Uitvoeringsregeling openbaarheid van bestuur Volksgezondheid, Welzijn en Sport

17 oktober 2000

DWJZ-2100209

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gezien de Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur en de daarbij behorende modelregeling (Stcrt. 1992, 84), zoals gewijzigd bij besluit van de Minister-President van 23 januari 1998 (Stcrt. 1998, 28),

Besluit:

vast te stellen de volgende regeling ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur.

Hoofdstuk I

Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703);

b. gemandateerd ambtenaar: een ambtenaar die door de minister tot het beslissen over verzoeken om informatie is gemandateerd;

c. informatiepunt: een persoon of een plaats binnen het ministerie en binnen de daaronder ressorterende instellingen, diensten of bedrijven, bij wie, respectievelijk waar, informatie kan worden verkregen;

d. de minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Register

Artikel 2

1. Er is een register waarin worden opgenomen:

a. de onder verantwoordelijkheid van de minister werkzame instellingen, diensten en bedrijven;

b. de niet-ambtelijke adviescommissies.

2. Het register vermeldt de namen, adressen en informatiepunten van de daarin opgenomen instellingen, diensten en bedrijven.

3. Het register ligt voor een ieder ter inzage bij de bibliotheek.

4. Met het bijhouden van het register is belast de directeur Voorlichting en Communicatie.

Gemandateerd ambtenaar

Artikel 3

Als gemandateerd ambtenaar wordt aangewezen de Secretaris-Generaal en bij diens afwezigheid of verhindering zijn plaatsvervanger.

Informatiepunten

Artikel 4

1. Het informatiepunt binnen het ministerie is de Directie Voorlichting en Communicatie.

2. De informatiepunten voor de in het register vermelde instellingen, diensten en bedrijven worden aangewezen door de leiding daarvan.

Hoofdstuk II Informatie op verzoek

Artikel 5

1. Het behandelen van verzoeken om informatie en vragen daaromtrent geschiedt door het informatiepunt voorzover het niet door de bewindspersonen zelf geschiedt, of door hen in bepaalde gevallen aan anderen is opgedragen.

2. Het in het eerste lid gestelde doet geen afbreuk aan de uit de normale taakuitoefening voortvloeiende plicht van de ambtenaar om aan particuliere personen en instanties met wie hij door zijn functie in contact komt, informatie op verzoek te verschaffen over de daarbij aan de orde zijnde aangelegenheden.

Artikel 6

Het informatiepunt en de in artikel 5 bedoelde en ambtenaren leiden een verzoek om informatie, na tussenkomst van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, ter beslissing door naar de gemandateerd ambtenaar indien zij:

a. in geval van een verzoek om informatie van oordeel zijn dat het verzoek op grond van de bij of krachtens de wet gestelde regels niet kan worden ingewilligd en de verzoeker om een schriftelijke beslissing vraagt;

b. weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende uitleg over de vraag of een verzoek om informatie al dan niet behoort te worden ingewilligd;

c. weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat inwilliging of weigering van een verzoek om informatie belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.

Artikel 7

De gemandateerd ambtenaar legt een verzoek om informatie aan de minister voor indien inwilliging of afwijzing daarvan belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben. Over de afdoening van een verzoek van dien aard wordt overlegd met de Minister-President, de minister van Algemene Zaken.

Artikel 8

1. Als het document waarin de gevraagde gegevens zijn neergelegd berust onder de minister tot wie de verzoeker zich heeft gewend, maar het betrokken document tot stand is gekomen onder (eerste) verantwoordelijkheid van een andere minister, wordt de beslissing op het verzoek om informatie niet genomen dan nadat met de andere minister is overlegd.

2. Leidt het overleg tot de slotsom dat de beslissing op het verzoek om informatie beter kan worden genomen door de andere minister, dan wordt de verzoeker naar hem verwezen. In het geval van een schriftelijk verzoek wordt dit doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

Hoofdstuk III Informatie uit eigen beweging

Adviezen

Artikel 9

Over openbaarmaking van adviezen van ambtelijke dan wel gemengd samengestelde adviescommissies werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister beslist de Secretaris-Generaal dan wel diens plaatsvervanger, onverminderd het bepaalde in artikel 4, tweede lid, onder g, van het Reglement van Orde van de Ministerraad (Stb. 1994, 203).

Artikel 10

De openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies en het doen van mededeling daarvan in de Staatscourant geschieden door de zorg van de Directie Voorlichting en Communicatie.

Artikel 11

Adviezen, nota's en rapporten die gezien hun omvang daarvoor in aanmerking komen, worden eventueel voorzien van een tevens voor openbaarmaking bestemde samenvatting.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 12

De regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur van 11 juni 1992 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling openbaarheid van bestuur Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en een afschrift daarvan zal worden gezonden aan de Minister-President.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,E. Borst-Eilers.

Toelichting

Algemeen

De voorliggende regeling (verder te noemen: de regeling) dient ter vervanging van de regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur van 11 juni 1992. De regeling is aangepast aan tussentijdse ontwikkelingen en sluit beter aan op de uitvoeringspraktijk van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het ministerie van VWS. De meeste artikelen zijn ontleend aan de Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur en de daarbij behorende modelregeling (Stcrt. 1992,84 ) zoals gewijzigd bij besluit van de Minister-President van 23 januari 1998, (Stcrt. 1998, 28).

Als uitgangspunt geldt dat de directie die verantwoordelijk is voor de voorlichting, de Directie Voorlichting en Communicatie, tevens belast is met het behandelen van verzoeken om informatie op grond van de Wob. Daaronder is ook begrepen het eventueel verwijzen van de verzoeker om informatie naar de juiste instantie. De Directie Voorlichting en Communicatie heeft derhalve, uitdrukkelijk een coördinerende taak en een verwijstaak in het kader van de Wob. De opdracht aan deze directie om verzoeken om informatie te behandelen, ontslaat de andere ambtenaren er overigens niet van de uit de normale taakuitoefening voortvloeiende plicht om op verzoek inlichtingen te geven over aangelegenheden waarmee zij in hun functie bezig zijn.

In een aantal genoemde gevallen kan de Directie Voorlichting en Communicatie niet zelfstandig beslissen op een verzoek om informatie. In die gevallen dienen zij het verzoek, nadat de Directie Wetgeving en Juridische Zaken is geconsulteerd, ter beslissing door te sturen naar de Secretaris-Generaal. Gaat het om verzoeken waarvan het al dan niet inwilligen mogelijk belangrijke maatschappelijke, bestuurlijke of politieke gevolgen kan hebben, dan dient de Secretaris-Generaal het verzoek aan de minister voor te leggen. Bovendien dient in deze gevallen afstemming met het ministerie van Algemene Zaken plaats te vinden.

Artikelen

Artikel 2

Bij diensten, instellingen en bedrijven moet het gaan om eenheden die een zekere mate van organisatorische zelfstandigheid bezitten. In het register worden in ieder geval de onder verantwoordelijkheid van de minister werkzame diensten, instellingen en bedrijven opgenomen. `Onder verantwoordelijkheid van' wil zeggen dat deze diensten, instellingen en bedrijven zich bij hun werkzaamheden moeten richten naar de opdrachten van de minister. De minister kan het beleid van een dergelijke dienst of instelling bepalen zonder dat voorafgaande regelgeving nodig is.

Artikel 5, eerste lid en artikel 6

Overeenkomstig de bestaande praktijk worden verzoeken om informatie op grond van de Wob in eerste instantie behandeld door de Directie Voorlichting en Communicatie. In bepaalde, in artikel 6 genoemde, gevallen dient de beslissing op een verzoek om informatie genomen te worden door de gemandateerd ambtenaar, de Secretaris-Generaal. In deze gevallen dient ook de Directie Wetgeving en Juridische Zaken geraadpleegd te worden.

Artikel 8

Dit artikel voorziet in de coördinatie tussen de verschillende ministeries ten behoeve van een goede uitvoering van de Wob. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat dit artikel uiteraard niet ziet op gevallen waarin het document al openbaar is of waarin tegen de openbaarmaking van de informatie kennelijk geen bezwaar bestaat.

Artikel 10

De verantwoordelijkheid voor de openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies berust bij het ministerie (Directie Voorlichting en Communicatie). Het is overigens mogelijk dat de feitelijke openbaarmaking aan de adviescommissie zelf wordt overgelaten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven