Wijziging Kaderregeling subsidies pilotprojecten reconstructie

30 oktober 2000

Nr. TRCJZ/2000/12731

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Kaderregeling subsidies pilotprojecten reconstructie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt de zinsnede `en voorzover niet reeds op basis daarvan een subsidie is aangevraagd of verstrekt.' vervangen door: en voorzover niet reeds op basis daarvan een subsidie is verstrekt of, tenzij subsidieverlening nadien is geweigerd, aangevraagd.

B

Aan artikel 10, tweede lid, wordt de volgende volzin toegevoegd:

Ten aanzien van uit hoofde van deze regeling gesubsidieerde maatregelen en voorzieningen, waarvoor het desbetreffende bestaande subsidiekader voorschrijft dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling een accountantsverklaring is vereist omtrent het verricht zijn van de gesubsidieerde activiteiten en de in dat verband gemaakte kosten, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een zodanige accountantsverklaring.

C

In artikel 14, onderdelen c en d, wordt de zinsnede `artikel 3, eerste lid,' telkens vervangen door: artikel 13, eerste lid,.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 21 juli 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 30 oktober 2000.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

1 Stcrt. 2000, 137.

Toelichting

Met de Kaderregeling subsidies pilotprojecten reconstructie, die in werking is getreden op 21 juli 2000, is een specifieke voorziening getroffen voor de verstrekking van subsidies door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor de uitvoering van pilotprojecten in het kader van de toekomstige Reconstructiewet concentratiegebieden.

De onderhavige wijzigingsregeling strekt tot het aanbrengen van een tweetal verduidelijkingen in de regeling, waarvan in de voorbereiding van de uitvoering van de regeling is gebleken dat daaraan behoefte bestaat.

Ten eerste betreft het hier de strekking van artikel 4 van de regeling. In dit artikel is neergelegd dat geen subsidies uit hoofde van de Kaderregeling worden verstrekt voorzover voor de desbetreffende activiteiten een subsidie op basis van een andere LNV-subsidieregeling is verstrekt of aangevraagd. Hiermee wordt beoogd doublures in de subsidieverlening te voorkomen. Daarvan is uiteraard geen sprake als op basis van de onderhavige regeling een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend voor activiteiten waarvoor subsidieverlening op basis van een andere regeling inmiddels is geweigerd, bijvoorbeeld omdat het subsidieplafond voor die andere regeling inmiddels was bereikt. Met de in onderdeel A van artikel I vervatte aanvulling van de tekst van artikel 4 wordt dan ook buiten twijfel gesteld dat het feit dat voor bepaalde activiteiten reeds een aanvraag uit hoofde van een andere subsidieregeling is ingediend niet in de weg staat van verstrekking van subsidies op basis van de Kaderregeling als de eerder ingediende aanvraag is afgewezen.

Ten tweede blijkt behoefte te bestaan aan een nadere precisering van de reikwijdte van de verantwoordingsplicht, die in artikel 10, tweede lid, van de regeling is neergelegd. Dit artikellid bepaalt dat een aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat van een overzicht van de uitgevoerde maatregelen en voorzieningen alsmede een gespecificeerd overzicht van de gemaakte kosten. Een aantal van de bestaande subsidieregelingen waarnaar de kaderregeling verwijst vereist in dit verband dat daarbij een accountantsverklaring wordt gevoegd. De in onderdeel B van artikel 10 voorziene wijziging maakt duidelijk dat een zodanige accountantsverklaring ook vereist is als maatregelen en voorzieningen op basis van de Kaderregeling worden gesubsidieerd, die normaliter onder de werking van een subsidieregeling zouden zijn gevallen waarin dit vereiste ook is gesteld.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een kennelijke misstelling in de oorspronkelijke tekst van de regeling te herstellen. Het betreft hier de onderdelen c en d van artikel 14, die terugwijzen naar artikel 13 van de regeling. Ten onrechte is in de tekst van de regeling in deze onderdelen een verwijzing naar artikel 3 opgenomen. Met de wijziging, opgenomen in onderdeel C van artikel I wordt dit gecorrigeerd.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven