Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld

Categorie: pre-opsporing, opsporing, vervolging, informatieverstrekking en strafvordering

Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. art. 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2000A023

Datum vaststelling: 07-11-2000

Datum inwerkingtreding: 01-12-2000

Geldigheidsduur: 01-12-2004

Publicatie in Stcrt.: 05-12-2000, nr. 236

Vervallen: Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld d.d. 09-03-1999 (1999A009)

Relevante richtlijnen voor strafvordering: voetbalvandalisme en -geweld (reg. nr. 1999R003)

Wetsbepalingen: artt. 131, 137c-e, 139, 141, 179, 180, 184, 266, 285, 300, 350, 424, 426, 435, 435f, 453, 461 WvSr.; Wet Wapens en Munitie; Vuurwerkbesluit

Bijlagen: 1

Achtergrond

Door de verstrekking van informatie door het Openbaar Ministerie (OM) aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) heeft de laatstgenoemde instantie de mogelijkheid de bestrijding van het voetbalvandalisme en -geweld beter aan te pakken door vandalen uit te sluiten van voetbalwedstrijden. Inmiddels heeft deze uitsluiting zijn nut bewezen en daarmee ook de informatieverstrekking aan de KNVB. Van onregelmatigheden is niet gebleken.

Ook de gebeurtenissen in Beverwijk (A10) hebben aangetoond dat een betere afstemming van het optreden van diverse betrokken instanties noodzakelijk is. Meer nog dan voorheen is gebleken dat de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld een bovenlokale en soms bovenregionale aangelegenheid is, met name wanneer de supporters zich verplaatsen naar uitwedstrijden. Meer ook dan voorheen is duidelijk dat de activiteiten van de betrokken instanties gecoördineerd moeten plaatsvinden, dat taken en verantwoordelijkheden helder zijn gedefinieerd en dat duidelijk is welke inspanning op welk moment van de betrokken instanties wordt verwacht. Daartoe is een 'beleidskader bestrijding voetbalvandalisme en -geweld voor risicowedstrijden' ontwikkeld door de interdisciplinaire stuurgroep bestrijding voetbalvandalisme en -geweld. Deze aanwijzing sluit aan bij dit beleidskader.

Ook het OM moet zich een betrouwbare partner tonen. De aanwijzing laat dan ook geen ruimte voor vrijblijvendheid. Naast zijn gezagspositie heeft het OM als deel van de keten ook een producerende rol. Zonder adequaat acteren van het OM zal de keten stokken. Deze aanwijzing wil aangeven hoe die adequate rol van het OM moet worden vormgegeven.

Voetbalvandalisme en -geweld

Voetbalvandalisme en -geweld zijn geen juridisch gedefinieerde begrippen en zijn ook niet als delict in het Wetboek van Strafrecht te vinden. Teneinde deze begrippen te kunnen duiden moet dan ook gebruik worden gemaakt van een definitie. Door het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) wordt de volgende definitie gehanteerd: `Gedragingen van personen alleen of in groepen in relatie tot het voetbal, die te maken hebben met verstoring van de openbare orde/veiligheid en/of het plegen van strafbare feiten'. Gegeven de centrale positie en de coördinerende rol van het CIV bij het verzamelen en de analyse van feiten en gegevens over voetbalvandalisme en -geweld is het logisch en wenselijk dat alle bij de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld betrokken personen en instanties deze definitie gebruiken.

Vaak zal bij de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld de term risicowedstrijd aan de orde zijn. Het CIV gaat uit van een risicowedstrijd zodra op basis van analyse van beschikbare informatie, gegevens en ervaringen extra rekening moet worden gehouden met verstoring van de openbare orde en veiligheid. Of een wedstrijd als risicowedstrijd moet worden aangemerkt kan onder meer bepaald worden aan de hand van de in het beleidskader opgenomen parameters. Het al dan niet benoemen van een wedstrijd tot risicowedstrijd zal aan de orde moeten komen in de lokale driehoek. De uiteindelijke beslissing ligt het meest in de verantwoordelijkheidssfeer van de burgemeester. De burgemeester stelt voorafgaande aan een risicowedstrijd in overleg met de (hoofd)officier van justitie een plan van aanpak op.

Is er sprake van een risicowedstrijd, dan geeft het genoemde beleidskader de minimale inspanning aan die van de betrokken instanties mag worden verwacht. Voor het OM zijn deze inspanningen in deze aanwijzing uitgewerkt.

Samenvatting

Deze aanwijzing is bedoeld voor medewerkers van het OM belast met de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld. De aanwijzing geeft een beschrijving van de activiteiten die van het OM verwacht worden rondom voetbalwedstrijden, maar ook op andere momenten in een voetbalseizoen.

Pre-opsporing

1. Beleidsuitgangspunten

1.1. Ketenbenadering

Rondom het fenomeen voetbalvandalisme en -geweld zijn vele personen en instanties actief. Een adequate aanpak van voetbalvandalisme kan alleen slagen als de handen ineen worden geslagen en ieder zijn deel van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor zijn rekening neemt. Betrouwbaarheid en 'van elkaar op aan kunnen' zijn hierbij de sleutelwoorden. Uitgangspunt bij de aanpak is dan ook de zogenaamde ketenbenadering, waarbij alle betrokkenen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden en taken een bijdrage aan de oplossing leveren. Waar het gaat om de orde en veiligheid rondom voetbalwedstrijden binnen het stadion berust die eigen verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de organisatoren van de wedstrijden. Een instrument dat daarbij door de Betaald Voetbalorganisaties (BVO's), stadionbeheerders en de KNVB kan worden gebruikt is het stadionverbod. Daarnaast beschikt de KNVB over de mogelijkheid om de licentie van BVO's in te trekken. Een belangrijke taak heeft de KNVB ook met betrekking tot het zelf nemen van preventieve maatregelen en tot het stimuleren van de BVO's om preventieve maatregelen te nemen.

1.2. Beleid OM

Het optreden van de politie en het OM is hoofdzakelijk aanvullend en ligt in het verlengde van de door de KNVB en de BVO's te nemen preventieve maatregelen. Het justitiële optreden heeft zoveel mogelijk een lik-op-stuk karakter opdat de sanctie een zo groot mogelijke impact heeft. Het OM moet zich voorts aanpassen aan de verharding die is opgetreden bij het verschijnsel voetbalvandalisme. Was er voorheen vaak sprake van vernieling van goederen (treinen, hekwerken, stoeltjes in het stadion etc.), de recente ontwikkelingen geven aan dat er in toenemende mate geweld tegen personen wordt gebruikt. De justitiële reactie is daarop toegesneden, hetgeen betekent dat er een hoge prioriteit wordt gegeven aan de opsporing van de daders van dergelijke delicten. Concreet betekent dit dat het OM zich duidelijk zal moeten profileren in de fase waarin ter voorbereiding op een risicowedstrijd de beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen worden geformuleerd. De officier van justitie heeft daarbij een duidelijke rol en moet er zorg voor dragen dat het draaiboek voor een risicowedstrijd voldoet aan de eisen en prioriteiten van het OM.

2. De rol van de officier van justitie in de voorbereidingsfase

2.1. Samenwerking met de partners in het algemeen

Bij de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld zijn preventieve maatregelen van groot belang. Als één van de deelnemers in de lokale driehoek is een duidelijke taak weggelegd voor de officier van justitie. In het driehoeksoverleg tussen lokaal bestuur, OM en politie moeten, in samenspraak met de betrokken BVO en in overeenstemming met het Beleidskader en het 'Modelconvenant betaald voetbal', zoveel mogelijk heldere afspraken worden gemaakt, telkens voor een bepaalde periode. Van de betrokken burgemeester mag worden verwacht dat hij op dit punt de rol van voortrekker op zich neemt. Van het OM mag worden verwacht dat de officier van justitie er op attent is dat het onderwerp in de driehoek aan de orde komt. Het verdient aanbeveling tenminste éénmaal per voetbalseizoen met de lokaal betrokken partijen de volgende onderwerpen te bespreken:

a. Een evaluatie van de uitvoering van het veiligheidsbeleid in de voorgaande periode.

b. Heeft de BVO het minimumaantal door de KNVB geëiste stewards in dienst en beschikt de BVO over de vereiste vergunningen in verband met de eisen van de Wet op de weerkorpsen c.q. de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in geval de stewards naast begeleiding ook beveiligingswerkzaamheden uitvoeren die onder deze wetten vallen.

c. Vraagt de lokale situatie een grotere inspanning van de BVO dan de minimumeisen van de KNVB vragen.

d. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het 'Modelconvenant betaald voetbal' en het Beleidskader.

e. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het door de BVO opgestelde supportersbeleidsplan en veiligheidsplan.

f. Worden de veiligheidsvoorschriften van de KNVB door de BVO nageleefd (bijvoorbeeld alcohol, fouillering).

g. De BVO en eventueel de stadionbeheerder moet gewezen worden op hun bevoegdheid over te gaan tot civielrechtelijke uitsluiting; deze mogelijkheid leent zich in het bijzonder voor vormen van wangedrag waarbij strafrechtelijk ingrijpen niet aangewezen is.

h. Wat is de stand van zaken met betrekking tot een adequate toegangscontrole bij het stadion.

2.2. Samenwerking in de driehoek bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd

In het (ad hoc) driehoeksoverleg worden, zo nodig per (risico)wedstrijd, heldere afspraken gemaakt. Deze worden vastgelegd in een draaiboek. De officier van justitie draagt er zorg voor dat bij de besluitvorming in de driehoek aandacht wordt besteed aan het justitiële vervolgtraject:

a. De officier van justitie formuleert bij de besluitvorming in de lokale driehoek de naar zijn mening gewenste beleidsuitgangspunten en daaruit voortvloeiende tolerantiegrenzen.

b. De officier van justitie verstrekt de driehoek een adequaat en volledig overzicht van de strafrechtelijke handvatten voor het politieoptreden.

c. De hoofdofficier draagt in de politieregio zorg voor eenduidige strafrechtelijke tolerantiegrenzen.

d. De hoofdofficier bevordert zoveel mogelijk eenheid met betrekking tot de afspraken in de onderscheiden lokale driehoeken op het punt van de overige tolerantiegrenzen. Lokale omstandigheden mogen echter een rol spelen.

De officier van justitie heeft verder onder meer aandacht voor de volgende punten:

Beleidsuitgangspunten algemeen:

e. Of een wedstrijd tot een risicowedstrijd moet worden benoemd, verdient serieus onderzoek. Het Beleidskader geeft hiervoor parameters. Evaluatie van voorgaande wedstrijden kan daarbij van belang zijn, zodat niet automatisch op bepaalde clubs het stempel `risico' wordt gedrukt. Het CIV kan hiertoe de noodzakelijke informatie verschaffen.

f. Het beleid is er op gericht de wedstrijd ongestoord doorgang te laten vinden, waarbij het nemen van preventieve en pro-actieve maatregelen nadrukkelijk aan de orde moet komen.

g. Alle maatregelen zijn er op gericht de openbare orde en rechtsorde rond de wedstrijd op aanvaardbare wijze te handhaven.

h. Meer specifiek wordt het noodzakelijke politieoptreden gekenmerkt door een zorgvuldige afweging van de mate van inbreuk op de openbare orde c.q. rechtsorde en de gevolgen van het politieoptreden op die inbreuk.

i. Het politieoptreden is gericht op het voorkomen en beteugelen van ongeregeldheden, onder meer door confrontaties tussen supportersgroepen te voorkomen.

j. Bij het zich voordoen van ongeregeldheden is het beleid er op gericht zoveel mogelijk aanhoudingen te verrichten, in het bijzonder van zogenaamde harde kernsupporters.

k. Bij het verrichten van aanhoudingen wordt de ernst van de overtreding afgewogen tegen de gevolgen voor de verdere handhaving van de openbare orde.

l. Het politieoptreden is gericht op het inwinnen van informatie over daders en dadergroepen.

m. Samenwerking en afstemming met andere betrokkenen wordt gezocht.

n. Bij risicowedstrijden is het OM in staat adequaat te reageren in geval van ad hoc verzoeken tot (driehoeks)overleg over veiligheidsaangelegenheden en is het OM in staat snelrecht toe te passen (veelal zal dit betekenen dat de officier van justitie in het stadion of in een politiebureau aanwezig is).

o. Bij risicowedstrijden past het OM zoveel als mogelijk is snelrecht toe.

Meer specifiek:

p. Afstemming met de gemeente over mogelijke toepassing van de artt. 154a, 176 en 176a Gemeentewet in geval van (grootschalige) ordeverstoringen en andere bestuursrechtelijke maatregelen (bijvoorbeeld het omgevingsverbod).

q. De opstelling van een draaiboek door de politie, waarin is opgenomen een plan voor de afhandeling van met name grote groepen arrestanten (zoals bijvoorbeeld het arrestantenvervoer), het opmaken van proces-verbaal en de tolerantiegrenzen.

r. De aanwezigheid van goede en voldoende videoapparatuur.

s. De inzet van aanhoudingseenheden.

t. Is er in geval van een risicowedstrijd contact opgenomen door de politie met het CIV en met de politie in de plaats van herkomst van de bezoekende supporters.

u. De beschikbaarheid van recherchecapaciteit voor opsporingsonderzoek na de wedstrijd.

2.3. Het justitiële vervolgtraject

Voorafgaande aan een risicowedstrijd moet de officier van justitie:

a. zijn aanhoudings- en vervolgingsbeleid bepalen (overeenkomstig de strafrechtelijke beleidsuitgangspunten en het strafvorderingsbeleid uit deze aanwijzing);

b. de mogelijkheden van het direct uitreiken van dagvaardingen en transacties bezien;

c. zo nodig met de rechtbank een snelrechtzitting bespreken;

d. andere parketten (bijvoorbeeld die gelegen zijn langs de reisroute van de supporters) informeren en zo nodig zijn optreden afstemmen met andere betrokken voetbalofficieren van justitie;

e. afspraken maken met de politie over de wijze (o.a. de herkenbaarheid als betreffende voetbalvandalisme) en termijn van inzending van de processen-verbaal.

Opsporing

De rol van de officier van justitie op de wedstrijddag

Het OM stelt voor de opsporingsfase lage strafrechtelijke tolerantiegrenzen. Mag optreden op basis van de Wet op de identificatieplicht (WID) en APV-bepalingen (betreffende de openbare orde) nog een grote beleidsvrijheid kennen (selectief optreden tegen dreigend gevaar van vandalisme en geweld) en hoeft niet elke vorm van milde verbale agressie (belediging) uit te monden in politieoptreden, voor het overige (onder meer alle vormen van fysiek geweld, tegenwerking van politie en veiligheidsdiensten, bedreiging, discriminatoir gedrag, vuurwerk- en wapendelicten, alsmede ernstige vormen van verbale agressie) mag vrijwel niets getolereerd worden. Slechts op grond van bijzondere omstandigheden ter plaatse, bijvoorbeeld indien van optreden een ernstig nadelig effect voor de verdere handhaving van de openbare orde moet worden verwacht, kan van optreden worden afgezien. Zo mogelijk moet na de wedstrijd recherchecapaciteit worden vrijgemaakt om niet-aangehouden voetbalvandalen alsnog op te sporen en aan te houden. Vanzelfsprekend geldt dit met name voor de ernstige vormen van geweld en discriminatie.

Uitgangspunt is dat iedereen die een strafbaar feit pleegt, dat buiten de tolerantiegrenzen valt, zo mogelijk onmiddellijk wordt aangehouden. Hierdoor wordt de anonimiteit doorbroken en kan escalatie van het groepsoptreden worden tegengegaan. De afweging of aanhoudingen met het oog op het handhaven van de openbare orde verantwoord zijn, wordt in de meeste gevallen door de algemeen commandant van de politie gemaakt. Op cruciale momenten maken de officier van justitie en de burgemeester deze afweging en laten zij zich door de politie adviseren over de operationele mogelijkheden. Om die reden zorgt het OM er voor bij risicowedstrijden in staat te zijn adequaat te reageren op (spoed)verzoeken tot (driehoeks)overleg over veiligheidsaangelegenheden. Veelal zal dit betekenen dat de officier van justitie in het stadion of in een politiebureau aanwezig is.

Vervolging

De rol van de officier van justitie na de wedstrijd

Voor de fase van vervolging geldt als uitgangspunt dat in beginsel alle opgespoorde feiten moeten uitmonden in een strafrechtelijke sanctie. Het ontbreken van een strafrechtelijke interventie na een optreden van de politie moet voor de voetbalvandaal en zijn achterban als een verkeerd signaal worden gezien. Voor een technisch sepot (in de zin van onvoldoende bewijs) mag pas reden zijn als de onderzoeksmiddelen zijn uitgeput. Ook voor een beleidssepot is weinig ruimte. Slechts indien het feit in vergelijking met andere maatregelen (forse schadevergoeding, stadionverbod) zo gering is, dat een strafrechtelijke sanctie onredelijk zwaar is, kan een voorwaardelijk beleidssepot of een schriftelijk beleidssepot met waarschuwing worden overwogen. Bedacht moet worden dat het ontbreken van enige strafrechtelijke reactie vrijwel altijd een civielrechtelijke actie (schadevergoeding, stadionverbod) door club of KNVB zal blokkeren. Ter voorkoming hiervan verdient het ook aanbeveling in geval van dagvaarding in ruime mate gebruik te maken van nevengeschikte en subsidiaire feiten.

Het OM vervolgt de voetbalvandalen altijd in het arrondissement van de pleegplaats van het strafbare feit. Een woonplaats of een openstaande strafzaak elders is geen reden de voetbalstrafzaak over te dragen. Kennis van de lokale situatie, eventuele aanvullende opsporingsactiviteiten en snelheid vragen om de inspanning van het lokale OM. Deze regel geldt ook voor strafrechtelijk minderjarigen, tenzij het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet. Het lokale OM kan zich op dit punt verstaan met het OM van de woonplaats van de minderjarige.

Informatieverstrekking

1. Registratie door het CIV

Het is van belang te beschikken over een betrouwbare verzameling van gegevens met betrekking tot voetbalvandalisme en -geweld. Bij het CIV wordt alle relevante informatie, waaronder persoonsgegevens, met betrekking tot voetbalvandalisme en -geweld verzameld ten behoeve van politie en justitie. Het CIV verkrijgt zijn gegevens van de politie en van het OM. Het OM kan te allen tijde een beroep doen op het CIV om geïnformeerd te worden over de situatie van de lokale BVO of het stadion.

In de praktijk maakt de voetbalcoördinator bij de politie van elke wedstrijd een verslag dat hij naar het CIV stuurt. Hiervoor stelt het CIV standaardformulieren ter beschikking. In het verslag wordt onder meer melding gemaakt van de aanhoudingen die zijn verricht bij de betreffende wedstrijd. Uit praktische overwegingen krijgt de officier van justitie een afschrift van het wedstrijdverslag dat aan het CIV wordt gestuurd.

Onder vermelding van het parketnummer meldt de officier van justitie aan het CIV alle misdrijven en overtredingen die zijn gepleegd bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd, voor zover daarvan proces-verbaal is opgemaakt. Voor de melding wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde Voetbal Volg Systeem (VVS). Zo nodig kan er (nog) gebruik worden gemaakt van het meldingsformulier dat als bijlage is opgenomen bij deze aanwijzing. Nadat de zaak is afgedaan op het parket doet de officier van justitie daarvan zo spoedig mogelijk melding aan het CIV.

Omdat de parketten moeten zorgen voor een betrouwbaar overzicht van het aantal voetbalzaken en de stand en wijze van afdoening daarvan, zijn de parketten verplicht een adequate registratie te voeren, die het mogelijk maakt strafzaken te herleiden op voetbalvandalisme en -geweld. Daartoe dient de in COMPAS opgenomen centrale maatschappelijke classificatie `voetballen' te worden ingevuld.

2. Civielrechtelijke uitsluiting door de KNVB

2.1. Inleiding

Sinds 1 mei 2000 is de informatieverstrekking door het OM uit COMPAS en de onderliggende strafdossiers aan derden voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden gebaseerd op de Wet persoonsregistraties (Wpr). Voor nadere informatie wordt verwezen naar de `Handleiding verstrekking van strafrechtelijke gegevens aan derden voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Handleiding Wpr)', reg.nr. 2000H002. Art. 9, lid 5, onder c van het door de arrondissementsparketten vastgestelde privacyreglement COMPAS bepaalt dat ten behoeve van preventie van criminaliteit en van ernstige openbare ordeverstoringen uit de registratie daarvoor benodigde persoonsgegevens over een individuele strafzaak kunnen worden verstrekt aan de KNVB en buitenlandse voetbalorganisaties ten behoeve van civielrechtelijke uitsluiting van het bijwonen van voetbalwedstrijden. Hieronder volgt de praktische uitwerking van de informatieverstrekking.

2.2. Wie verstrekt?

Het OM beslist of al dan niet informatie aan de KNVB wordt verstrekt. Uitgangspunt is dat in alle gevallen die daarvoor in aanmerking komen de informatie wordt verstrekt. Indien zich een bijzonder omstandigheid voordoet moet er conform de `Handleiding WPR' afstemming plaatsvinden met de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal. De officier van justitie beslist op zo kort mogelijke termijn. Indien tot verstrekking wordt besloten, dan moet het OM de informatie zo snel mogelijk aan de KNVB verstrekken opdat de effectiviteit van de civiele uitsluiting zo groot mogelijk is. Het OM ziet er op toe dat de opsporingsinstanties de benodigde processen-verbaal zo snel mogelijk en herkenbaar (als zijnde een strafzaak betreffende voetbalvandalisme) aan het parket doen toekomen. Het OM maakt met de opsporingsinstanties hierover afspraken.

2.3. Aard van de gegevens

De officier van Justitie verstrekt in voorkomende gevallen:

a. de naam, geboortedatum en -plaats, alsmede het adres;

b. de datum en plaats waarop resp. waar het strafbaar feit is gepleegd;

c. een beknopte omschrijving van de feitelijke gebeurtenis (dat is dus meer dan de wettelijke omschrijving);

d. de aard en omvang van de aangerichte schade/het letsel;

e. voor zover bekend: recidive-gegevens (uittreksels uit de Justitiële Documentatie worden niet verstrekt);

f. een antwoord op de vraag of de verdachte het feit al dan niet bekend heeft;

g. gegevens over een eventueel reeds plaatsgehad hebbende strafrechtelijk afdoening.

2.4. Beschrijving personenkring

De officier van justitie is bevoegd de bovengenoemde informatie te verstrekken in de strafzaak van:

a. een bekennende verdachte;

b. een verdachte/veroordeelde ten aanzien van wie in eerste aanleg een strafrechtelijke afdoening heeft plaatsgevonden in de vorm van een transactie of veroordeling;

c. een verdachte ten aanzien van wie de officier van justitie van mening is over voldoende wettig en overtuigend bewijs te beschikken en ten aanzien van wie hij voornemens is een dagvaarding uit te brengen, een transactie aan te bieden of een beleidssepot toe te passen;

Voor zover de verdenking/veroordeling betreft:

d. misdrijven of overtredingen die gevaar mee kunnen brengen voor het leven of de gezondheid van personen;

e. misdrijven inhoudende het opzettelijk vernielen van goederen;

f. overtreding van discriminatiebepalingen (artt. 137c, 137d en 137e WvSr);

g. overtreding van de artt. 131 (opruiïng), 180 (wederspannigheid), 266-267 (belediging) en 285 (bedreiging) WvSr;

h. overtreding van art. 138 WvSr (huis- en erfvredebreuk), voor zover het gaat om een voetbalstadion;

i. zogenaamde vuurwerkzaken (APV-overtredingen en milieu-wetgeving);

j. overtreding van APV-bepalingen ter zake van de openbare orde;

k. overtreding van art. 435f WvSr (identificatieplicht bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd);

l. overtreding van enig artikel van de Wet Wapens en Munitie;

en voor zover gepleegd bij gelegenheid van het bezoeken van voetbalwedstrijden, voorafgaande aan en na afloop van voetbalwedstrijden, alsmede op andere momenten, een en ander voor zover er een relatie bestaat tussen het plegen enerzijds en de verbondenheid, affiniteit, identificatie of andere relatie met een voetbalclub danwel een lokale of landelijke voetbalmanifestatie anderzijds.

2.5. Aan wie wordt verstrekt?

De officier van justitie verstrekt de strafrechtelijke informatie aan de veiligheidsfunctionaris van de KNVB.

2.6. Doelomschrijving

Het doel van het door het OM verstrekken van strafrechtelijke informatie aan de KNVB is om deze organisatie in staat te stellen de personen, op wie de informatie betrekking heeft gedurende een bepaalde periode van het bezoek aan stadions uit te sluiten, overeenkomstig het gestelde in art. 9.3 van de ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Utrecht door de KNVB gedeponeerde standaardvoorwaarden, respectievelijk de na deponering van nieuwe standaardvoorwaarden daarmee overeenkomende bepaling. De KNVB mag de verstrekte gegevens voor geen enkel ander doel gebruiken.

2.7. Aansprakelijkheid

Voor misbruik of oneigenlijk gebruik van de verstrekte informatie aanvaardt de KNVB de volle aansprakelijkheid. Misbruik of oneigenlijk gebruik wordt gevolgd door onmiddellijke stopzetting van de informatieverstrekking.

2.8. Civielrechtelijke uitsluiting

De KNVB sluit iedere persoon, omtrent wie de officier van justitie strafrechtelijke informatie heeft verstrekt van het bezoek aan voetbalstadions uit. Een dergelijke uitsluiting kan voor alle voetbalterreinen in Nederland gelden. Alleen op grond van zwaarwegende redenen kan de KNVB besluiten niet uit te sluiten. De KNVB meldt dit te allen tijde aan de officier van justitie onder opgave van de reden. De officier van justitie kan desgewenst hierover in overleg treden met de KNVB. Indien de KNVB twijfelt of tot uitsluiting moet worden overgegaan, treedt de KNVB in overleg met de betrokken officier van justitie. De door de KNVB toe te passen maatregel van civielrechtelijke uitsluiting geldt voor een periode van minimaal 3 maanden tot maximaal 48 maanden, afhankelijk van de ernst van het door een first-offender gepleegde feit. In geval van recidive kan de uitsluitingstermijn worden verdubbeld. Onder recidive wordt hier verstaan een nieuwe melding door het OM van voetbalvandalisme of -geweld waarbij de pleegdatum ligt binnen een termijn van 5 jaar gerekend vanaf de startdatum van de vorige uitsluiting. De KNVB stelt de termijn vast gedurende welke de uitsluiting zal gelden, maar kan daaromtrent het gevoelen van de betrokken officier van justitie inwinnen. De KNVB stelt naast de betrokken officier van justitie, het CIV en de club(s) waarvan de uitgeslotene supporter is (getuige diens clubcard(s) of andere informatie) op de hoogte van iedere getroffen uitsluitingsmaatregel. Het CIV op zijn beurt licht het/de regiokorps(en) in.

Indien de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging, danwel de officier van justitie alsnog besluit tot een technisch sepot, dan vernietigt de KNVB de verstrekte gegevens en trekt zij het deurwaardersexploit, waarbij betrokkene werd aangezegd gedurende een bepaalde periode van het bezoek aan voetbalstadions te zijn uitgesloten, onmiddellijk in. Intrekking van de uitsluiting is niet aan de orde indien de KNVB beschikt over niet vanwege het OM verkregen informatie, die de uitsluiting zelfstandig kan dragen.

2.9. Beheer

De KNVB is met uitsluiting van anderen belast met het beheer van de door het OM verstrekte informatie. De KNVB stelt daartoe een beheersreglement op. De KNVB verleent desgevraagd inzage in het reglement. Het reglement regelt de instelling van een commissie van toezicht.

2.10. Verwijdering

De KNVB verwijdert de verstrekte gegevens indien:

a. tot uitsluiting is overgegaan: 5 jaar na afloop van de termijn gedurende welke de uitsluiting gold;

b. niet tot uitsluiting is overgegaan: onmiddellijk na het nemen van deze beslissing;

c. de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging, danwel de officier van justitie alsnog besluit tot een technisch sepot: onmiddellijk na kennisgeving door de officier van justitie.

2.11. Vernietiging

De verwijderde gegevens moeten door de KNVB terstond worden vernietigd, behoudens in het geval dat deze gegevens - mits niet op personen herleidbaar - zijn bestemd voor beleidsanalyse of (statistische) verslaglegging. De verstrekte gegevens moeten terstond worden vernietigd indien het OM daarom verzoekt.

2.12. Toegang

Toegang tot de door de KNVB beheerde gegevens hebben uitsluitend:

a. de minister van Justitie en door deze aangewezen ambtenaren;

b. de officieren van justitie;

c. de politie, indien daartoe schriftelijk gemachtigd door een officier van justitie;

d. de leden van de commissie van toezicht van de KNVB.

De KNVB is bevoegd niet op personen herleidbare (statistische) informatie omtrent het gevoerde uitsluitingsbeleid openbaar te maken.

2.13. Verstrekking

De tot personen herleidbare gegevens mogen door de KNVB uitsluitend worden verstrekt aan:

a. officieren van justitie;

b. politieambtenaren, indien daartoe schriftelijk gemachtigd door de officier van justitie (het CIV wordt geacht permanent gemachtigd te zijn);

c. beheerders van stadions, voor zover noodzakelijk voor de effectuering van de uitsluiting;

d. veiligheidscoördinatoren van voetbalclubs;

e. leden van de commissie van toezicht van de KNVB;

f. buitenlandse voetbalorganisaties c.q. de UEFA en/of de FIFA

g. andere personen, voor zover de Minister van Justitie daartoe toestemming heeft verleend, gehoord de commissie van toezicht.

2.14. Inzage

Personen van wie gegevens door de KNVB zijn opgenomen hebben recht op inzage in en recht op correctie van deze gegevens. Zij hebben bovendien het recht bezwaren te maken tegen:

a. de inhoud van de registratie van gegevens door de KNVB;

b. de wijze waarop de KNVB deze gegevens gebruikt;

c. de uitsluitingsmaatregel.

Bezwaren kunnen worden ingediend bij de commissie van toezicht van de KNVB ingevolge het beheersreglement. Bezwaren tegen het verstrekken van strafrechtelijke informatie door het OM moeten aan het OM zelf worden voorgelegd.

2.15. Duur van de regeling inzake strafrechtelijke informatieverstrekking aan de KNVB

Het College van procureurs-generaal kan op ieder moment besluiten de regeling inzake strafrechtelijke informatieverstrekking aan de KNVB te doen beëindigen.

Strafvordering

Zie voor commune overtredingen en vuurwerkovertredingen de richtlijn voor strafvordering voetbalvandalisme en -geweld (1999R003). De richtlijnen voor strafvordering inzake commune misdrijven zijn in het Beslissing Ondersteunend Systeem (BOS) opgenomen en hebben een delictspecifieke factor 'in samenhang met een sportevenement'.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

Naar boven