkt werd of gewerkt zal worden, de in artikel 2.1 lid 4 genoemde feestdagen en de vakantie niet inbegrepen, in te halen.

    • Bij inhalen van verzuim wegens onwerkbaar weer wordt per winterseizoen over ten hoogste drie dagen geen vergoeding gegeven.

Artikel 4.15 Doorlopende werkzaamheden

Indien op een dag volgens dienstrooster is gewerkt of die dag een zondag of feestdag was, wordt voor uren welke op een daaropvolgende normale werkdag wordt gewerkt in aansluiting op overuren, die voor of op middernacht zijn aangevangen, per uur een toeslag op het salaris gegeven van 0,21% van de maandverdienste (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 36,2% van de uurverdienste).

Indien de werkzaamheden gedurende ten hoogste drie uren worden onderbroken blijft na deze periode de aanspraak op de toeslag bestaan.

Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht wordt voor de berekening van de toeslag voor doorlopende werkzaamheden onder maandverdienste verstaan de persoonlijke minimum maandverdienste die een werknemer in voltijd in dezelfde functie bij eenzelfde aantal functiejaren ontvangt.

Artikel 4.16 Toeslag voor afwijkende werktijd

  • 1. De werkgever betaalt aan de werknemer in voltijdarbeid in die gevallen waarin opdracht is gegeven tot afwijkende werktijd:

    • a. geen toeslag op de maandverdienste1 voor het eerste uur direct voorafgaand aan of volgend op de normale werkdag, met een maximum van één uur per dag.

    • Onder het uur „direct voorafgaand aan" of „volgend op" wordt mede verstaan het uur dat van de normale werkdag is gescheiden door een wettelijk verplichte of door de plaatselijke omstandigheden geboden rusttijd;

    • b. per uur een toeslag op het salaris van 0,11% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 19% van de uurverdienste) voor de direct daaraan voorafgaande of daarop volgende twee uren;

    • c. per uur een toeslag op het salaris van 0,21% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 36,2% van de uurverdienste) voor alle overige uren.

  • Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht wordt voor de berekening van de toeslag voor afwijkende werktijd onder maandverdienste verstaan de persoonlijke minimum maandverdienste die een werknemer in voltijd in dezelfde functie bij eenzelfde aantal functiejaren ontvangt.

  • 2. Deze toeslagen gelden niet voor de uren:

    • a. gedurende welke de werknemer ten gevolge van bedrijfsstoornis werkt buiten de normale werkdag, voorzover dit aantal uren niet groter is dan het aantal dat hij op diezelfde dag wegens bedrijfsstoornis niet heeft overgewerkt;

    • b. gedurende welke na overleg met de ondernemingsraad door de gehele onderneming of één of meer afdelingen buiten de normale werkdag wordt gewerkt met het reeds tevoren vaststaand doel om bepaaldelijk aangewezen uren, waarop niet gewerkt werd of niet gewerkt zal worden, op diezelfde dag in te halen.

Artikel 4.17 Betaling van overwerk bij continuarbeid

Voor de betaling van overwerk bij continuarbeid stelt de werkgever in overleg met de v.v., de ondernemingsraad gehoord, een regeling vast.

HOOFDSTUK 5 VAKANTIE

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 5.1 Omschrijving

  • 1. Als vakantie worden beschouwd de dagen, welke door de werkgever als zodanig met inachtneming van artikel 5.8 zijn vastgesteld.

  • 2. Als vakantie worden niet beschouwd:

    • a. de feestdagen genoemd in artikel 2.1 lid 4;

    • b. de dagen of gedeelten van dagen, gedurende welke de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet verricht;

    • c. de dagen of gedeelten van dagen, gedurende welke de werknemer wegens andere omstandigheden, genoemd in hoofdstuk 6 (verzuim), de bedongen arbeid niet verricht;

    • d. de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet verricht omdat hij, anders dan voor eerste oefening en zonder het oogmerk de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiend uit een verbintenis door hem jegens de Overheid aangegaan en ten aanzien van 's lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde;

    • e. de tijd gedurende welke de vrouwelijke werknemer de bedongen arbeid niet verricht wegens zwangerschap of bevalling;

    • f. de tijd gedurende welke de jeugdige werknemer geen arbeid verricht omdat hij onderricht volgt, waartoe hij krachtens de wet of deze overeenkomst door de werkgever in de gelegenheid wordt gesteld.

  • 3. De werknemer die tijdens voor hem vastgestelde vakantie arbeidsongeschikt wordt, zal dit onverwijld op de voorgeschreven wijze melden.

  • Indien de werkgever loon doorbetaalt in verband met ziekte gelden de dagen van arbeidsongeschiktheid niet als vakantie.

  • 4. Wanneer de werknemer tijdens voor hem vastgestelde vakantie in omstandigheden verkeert als bedoeld in lid 2 onder c t/m f, gelden deze dagen slechts dan niet als vakantie indien de werkgever vóór de aanvang van de vakantie van deze omstandigheden op de hoogte is.

Artikel 5.2 Doorbetaling en verrekening gedurende het dienstverband

  • 1. De werknemer behoudt gedurende de vakantie aanspraak op zijn salaris.

  • 2. De werkgever heeft de bevoegdheid hetzij als voorschot hetzij als collectieve vakantie te veel genoten vakantie te verrekenen met nog te verdienen vakantie.

  • 3. Zolang de dienstbetrekking duurt mag het recht op vakantie niet worden vervangen door een uitkering in geld.

§ 2. Het verdienen van vakantierechten

Artikel 5.3 Vakantierechten

  • 1. De werknemer in voltijdarbeid heeft recht op 25 vakantiedagen (200 uren) per jaar.

  • De werknemer die evenwel volgens zijn normale dienstrooster per 52 weken:

    • a. gedurende ten hoogste 13 weken, 6 dagen per week werkt, ontvangt 1 dag (8 uren) vakantie meer;

    • b. gedurende ten minste 14 en ten hoogste 26 weken, 6 dagen per week werkt, ontvangt 2 dagen (16 uren) vakantie meer;

    • c. gedurende ten minste 27 weken en ten hoogste 39 weken, 6 dagen per week werkt, ontvangt 3 dagen (24 uren) vakantie meer;

    • d. gedurende tenminste 40 weken, 6 dagen per week werkt, ontvangt 4 dagen (32 uren) vakantie meer.

  • Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht zal de vakantie naar evenredigheid worden vastgesteld.

  • Voor het verdienen van de vakantierechten worden op werkdagen vallende feestdagen alsmede vakantiedagen als gewerkte dagen beschouwd.

  • 2. De uitbreiding van de vakantiedagen per 1 april 1991 van 23 (184 uren) naar 24 vakantiedagen (192 uren) per jaar en per 1 april 1992 tot 25 vakantiedagen (200 uren) per jaar geldt niet voor de werknemer wiens werkgever met de v.v. een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan de Basis Jaarlijkse Arbeidsduur in de onderneming een kortere is dan de in de CAO genoemde BJA en waarin tevens nadere afspraken zijn gemaakt over de gevolgen of regeling van de gevolgen van bij de bedrijfstak-CAO overeen te komen expliciete verkorting van de BJA.

Artikel 5.4 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband

De werknemer die 25 jaar zonder onderbreking in dienst is van een en dezelfde werkgever ontvangt met ingang van het kalenderjaar waarin het 25-jarig dienstverband wordt bereikt, per jaar drie vakantiedagen (24 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft. Deze extra vakantie zal niet op zaterdag vallen.

Zonodig zal over de toepassing van het begrip „zonder onderbreking" overleg worden gepleegd met de ondernemingsraad.

Artikel 5.5 Extra vakantie voor jeugdigen

De werknemer, die op 1 juli de leeftijd van 19 jaar nog niet heeft bereikt, ontvangt per kalenderjaar 5 vakantiedagen (40 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft.

Artikel 5.6 Extra vakantie voor senioren

  • 1. De werknemer die op 1 juli

    • 50, 51, 52, 53 of 54 jaar is ontvangt per kalenderjaar 3 vakantiedagen meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 55, 56, 57 jaar is ontvangt per kalenderjaar 5 vakantiedagen (40 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 571/2 jaar is ontvangt per kalenderjaar 7 vakantiedagen (56 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 58, 59 jaar is ontvangt per kalenderjaar 10 vakantiedagen (80 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 60 jaar is ontvangt per kalenderjaar 12 vakantiedagen (96 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 61 jaar is ontvangt per kalenderjaar 13 vakantiedagen (104 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 62 jaar is ontvangt per kalenderjaar 17 vakantiedagen (136 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 63 jaar is ontvangt per kalenderjaar 22 vakantiedagen (176 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft;

    • 64 jaar of ouder is ontvangt per kalenderjaar 29 vakantiedagen (232 uren) meer dan waarop hij krachtens artikel 5.3 recht heeft.

  • 2. Deze extra vakantie zal niet op zaterdag vallen.

Artikel 5.7 Het verdienen van vakantie gedurende het kalenderjaar

Met inachtneming van het in het vorige artikel gestelde wordt de vakantie verdiend in evenredigheid met de duur van het dienstverband gedurende het kalenderjaar.

§ 3. Het genieten van vakantie

Artikel 5.8 Vaststellingsprocedure

  • 1. De werkgever stelt de aaneengesloten vakantie en vakantiedagen in danwel na overleg overeenkomstig het gestelde in de leden 2a, b, c, d en e en lid 3 vast. Hij zal ten aanzien van het werken op Goede Vrijdag, 15 augustus, 1 november en op de voor de werknemer van belang zijnde overige religieuze feestdagen, ernstig rekening houden met de consciëntie van de werknemer.

  • 2.

    • a. De individuele aaneengesloten vakantie en de individuele vakantiedagen worden vastgesteld na tijdig overleg tussen de werkgever en werknemer.

    • b. De collectieve aaneengesloten vakantie wordt vastgesteld wanneer daarover met de ondernemingsraad overeenstemming is bereikt.

    • c. De werkgever kan, na overleg met de ondernemingsraad, per kalenderjaar één collectieve vakantiedag vaststellen.

    • d. De werkgever kan, met instemming van de ondernemingsraad, bovendien per kalenderjaar twee collectieve vakantiedagen vaststellen.

    • e. De werkgever kan iedere volgende collectieve vakantiedag slechts vaststellen wanneer daarover overeenstemming is bereikt met de ondernemingsraad.

    • f. De collectieve aaneengesloten vakantie en de collectieve vakantiedagen worden zo mogelijk vastgesteld vóór 1 februari.

  • 3. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen aanwezig zijn, na overleg met de werknemer, het door hem vastgestelde tijdvak van de vakantie wijzigen. De schade, welke de werknemer ten gevolge daarvan lijdt, wordt door de werkgever vergoed.

Artikel 5.9 Data van de vakantie

  • 1. De vakantie zal in het algemeen bij voorkeur worden genoten in het jaar waarin deze wordt verdiend.

  • 2. De aaneengesloten vakantie zal – zo mogelijk – aanvangen tussen 30 april en 1 oktober en zal zich als regel uitstrekken over twee opeenvolgende weken.

  • 3. Wanneer geen aaneengesloten vakantie van twee opeenvolgende weken wordt vastgesteld, zal voor de jeugdige werknemer, bedoeld in artikel 5.5, tweemaal een aaneengesloten vakantie van ten minste een week worden vastgesteld.

  • 4. Wanneer een collectieve aaneengesloten vakantie op korter dan twee opeenvolgende weken wordt vastgesteld, zal zij zich in ieder geval uitstrekken over ten minste 8 opeenvolgende kalenderdagen (zaterdagen en zondagen daaronder begrepen).

  • 5. Bij het vaststellen van de duur van de collectieve aaneengesloten vakantie houdt de werkgever ernstig rekening met de consciëntie van die werknemers, die vrijaf willen nemen op Goede Vrijdag, 15 augustus, 1 november en op de voor de werknemer van belang zijnde overige religieuze feestdagen.

  • 6. In de aaneengesloten vakantie zullen voor de werknemers in ploegendienst c.q. continudienst ten minste een zondag en twee volle weekeinden begrepen zijn.

Artikel 5.10 Zaterdagen

  • 1. Voor de werknemer als bedoeld in artikel 5.3 lid 1 sub a, zal één vakantiedag vallen op een zaterdag, waarop hij volgens zijn normale dienstrooster zou werken.

  • Voor de werknemer als bedoeld in artikel 5.3 lid 1 sub b, zullen twee vakantiedagen vallen op een dergelijke zaterdag.

  • Voor de werknemer als bedoeld in artikel 5.3 lid 1 sub c, zullen drie vakantiedagen vallen op een dergelijke zaterdag.

  • Voor de werknemer als bedoeld in artikel 5.3 lid 1 sub d, zullen vier vakantiedagen vallen op een dergelijke zaterdag.

Werknemersbij een totaal aantal vakantiedagen van  
bedoeld in1-8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,24,25,26,27,28,29
art. 5.3                       
lid 1, sub a0000000000000000001---
                       
art. 5.3                       
lid 1, sub b00000001111111111112--
                       
art. 5.3                       
lid 1, sub c000011111111222222223-
                       
art. 5.3                       
lid 1, sub d0111111122222223333334
  • 2. Bij een dienstverband gedurende een gedeelte van het kalenderjaar worden de zaterdagen volgens vorenstaand schema in de vakantie meeberekend.

§ 4. Het vervallen van vakantierechten

Artikel 5.11 Verjaring

  • 1. Ieder vorderingsrecht tot toekenning van vakantie verjaart na verloop van twee jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.

  • 2. De wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar geldt ten aanzien van vorderingen terzake van:

    • a. schade ontstaan ten gevolge van het niet verlenen van vastgestelde vakantie of van vastgesteld verlof;

    • b. schade ontstaan ten gevolge van het wijzigen van een vastgestelde vakantie of van een vastgesteld verlof;

    • c. de uitkering als bedoeld in artikel 3.4 lid 2.

§ 5. Vakantietoeslag

Artikel 5.12 Vakantietoeslag

  • 1. De werkgever verleent de werknemer jaarlijks een vakantietoeslag welke wordt verdiend in de periode van 1 juli tot en met 30 juni. De betaling van de vakantietoeslag dient uiterlijk op 1 juli van het kalenderjaar plaats te vinden.

  • 2. De vakantietoeslag bedraagt 8% van de maandverdienste voor iedere maand dienstverband in de in artikel 5.12 lid 1 van de CAO bedoelde periode.

  • Voor de berekening van de vakantietoeslag wordt uitgegaan van de maandverdienste over de maand juni. Bij beëindiging van het dienstverband vóór 1 juni wordt uitgegaan van de maandverdienste over de laatste maand.

  • Indien een werknemer in regelmatige ploegendienst werkt of heeft gewerkt, zal zijn vakantietoeslag worden verhoogd met een bedrag, gelijk aan 8% van de ploegentoeslagen zoals bedoeld in artikel 4.12 lid 1 tot en met 4, welke hij sinds 1 juli van het voorgaande kalenderjaar heeft verdiend.

  • Voor de berekening van de vakantietoeslag van handelsreizigers zal worden uitgegaan van het salaris over de maand juni verhoogd met de gemiddelde provisieinkomsten per maand gedurende de periode 1 juli van het voorgaande kalenderjaar tot 1 juli van het lopende kalenderjaar, met dien verstande dat de vakantietoeslag niet meer zal bedragen dan ten hoogste 8% van driemaal het wettelijk minimumloon per 30 juni van het lopende kalenderjaar. Bij beëindiging van het dienstverband vóór 1 juni wordt uitgegaan van het salaris over de laatste maand verhoogd met de gemiddelde provisieinkomsten per maand gedurende de voorafgaande 12 maanden. Indien echter 8% van het salaris over de maand juni voor iedere maand dienstverband in de in lid 1 bedoelde periode op een hoger bedrag uitkomt, geldt dit hogere bedrag. Bij beëindiging van het dienstverband vóór 1 juni wordt uitgegaan van het salaris over de laatste maand.

  • 3. Bij voltijdarbeid bedraagt de vakantietoeslag voor de werknemer van 23 jaar en ouder per 2000 ten minste f 272,61 (€ 123,71) per maand, per 1 januari 2001 ten minste f 277,79 (€ 126,06) per maand en per 1 oktober 2001 ten minste f 287,38 (€ 130,41) per maand voor iedere maand dienstverband.

  • Voor werknemers die deeltijdarbeid verrichten worden de aanspraken krachtens dit lid naar evenredigheid bepaald.

  • 4. De werknemer, die na de eerste werkdag van een maand in dienst treedt van een werkgever, wordt geacht op de eerste dag van de volgende maand in dienst te zijn getreden. De werknemer, die na de eerste werkdag van een maand de dienst verlaat, wordt geacht op de laatste dag van deze maand de dienst te hebben verlaten mits het feitelijke dienstverband ten minste vier weken heeft bestaan.

  • 5. In geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer is de vakantietoeslag slechts verschuldigd gedurende twee jaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, onder aftrek van hetgeen de werknemer als vakantietoeslag ontvangt uit hoofde van de sociale verzekering.

  • 6. Over een maand, gedurende welke de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht anders dan ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, is geen vakantietoeslag verschuldigd.

  • Voor de toepassing van deze bepaling wordt de werknemer, die na de eerste dag van een maand zijn werkzaamheden niet heeft verricht, geacht eerst vanaf de eerste werkdag van de volgende maand zijn werkzaamheden te hebben gestaakt. De werknemer, die na de eerste werkdag van de maand zijn werkzaamheden heeft hervat, wordt geacht dit op de eerste dag van de volgende maand te hebben gedaan.

HOOFDSTUK 6 VERZUIM

Artikel 6.1 Kort verzuim

  • 1. Aan de werknemer, voor wie wegens bijzondere omstandigheden (kort) verzuim binnen de arbeidstijd noodzakelijk is, wordt dit toegestaan voor zover dit in de onderneming gebruikelijk is.

  • 2. Bij zodanig verzuim wordt het salaris doorbetaald in de hieronder opgenomen gevallen tot de daarbij vermelde duur:

a.over 4 dagen:bij overlijden van de levenspartner;
  bij overlijden van een inwonend kind;
b.over 2 dagen:bij het huwelijk van de werknemer of
  bij het aangaan van een notariële samenlevingsovereenkomst of
  voor registratie van het partnerschap;
  bij het overlijden van een niet inwonend kind;
  bij het overlijden van een van de ouders;
c.over 1 dag:bij bevalling van de levenspartner;
  bij adoptie van een kind;
  bij 25- of 40-jarig huwelijk van de werknemer;
  bij huwelijk van een kind;
  bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van:
  een van de grootouders van de werknemer of
  van de levenspartner;
  een zuster en/of haar levenspartner;
  een broer en/of zijn levenspartner;
  één van de ouders van de levenspartner;
  een zuster van de levenspartner;
  een broer van de levenspartner;
  de levenspartner van een kind;
  een kleinkind;
  bij keuring voor de militaire dienst;
d.over ten hoogste 1 dag in totaal:bij het huwelijk van een broer, zuster of kleinkind, per kalenderjaar
  professie van een kind, broer of zuster, priesterwijding van een kind of broer;
e.over een naar redelijkheid te:bij de vervulling van een bij wettelijk voorschrift of bepalen tijd tot ten hoogste 1 dag
  door de overheid opgelegde verplichting, welke persoonlijk moet worden nagekomen, voor zover hiervoor van de overheid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen; voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma, indien dit in het belang van het bedrijf is;
  bij ondertrouw;
  • 3. Onder levenspartner als bedoeld in lid 2 wordt verstaan de echtgeno(o)t(e) dan wel hij of zij met wie de werknemer respectievelijk een kind van de werknemer een duurzame levensrelatie onderhoudt en die tevoren als zodanig bij de werkgever bekend is gemaakt door de werknemer.

  • 4. Over eventuele afwijking van de in lid 2 genoemde gevallen, bijvoorbeeld op grond van regionale of plaatselijke gebruiken, zal in de onderneming overleg worden gepleegd.

  • 5. Voor verzuim in verband met bezoek aan huisarts, tandarts, specialist of in verband met nabehandeling na ziekte, dient in de onderneming een regeling te worden getroffen.

Artikel 6.2 Uitkering bij werkloosheid tijdens dienstverband

  • 1. De toepassing van artikel 7: 628 B.W. wordt beperkt tot één week. Gedurende deze tijd betaalt de werkgever het salaris.

  • 2. In geval van onderbreking van het werk op grond van de „Algemene Machtiging tot werktijdverkorting bij onwerkbaar weer of ongunstige waterstand" (Beschikking College van Rijksbemiddelaars d.d. 6 december 1945, Stcrt. 1945, nr. 129), geldt het in lid 1 bepaalde voor elke periode van werkonderbreking opnieuw.

  • 3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting blijft, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, artikel 7: 628 B.W. geheel buiten toepassing en betaalt de werkgever derhalve geen salaris over de uren waarin geen arbeid is verricht.

  • 4. Wanneer de werknemer aanspraak heeft op uitkering krachtens de Werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in de voorgaande leden niet of niet meer verplicht is tot betaling van het salaris, zal de werkgever deze uitkering aanvullen tot het bedrag van het salaris.

  • 5. Aan werknemers op wie het bepaalde in lid 4 niet kan worden toegepast in verband met de voorwaarden gesteld bij of krachtens de artikelen 15 t/m 21 van de Werkloosheidswet, zal de werkgever in de gevallen als bedoeld in de leden 2 en 3 het salaris doorbetalen.

Artikel 6.3 Bijzonder verlof voor werknemers die lid zijn van de v.v.

  • 1. Aan werknemers die lid zijn van de v.v. wordt, mits de aanvraag daartoe tijdig door de v.v. tot de onderneming is gericht, met inachtneming van het bepaalde in lid 2 vrijaf gegeven met behoud van salaris voor de volgende activiteiten:

    • a. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bondscongres, bondsraad, algemene vergadering of het daarmee gelijk te stellen orgaan;

    • b. het deelnemen aan door de v.v. georganiseerde cursussen; in dit geval zal slechts vrijaf worden gegeven indien de bedrijfsbelangen zich daartegen niet verzetten;

  • 2. De in lid 1 sub b genoemde verplichting tot het verlenen van bijzonder verlof met behoud van salaris is in beginsel per onderneming beperkt tot 2 dagen per 2 jaar per 9 bij de v.v. georganiseerde werknemers.

Artikel 6.4 Verlof zonder behoud van salaris

  • 1. De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van salaris over een periode, waarover hem blijkens een verklaring van zijn vorige werkgever een uitkering als bedoeld in artikel 3.4 lid 2, is verleend.

  • 2. Op dit verlof is het bepaalde in de artikelen 3.4, 5.1, 5.8, 5.9, en 5.11 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bovendien heeft de werknemer recht op verlof zonder behoud van salaris over maximaal zes dagen.

  • De werknemer die deeltijdarbeid verricht heeft recht op verlof zonder behoud van salaris over een evenredig aantal dagen.

  • De werknemer kan het onbetaald verlof genieten na overleg met de werkgever.

Artikel 6.5 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een Ziektewetuitkering een aanvulling op het wettelijk verplichte loon te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 100% van het volledige Ziektewet-dagloon. Onder Ziektewet-dagloon wordt in dit kader verstaan het Ziektewet-dagloon, voor zover nodig, vermeerderd met het spaarloon.

  • Indien de periode gedurende welke de loondoorbetaling verplicht is, langer duurt dan 52 weken tengevolge van te late aangifte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, vervalt de aanvullingsverplichting indien en voorzover de te late melding door de werknemer is veroorzaakt.

  • 2. Over de eerste twee dagen waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden betaald en geen aanvulling te worden verstrekt, en na die dagen behoeft geen aanvulling op de wettelijk verplichte loondoorbetaling te worden verstrekt indien:

    • de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

    • de werknemer is opgenomen in een gevangenis of werkinrichting.

  • 3. Over de eerste dag waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden doorbetaald en geen aanvulling te worden verstrekt in de gevallen en op de voorwaarden als is omschreven in de regeling ter voorkoming van misbruik welke in de onderneming reeds bestaat of na met de ondernemingsraad bereikte overeenstemming door de werkgever wordt vastgesteld.

  • 4. De werkgever zal geen gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid met de werknemer overeen te komen bij ziekmelding een vakantiedag af te boeken.

  • 5. De werkgever is gerechtigd, zo nodig in afwijking van het gestelde in de leden 1 t/m 4 van dit artikel, sancties op te leggen aan de werknemer die de controlevoorschriften overtreedt die zijn neergelegd in een ondernemingsregeling waarin is geregeld hoe de werknemer dient te handelen bij ziekte. De sancties dienen in de regeling te zijn opgenomen.

  • Deze ondernemingsregeling zal in overleg met de ondernemingsraad worden vastgesteld.

  • 6. Voorts is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedurende één jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70%, zullen, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel, de volgens de vorige volzinnen berekende aanvullingen evenredig lager zijn.

  • 7. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70% dan wel er geen WAO-uitkeringen worden ontvangen en de werknemer (daarnaast) WW-uitkeringen ontvangt, is de werkgever verplicht aan de werknemer na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid gedurende één jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen en de WW-uitkeringen tezamen te verstrekken tot 94% van het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij gedurende dat jaar 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen. Op de WW-uitkeringen toegepaste kortingen kunnen op de aanvullingen in mindering worden gebracht.

  • 8. Tevens is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer die nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt arbeidsongeschikt is geworden – te rekenen vanaf 1 september 1990 – en die direct voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag de laatste 7 jaar als werknemer in de Metalektro werkzaam is geweest en die niet aan de SUM-regeling deelneemt, na het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken.

  • De aanvullingen bedragen 10% van de bruto grondslag die op grond van het SUM-reglement wordt gehanteerd voor de berekening van de netto SUM-uitkering. Voorzover van toepassing wordt de bruto grondslag vermeerderd met de in het jaar direct voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op grond van regelmatige ploegendienst ontvangen ploegentoeslagen alsmede met de op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag voor de werknemer geldende toeslag op basis van het Systeem Arbeidsomstandigheden (SAO).

  • Het netto bedrag van de aanvullingen op de WAO-uitkeringen zal echter tezamen met de netto WAO-uitkeringen niet hoger zijn dan de netto SUM-uitkering die de werknemer zou hebben gekregen op grond van artikel 5 lid 1 en voor zover van toepassing lid 2 van het SUM-reglement als hij op dat moment aan de SUM-regeling zou hebben deelgenomen. De werkgever is verplicht de aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken zolang de volledige uitkeringen krachtens de WAO ter zake van arbeidsongeschiktheid worden verleend. Deze verplichting blijft bestaan indien het dienstverband met de werknemer eindigt.

  • De verplichting aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken geldt niet voor de werkgever die op enige wijze in een ten minste gelijkwaardige aanvulling voor de werknemer voorziet.

  • 9. De werkgever is in het kader van zijn goed werkgeverschap gehouden een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer zo mogelijk passend werk aan te bieden. Indien de werkgever geen passend werk beschikbaar heeft, deelt hij dat schriftelijk aan de werknemer mee.

  • 10. De werkgever is verplicht aan de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer die passende of eigen, aangepaste, werkzaamheden bij de werkgever hervat, gedurende maximaal twee jaren te rekenen vanaf de datum van werkhervatting, aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken. Deze aanvullingen op de WAO-uitkeringen zijn zodanig dat ze tezamen met het salaris, eventuele andere aanvullingen en/of uitkeringen en de WAO-uitkeringen, een netto bedrag opleveren dat gelijk is aan het netto bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende die periode 100% van het volledige Ziektewet-dagloon zou hebben ontvangen.

  • Voor de werknemer die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt worden de aanvullingen verminderd met het bedrag waarop de werknemer recht had kunnen hebben, indien hij een risicoverzekering had gesloten welke bij volledige arbeidsongeschiktheid een aanvulling geeft op de WAO-uitkeringen tot 70% van het WAO-dagloon.

  • 11. Het in de leden 1, 6, 7 en 10 bedoelde Ziektewet-dagloon wordt gewijzigd met de in de Metalektro van toepassing zijnde algemene salariswijzigingen.

  • 12. De werkgever zal de werknemer de mogelijkheid bieden een risicoverzekering aan te gaan welke een aanvulling geeft op de WAO-uitkeringen tot 70% van het WAO-dagloon. Partijen hebben hiertoe een voorziening voor de bedrijfstak ingesteld. Deze bestaat uit een mantelovereenkomst tussen de ROM en een vijftal verzekeraars. Werkgevers die vallen onder de werkingssfeer van deze CAO alsmede werkgevers die vrijwillig zijn toegetreden tot de SUM-regeling kunnen op grond van de mantelovereenkomst op algemeen geldende voorwaarden de risicoverzekering aangaan ten behoeve van de deelnemende werknemers. De voorwaarden liggen ter inzage bij de ROM. De werkgever kan een eigen voorziening treffen nadat hierover overleg is geweest met de v.v.

  • De meerpremie die boven de gemiddelde bedrijfstakpremie moet worden betaald vanwege het hogere risico van de onderneming, is voor 75% voor rekening van de werkgever.

  • De gemiddelde bedrijfstakpremie is voor 2000 bepaald op 1,75% van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis (2000: f 82.275,–; € 37.334,77) en het wettelijk minimum maandloon op jaarbasis (in 2000: f 31.186,–; € 14.151,59).

  • Voor 2001 en 2002 wordt uitgegaan van een gemiddelde bedrijfstakpremie die door deskundigen, door partijen te benoemen, wordt vastgesteld aan de hand van door de verzekeraar(s) aan te leveren relevante gegevens.

  • De meerpremie is het gedeelte van de voor de onderneming geldende premie, uitgedrukt in procenten van het loondeel tussen het maximum WAO-uitkeringsdagloon op jaarbasis en het wettelijk minimum maandloon op jaarbasis, dat de voor het betreffende kalenderjaar bepaalde gemiddeld bedrijfstakpremie te boven gaat.

Artikel 6.6 Vrijaf na overwerk

Indien overwerk aanvangt voor of op middernacht en op die dag de normale werktijd is gewerkt of die dag een zon- of feestdag is, behoeft het werk niet eerder dan 11 uren na het beëindigen van het overwerk te worden hervat. Deze 11 uren kunnen éénmaal per periode van 7 x 24 uur, worden ingekort tot 8 uren.

Voorzover deze uren vallen binnen de normale werkdag worden zij in het kader van de voor de werknemer geldende Jaarlijkse Arbeidstijdsduur als gewerkte uren beschouwd.

Artikel 6.7 Vakopleiding en vorming

De werkgever stelt de werknemer, die geen deeltijdarbeid verricht en die niet voldoet aan de leerlingtypen zoals genoemd in artikel 1 lid 5 van bijlage I van de „CAO inzake de financiering van basisberoepsopleidingen (WEB; niveau II), voortgezette (beroeps-)opleidingen, employability/her-, om- en bijscholing, alsmede werkgelegenheid van werknemers in de Metalektro", en die een opleiding volgt krachtens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, niveau II of III, in de gelegenheid om dat gedeelte van de opleiding dat niet binnen het bedrijf wordt gegeven, buiten het bedrijf te volgen gedurende werktijd, met behoud van salaris en tot een maximum van gemiddeld een dag per week.

HOOFDSTUK 7

Artikel 7.3 Overlijdensuitkering

De nagelaten betrekkingen van een werknemer hebben recht op een overlijdensuitkering overeenkomstig het gestelde in artikel 7: 674 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat deze, voorzover nodig in afwijking van artikel 7: 674 B.W., gaat over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond. Deze uitkering, die wordt betaald in een bedrag ineens, komt ten laste van de werkgever voorzover zij niet wordt gedaan door een uitvoeringsorgaan van de Ziektewet respectievelijk WAO.

HOOFDSTUK 8 KARWEIWERK

Artikel 8.1 Karweiwerkzaamheden

  • 1. De werknemer die voorheen af en toe karweiwerkzaamheden diende te verrichten, kan na het bereiken van de 55-jarige leeftijd daartoe niet meer worden verplicht.

  • Indien een werknemer karweiwerkzaamheden voor de onderneming uitvoert buiten de fabrieksterreinen van de onderneming of buiten de terreinen van het karweiwerk waarvoor hij is aangesteld en hij als gevolg daarvan noodzakelijkerwijze langer moet reizen, wordt deze extra reistijd aan hem vergoed, met inachtneming van het volgende:

  • 2.

    • a. De reistijd wordt als volgt berekend:

      • bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de reistijd tussen het tijdstip van vertrek van het station (stopplaats) van de woonplaats van de werknemer en het tijdstip van aankomst bij het karweiterrein en omgekeerd, een en ander volgens de dienstregeling van het openbaar vervoer;

      • bij gebruikmaking van andere vervoermiddelen: de reistijd, die nodig is om met het gebezigde vervoermiddel de afstand af te leggen langs de kortst mogelijke weg van het centrum van de woonplaats naar het karweiterrein en omgekeerd; deze reistijd wordt bepaald in een redelijke verhouding tot de reistijd volgens het openbare vervoer voor een vergelijkbare afstand.

    • b. Wanneer de werknemer in verband met zijn werkzaamheden buiten zijn woonplaats moet overnachten, wordt zijn extra reistijd volledig vergoed.

    • c. Eveneens volledige vergoeding van zijn extra reistijd ontvangt de werknemer wiens tewerkstelling op één karwei niet langer dan één dag duurt.

    • d. Duurt zijn tewerkstelling op één karwei langer dan 1 dag en reist de werknemer dagelijks heen en weer, dan wordt een extra reistijd van twee uren of minder buiten zijn normale werkdag volledig vergoed.

    • Reist hij langer, dan worden ten minste twee uren vergoed.

  • 3. Reistijd binnen de normale werkdag wordt als gewerkte tijd beschouwd en komt niet voor een bijzondere reistijdvergoeding in aanmerking.

  • Komt de reistijd wel voor vergoeding in aanmerking dan wordt deze bij de normale wekelijkse arbeidsduur als volgt betaald:

    • uren niet op zon- en feestdagen: 0,48% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 82,8% van de uurverdienste);

    • uren op zondag: 0,96% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 165,5% van de uurverdienste);

    • uren op een in artikel 2.1 lid 4 genoemde feestdag: 1,43% van de maandverdienste1 (bij een uurverdienste van 0,58% van de maandverdienste: 246,6% van de uurverdienste).

  • Voor de werknemer die deeltijdarbeid verricht wordt voor de berekening van karweiwerk, onder maandverdienste verstaan de persoonlijke minimum maandverdienste die een werknemer in voltijd in dezelfde functie bij eenzelfde aantal functiejaren ontvangt.

  • 4. De werknemer die langer dan een week buiten zijn vaste woonplaats moet overnachten wordt elke week in de gelegenheid gesteld na afloop van de voor het betreffende karwei vastgelegde wekelijkse werktijd naar huis te reizen.

  • Indien echter de werkzaamheden zulks vorderen, dan wel de reisverbindingen daartoe aanleiding geven, kan de werkgever na overleg hiervan afwijken. Indien volgens dienstrooster op zaterdag wordt gewerkt, heeft het vertrek van het karweiterrein naar de woonplaats eenmaal in de veertien dagen zó tijdig plaats, dat de werknemer die zaterdag omstreeks 15.00 uur thuis kan zijn. In dat geval behoeft op de maandag daaropvolgend het vertrek van het centrum van de woonplaats naar het karweiterrein niet eerder aan te vangen dan omstreeks 6.00 uur des morgens.

  • Indien bijzondere omstandigheden naar zijn oordeel zulks nodig maken kan de werkgever binnen de periode tussen 15 oktober en 1 maart daaropvolgend zijn werknemers op een karwei 6 dagen per week laten werken zonder dat daarvoor het overleg genoemd in artikel 2.5 nodig is.

Artikel 8.2 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Indien een werknemer werkzaamheden voor de onderneming verricht buiten de terreinen van de onderneming of buiten de terreinen van het werk waarvoor hij is aangesteld en hij als gevolg daarvan noodzakelijkerwijze extra reisen verblijfkosten heeft gemaakt, worden deze extra kosten aan hem vergoed, met inachtneming van het volgende:

  • 2. De vergoeding van reiskosten wordt bepaald op basis van of overeenkomstig de tarieven van het openbaar vervoer in de laagste klasse, over de kortst mogelijke afstand.

  • 3. Indien de benodigde tijd en/of reisgelegenheid overnachting in een pension noodzakelijk maken, worden de kosten daarvan vergoed met inachtneming van de in de onderneming hiervoor geldende regels. In dat geval wordt bovendien voor de bijkomende kosten – voor zover deze niet op andere wijze worden vergoed – f 7,50 (€ 3,40) per dag vergoed.

HOOFDSTUK 9 DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 9.1 Niet in dienst zijnde werknemers

  • 1.

    • a. De werkgever draagt in zijn onderneming zonder voorafgaand overleg met de ondernemingsraad aan niet in dienst zijnde werknemers geen werkzaamheden op welke naar hun aard door werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht, noch direct noch indirect via (onder)aannemers.

    • b. Het algemeen beleid van de onderneming inzake het gebruik maken van niet in dienst zijnde werknemers zal ten minste tweemaal per jaar met de ondernemingsraad worden besproken.

    • c. Onder „niet in dienst zijnde werknemer" wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke persoon, die werkzaamheden verricht in de onderneming van een werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.

  • 2. De werkgever zal bij het in lid 1 sub a bedoelde overleg de ondernemingsraad informeren omtrent:

    • naam en adres van degene(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn dan wel van degene(n) die de niet in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt (stellen);

    • aard en geschatte duur van de werkzaamheden;

    • aantal, namen en leeftijden van de niet in dienst zijnde werknemers;

    • de arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers.

  • 3. De bepalingen in deze CAO met betrekking tot de persoonlijke minimum maandverdiensten, de betaling van de overwerktoeslagen, de ploegentoeslagen en de kostenvergoedingen zijn van overeenkomstige toepassing op uitzendkrachten.1

  • 4. Wanneer vaststaat dat het totaal van arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers gemiddeld per functie en leeftijd meer dan 10% ligt boven dan wel 10% beneden dat van de vergelijkbare eigen werknemers in dezelfde salarisgroep, zal de werkgever van deze niet in dienst zijnde werknemers geen gebruik maken resp. het gebruik beëindigen, tenzij in overleg met de v.v. dit verschil in arbeidsvoorwaarden tot ten hoogste 10% wordt teruggebracht. In alle gevallen dient het totaal van arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk te zijn aan het totaal van de arbeidsvoorwaarden van deze CAO.

  • Bij deze vergelijking van arbeidsvoorwaarden wordt ten aanzien van de niet in dienst zijnde werknemers uitgegaan van het totale inkomen uit deze arbeid, omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode. Onder dit totale inkomen worden alle, op geld waardeerbare elementen, hoe ook genaamd, begrepen.

  • Ten aanzien van de eigen werknemers wordt bij deze vergelijking uitgegaan van het gemiddelde salaris in de salarisgroep, zo nodig afzonderlijk berekend voor werknemers in vergelijkbare leeftijdscategorieën.

  • Hierbij wordt het jaarinkomen, waarin alle vaste toeslagen en/of vaste gratificaties worden begrepen, vastgesteld en omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode.

  • Onder arbeidsvoorwaarden worden mede begrepen:

    • a. vakantierechten;

    • b. vergoedingen voor reisuren, reiskosten, koffiegeld, e.d.;

    • c. andere vergoedingen en toeslagen;

    • d. het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de inhouding van premies voor sociale verzekeringen en pensioenvoorzieningen;

    • e. duidelijke, kwantificeerbare verstrekkingen aan de betrokken werknemers zoals kleding, schoeisel en gereedschap;

    • f. duidelijke, kwantificeerbare voorzieningen voor de betrokken werknemers zoals pensioenvoorziening en ziektekostenverzekering;

    • g. uitkeringen in het lopende jaar verband houdende met de winst, zodra de hoogte van de uitkering bekend is.

  • 5. Wanneer de werkgever in de ondernemingsraad aantoont dat sprake is van:

    • a. aanneming van werk, indien de werkzaamheden geschieden door personeel in dienst van de betreffende (onder)aannemer en waarbij

      • 1. de (onder)aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk;

      • 2. de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van de (onder)aannemer staan;

      • 3. de (onder)aannemer economisch risico loopt ten aanzien van prijs, kwaliteit of levertijd;

    • b. collegiaal uitlenen zonder winstoogmerk;

    • c. werkzaamheden door werknemers in dienst van de leverancier terzake van montage ingebruikstelling en onderhoud van een geleverd produkt;

    • d. een gemeenschappelijk door ondernemers in de Metalektro in stand gehouden arbeidsreserve zonder winstoogmerk, is het bepaalde in de leden 2, 3, 4 en 5 niet van toepassing.

    • In dit geval zal de werkgever de ondernemingsraad niettemin informeren omtrent:

      • naam en adres van degene(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn;

      • aard en geschatte duur van de werkzaamheden.

Artikel 9.3 Wijziging van gereglementeerde winstdelingsregelingen

  • 1. Tot wijziging van een in de onderneming geldende gereglementeerde winstdelingsregeling zal de werkgever slechts overgaan na overleg met de v.v. en de w.v.1 en met instemming van de ondernemingsraad.

  • 2. Eveneens zal de werkgever voorafgaand overleg plegen met de v.v. en de w.v.1 bij invoering van een winstdelingsregeling die elementen van prestatiebeloning bevat.

Artikel 9.4 Sociaal beleid

  • 1. De gegevens die de werkgever in het sociaal jaarverslag aan de ondernemingsraad verstrekt, worden ook aan de v.v. verstrekt; hierover zal, indien de v.v. de wens daartoe te kennen geven een gesprek plaatshebben.

  • 3. Wanneer in een onderneming een vacature ontstaat, zullen de werknemers in de betreffende onderneming in de gelegenheid worden gesteld daarnaar te solliciteren.

  • Wanneer een werknemer van deze interne sollicitatieprocedure gebruik maakt doch niet volledig aan de functie-eisen voldoet, zal de werkgever betrokkene zo mogelijk in de gelegenheid stellen door middel van scholing aan de gestelde functie-eisen te voldoen.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.5 Bondswerk in de onderneming

  • 1. Als de v.v. aan de onderneming meedelen dat zij het vakbondswerk binnen de onderneming willen effectueren en/of de delegatie voor het overleg over arbeidsvoorwaarden en alle andere voor de werknemers belangrijke zaken die met de v.v. plegen te worden geregeld, (mede) willen laten bestaan uit werknemersleden der v.v. uit de onderneming, zal over de consequenties hiervan met de werkgever overleg worden gepleegd. De v.v. kunnen zich in de onderneming laten vertegenwoordigen door een in die onderneming werkzaam kaderlid, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 10.6 Fusie, reorganisatie, sluiting; inschakeling van organisatiebureaus

  • 1. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderneming, overleg plegen met de ondernemingsraad en de v.v. inlichten ingeval daarbij werknemers zijn betrokken.

  • De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg met de ondernemingsraad.

  • 2. De werkgever die overweegt een fusie aan te gaan zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.

    • a. In verband daarmede zal de werkgever zo spoedig mogelijk, mede gezien het hierna volgende, de v.v. inlichten over de overwogen maatregelen.

    • Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht.

    • In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.

    • b. Daarna zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen bespreken met de v.v. alsmede met de ondernemingsraad, teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden.

    • De werkgever zal de resultaten van dit beraad meedelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.

  • 3. De werkgever die overweegt een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of de personeelsbezetting ingrijpend te wijzigen zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.

    • a. Indien de werkgever verwacht dat bepaalde ontwikkelingen de omvang van de werkgelegenheid in de onderneming in ernstige mate in gevaar zullen brengen, zal hij de v.v. zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte brengen en voor een gesprek uitnodigen.

    • In dat gesprek zal de werkgever de v.v. inzicht verschaffen in aard en mogelijke consequenties van die ontwikkelingen.

    • Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever worden ingelicht.

    • In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. de geheimhouding over de overwogen maatregelen in acht nemen.

    • b. Vervolgens zal met de v.v. worden besproken welke voorgenomen maatregelen tot aanpassing van de personeelsbezetting binnen welk tijdsbestek dienen te worden getroffen, waarbij met medewerking van de betrokkenen wat betreft om-, her- en bijscholing, over- en, herplaatsing, er naar zal worden gestreefd om gedwongen ontslagen te voorkomen.

    • Hierbij zal o.m. worden gesproken over maatregelen die de herplaatsing hetzij binnen het bedrijf hetzij elders kunnen bevorderen en de wijze waarop e.e.a. zal plaatsvinden.

    • c. Voorts zal de werkgever de te treffen maatregelen bespreken met de ondernemingsraad teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden. De werkgever zal de resultaten van dit beraad mededelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.

  • 4. Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolgen voor de werknemers of een aantal werknemers zijn te verwachten zal de werkgever in overleg met de v.v. een sociaal plan opstellen waarin wordt aangegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.

  • In verband hiermede zal, indien de v.v. zulks verzoeken, hierbij tevens het inzicht van het betreffende RBA worden gevraagd inzake de plaatsbaarheid van de betrokken werknemers.

  • Ingeval te verwachten is dat daarbij beëindiging van het dienstverband zal plaatsvinden in een omvang die gevolgen heeft voor de plaatselijke arbeidsmarkt, zal in het overleg tussen de werkgever, de v.v. de vraag worden betrokken of het wenselijk is ter zake advies van de betreffende regionale raad voor de arbeidsmarkt te vragen.

Artikel 10.9 Wijzigingen

  • 1. Per 1 september 2000 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 3,8%.

  • Voor werknemers van 23 jaar en ouder zal bij voltijdarbeid deze verhoging tenminste f 117,39 (€ 53,27) per maand bedragen.

  • 2. In verband met de afschaffing van de overhevelingstoeslag op 1 januari 2001 worden per die datum de reguliere loonbestanddelen in de zin van de Wet op de loonbelasting, waaronder de feitelijke salarissen, verhoogd met 1,9% met een maximum van f 1.746,– (€ 792,30) per jaar.

  • 3. Per 1 oktober 2001 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 3,45%. Voor werknemers van 23 jaar en ouder zal bij voltijdarbeid deze verhoging tenminste f 112,35 (€ 50,98) per maand bedragen.

  • 4. Aan werknemers van 23 jaar en ouder ingedeeld in salarisgroep 1 t/m 7 zal een bedrag van f 75,53 (€ 34,27) per kwartaal worden betaald. Voor werknemers van 22 jaar geldt een bedrag van f 69,48 (€ 31,53); 21 jaar f 64,45 (€ 29,25); 20 jaar f 58,41 (€ 26,51); 19 jaar f 52,36 (€ 23,76); 18 jaar f 47,39 (€ 21,50); 17 jaar f 41,29 (€ 18,74).

Artikel 10.11 Kinderopvang

  • 1. De werkgever is in het jaar 2000 en in het jaar 2001 aan de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) ingestelde Stichting Kinderopvang in de Metaalen Elektrotechnische Industrie (SKM), waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst, een bijdrage verschuldigd van 0,3% van de in die jaren voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering. De heffingen zijn bestemd voor de realisatie van het ROM project Kinderopvang (zie bijlage C).

  • 2. De werkgever is verplicht op de in lid 1 bedoelde bijdragen een door de SKM vast te stellen voorschot te betalen:

    • in het jaar 2000 vóór een door de SKM vast te stellen datum, doch uiterlijk op 31 december. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2001.

    • in het jaar 2001 uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente.

  • 4. De werkgever is verplicht aan de SKM gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot)bijdrage(n) noodzakelijk is, te verstrekken.

Artikel 10.12 Opleiding en Arbeidsmarkt

  • 1. Er is een „Stichting Opleiding en Arbeidsmarkt in de Metaalen Elektrotechnische Industrie".

BIJLAGE C

(Artikel 10.11 van de CAO)

Regeling Bijdrage Kinderopvang

  • 1. Toepassing van de regeling

  • De regeling is van toepassing op de werknemer in dienst van een onderneming die valt onder de werkingssfeer van de CAO in de Metalektro alsmede op diegenen die in opleiding zijn in het kader van O+A werkgelegenheidsprojecten die ten behoeve van hun kind(eren) in de leeftijd van 0-4 jaar en 4 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool, gebruik willen maken van een kindplaats. Dit kan gerealiseerd worden door middel van één van de volgende vormen van kinderopvang:

    • dagopvang: opvang van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gedurende hele en/of halve dagen in een daartoe erkend kindercentrum;

    • buitenschoolse opvang: opvang van kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool. Buitenschoolse opvang betekent de opvang voor en na de basisschooltijden;

    • gastouderopvang: opvang van kinderen van 0 jaar tot en met het laatste jaar van de basisschool. Gastouderopvang betekent kinderopvang in de gezinssituatie van de gastouder, waarbij de plaatsing tot stand komt via een gastouderbureau.

  • 2. Uitvoering

  • Deze regeling wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (ROM) ingestelde Stichting Kinderopvang in de Metaalen Elektrotechnische Industrie (SKM). De uitvoering is feitelijk opgedragen aan de Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen (SUK) te Utrecht.

  • 3. Inhoud van de regeling

  • Via de SUK zal aan werknemers, die in aanmerking willen komen voor één van de genoemde vormen van kinderopvang, een kindplaats worden aangeboden waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de werknemer.

  • 4. Kosten van de regeling

  • De kosten van de regeling komen voor rekening van de SKM. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de regeling is een ouderbijdrage verschuldigd. De SUK zal de ouderbijdrage innen. De ouderbijdrage wordt vastgesteld conform de door de SUK voorgestelde en SKM vastgestelde tabel. De hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de ouders/verzorgers, het aantal kinderen op het kinderdagverblijf en het aantal dagdelen/uren dat het/de kind(eren) het dagverblijf bezoek(t)(en) of via een gastouderproject opvang geniet(en).

  • 5. Aanspraken

  • De aanvraag voor een kindplaats kan worden ingediend, met dien verstande dat de kindplaats ook voor of op deze datum feitelijk in gebruik moet zijn genomen èn de SUK een volledig ingevuld en ondertekend inschrijfformulier van de ouder heeft ontvangen. De kosten van een kindplaats worden niet met terugwerkende kracht vergoed. De regeling gaat in op 1 oktober 2000.

  • 6. Kostendeling

  • De SKM streeft naar een financiering van de regeling kinderopvang met toepassing van kostendeling van de niet door de ouderbijdrage gedekte kosten. Indien bij de werkgever van de partner eveneens een regeling kinderopvang van kracht is, zal deze werkgever gevraagd worden om medewerking te verlenen aan kostendeling van de niet door de ouderbijdrage gedekte kosten.

  • 7. Instelling voor kinderopvang

  • De SUK sluit alleen contracten met kinderdagverblijven/-centra met een gemeentelijke vergunning.

  • 8. Einde regeling

  • Ingeval via de SKM aan degene genoemd onder lid 1, een kindplaats ter beschikking is gesteld, dan eindigt deze op het tijdstip waarop het kind 4 jaar wordt of op het tijdstip dat het kind het laatste jaar van de basisschool heeft voltooid.

  • Het recht op een kindplaats eindigt voorts:

    • aan het einde van de periode waarvoor de kinderopvang is aangevraagd;

    • op het moment waarop er geen gebruik meer wordt gemaakt van kinderopvang;

    • wanneer door de aanvrager niet meer wordt voldaan aan het gestelde onder lid 1.

  • 9. Aanvraagprocedure

  • Een aanvraag dient te worden ingediend bij de SUK, Maliebaan 87, 3581 CG Utrecht, tel. 030-2323100. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van de door de SUK te verstrekken formulieren.

  • 10. Onvoorziene gevallen

  • In onvoorziene gevallen beslist de Stichting Kinderopvang in de Metaalen Elektrotechnische Industrie.

  • 11. Overige

  • De Stichting zal éénmaal per 12 maanden controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door middel van een verklaring. De Stichting behoudt zich het recht voor ingeval van niet-naleving van de gestelde voorwaarden de ten onrechte verstrekte vergoedingen terug te vorderen, verhoogd met wettelijke rente.

BIJLAGE G

Bijlage ter informatie

  • 1. Toeslagpercentages

  • Toeslagen per uur in percentages van de maand- resp. periode- en weekverdienste bij voltijdarbeid.

    • a. Indien overuren worden gecompenseerd met vrije tijd gelden de volgende toeslagen per uur, uitgedrukt in percentages van de maandresp. periode- en weekverdienste.

Toeslag
CAO-artikel bij maandbetalingbij 4-wekelijkse betalingbij weekbetaling
4.14, lid 4 suba0,14%0,15%0,60%
 b0,24%0,26%1,03%
 c0,27%0,29%1,17%
 d0,37%0,40%1,60%
 e0,48%0,52%2,07%
b.  
4.14, lid 3 0,60%0,65%2,60%
    • c. Toeslag per uur in percentages van de maand- resp. periode- en weekverdienste bij voltijdarbeid.

Toeslag
CAO-artikel bij maandbetalingbij 4-wekelijkse betalingbij weekbetaling
4.12, lid 4 0,48%0,52%2,07%
  1,06%1,15%4,60%
4.15 0,21%0,23%0,92%
4.16, lid 1 subb0,11%0,12%0,46%
 c0,21%0,23%0,92%
  • 2. Toeslagen per uur in percentages van de uurverdienste

    • a. Indien overuren worden gecompenseerd met vrije tijd gelden de volgende toeslagen per uur uitgedrukt in percentages van de uurverdienste.

CAO-artikel Toeslag
4.14, lid 4 suba 24,1%
 b 41,3%
 c 46,4%
 d 63,8%
 e 82,8%
b.  
4.14, lid 3 103,4%
    • c. Toeslag per uur in percentages van de uurverdienste

CAO-artikel Toeslag
4.12, lid 4  82,0%
  182,8%
4.15  36,2%
4.16, lid 1 subb 19%
 c 36,2%

BIJLAGE I STATUTEN VAN DE STICHTING KINDEROPVANG IN DE METAAL- EN ELEKROTECHNISCHE INDUSTRIE

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Kinderopvang in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 2. Zij heeft haar zetel te 's-Gravenhage.

Artikel 2 Doel

De stichting heeft ten doel: het realiseren van kinderopvang voor werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, door het aankopen van kindplaatsen bij erkende kinderdagverblijven, dan wel gastouderprojecten.

Bijlage C van de Metalektro CAO 2000-2002 regelt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de stichting geldmiddelen voor dit doel verstrekt

Artikel 3 Financiele middelen

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

  • a. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie worden verstrekt ingevolge het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst (voor het hoger personeel) in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie;

  • b. inkomsten uit het vermogen van de stichting;

  • c. eventuele andere baten.

  • De beschikbare gelden van de stichting worden belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, ondermeer door kortlopende depositorekeningen bij solide Nederlandse bankinstellingen.

Artikel 4 Secretariaat en administratie

De stichting draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder de uitvoering van de bestuursbesluiten, de inning van de in artikel 3 onder a. bedoelde bijdragen, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan de stichting Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie (Cesmetel), gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: „Cesmetel".

De verantwoordelijkheid voor de door Cesmetel uit te voeren bovenvermelde taken berust bij de stichting.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee leden, te weten één werkgeverslid en één werknemerslid.

  • 2. De leden van het bestuur worden benoemd door de stichting Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: „ROM".

  • De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voordracht, op te maken voor elke te vervullen plaats.

  • De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een bestuurslid de voordracht op, te weten:

    • voor het werkgeverslid: door de Vereniging FME-CWM, gevestigd te Zoetermeer;

    • voor het werknemerslid: door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam, namens de vakverenigingen in de ROM.

  • De betreffende vereniging zal de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen een maand nadat deze vereniging hiertoe schriftelijk door de ROM is uitgenodigd.

  • 3. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op verzoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. overlijden;

    • b. het nemen van ontslag;

    • c. onder curatelestelling of faillissement;

Artikel 6

  • d. ontslag als bedoeld in lid 3.

  • 1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door het lid benoemd op voordracht van de Vereniging FME-CWM, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door een lid benoemd op voordracht van de werknemersorganisaties en zo telkenjare afwisselend.

  • 2. De door Cesmetel voor de uitvoering van de secretariële en administratieve werkzaamheden ter beschikking gestelde functionarissen maken geen deel uit van het bestuur van de stichting.

  • 3. Cesmetel kent één van de in lid 2 bedoelde functionarissen de titel secretaris van de stichting toe, die als zodanig toegang heeft tot bestuursvergaderingen en daarin een adviserende stem heeft.

  • 4. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het bestuur verleent aan Cesmetel volmacht om in het kader van de haar opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.

Artikel 7 Vergaderingen

Het bestuur vergadert zo dikwijls een bestuurslid dit gewenst acht.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan alleen besluiten nemen indien beide bestuursleden aanwezig zijn.

  • Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.

  • 2. Bestuursbesluiten worden genomen met algemene stemmen.

  • 3. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door – de ROM.

Artikel 9 Financiën

  • 1. Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met éénendertig december daaraanvolgend.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt.

  • Cesmetel laat dit jaarverslag controleren door een onafhankelijke externe accountant of accountant-administratieconsulent met certificeringsbevoegdheid en legt dit jaarverslag aan het bestuur ter goedkeuring voor.

  • 3. De Raad van Toezicht van Cesmetel verleent de opdracht tot controle van het jaarverslag aan de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 5. De vastgestelde jaarstukken en het verslag van het bestuur omtrent het gevoerde beleid zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie ten kantore van de Stichting en op een of meer door de Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 10 Begroting

  • 1. Het bestuur van de stichting zal voor de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst periode een begroting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voordat de ROM de begroting heeft goedgekeurd.

  • 2. De vastgestelde begroting zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie ten kantore van de Stichting ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 3. De begroting vormt de basis van het door het bestuur voor de betreffende periode te voeren beleid.

  • Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.

Artikel 11 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen na verkregen goedkeuring van de ROM.

  • 3. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.

Artikel 12 Ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen na verkregen goedkeuring van de ROM.

  • 2. Wanneer tot ontbinding is besloten treedt het laatste bestuur als liquidateur op.

  • 3. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo.

  • Een dergelijk saldo zal zoveel mogelijk worden aangewend binnen het doel van de stichting.

Artikel 13

In alle gevallen waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op de Stichting Metalektro Oost, voor zover het betreft de artikelen 6.2 en 6.5 lid 1.

V. Dit besluit is tevens niet van toepassing op leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), indien althans het lidmaatschap van die vereniging reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen.

VI. Dit besluit is eveneens niet toepassing op werknemers van KPN Netwerk Bouw.

VII. Voor het geval de door de KLM en UTC op te richten onderneming (Newco) gebonden zal zijn aan een rechtsgeldige eigen ondernemings-CAO, is dit besluit gedurende de looptijd van die CAO niet op die onderneming (Newco) van toepassing.

VIII. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.

IX. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 15 december 2000

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Voor vergoedingen resp. toeslagen zie bijlage G.

XNoot
1

Voor de toeslagen bij een periode- en weekbetaling zie bijlage G.

XNoot
1

Voor de toeslag bij periode- en weekbetaling zie bijlage G.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bj de CAO.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

De functielijst met toelichting is verkrijgbaar bij de Raad van Overleg van de metaalindustrie, Postbus 407, 2260 AK Leidschendam.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

XNoot
1

Het bepaalde in artikel 8 lid 3 van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs blijft onverkort van toepassing. Hieruit vloeit onder meer voort dat de inlenende onderneming zich ervan moet verzekeren dat de uitzendwerkgever op de ingeleende uitzendkrachten de onderhavige arbeidsvoorwaarden toepast.

XNoot
1

Bedoeld wordt partijen bij de cao.

Naar boven