Wijziging Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen

22 september 2000

BZ/IW/00/61226

Directie Bijstandszaken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 6 van het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen,

Besluit:

Artikel I

Na artikel 1 van de Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen1 wordt een nieuw artikel 1a ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Het model van de accountantsverklaring, het rapport van bevindingen en het daaraan ten grondslag liggende controle- en rapportageprotocol worden vastgesteld overeenkomstig de bijlagen die bij deze regeling behoren.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 april 2000.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 22 september 2000.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.

1 Regeling van 31 maart 2000, Stcrt. 71.

Toelichting

Met de wijziging van de Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen worden vastgelegd het model van de accountantsverklaring, het rapport van bevindingen en het controle- en rapportageprotocol 2000. In de regeling zijn al vastgelegd het model van de aanvraag van een voorschot op de rijksvergoeding voor woonvoorzieningen en het model van de kostenopgave.

Het gemeentebestuur declareert overeenkomstig artikel 4 van het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen de in een kalenderjaar gemaakte kosten van de verleende en uitbetaalde woonvoorzieningen door middel van een kostenopgave over dat jaar. Deze kostenopgave moet voorzien zijn van een verklaring en een rapport van bevindingen van de deskundige belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens. Deze verklaring en het rapport van bevindingen worden afgegeven op basis van het onderzoek dat wordt uitgevoerd met inachtneming van bijgaand controle- en rapportageprotocol. Het controle- en rapportageprotocol geeft de opzet en de reikwijdte aan van deze controle.

De kostenopgave moet, voorzien van een accountantsverklaring en rapport van bevindingen vóór 20 september van het jaar volgend op het jaar waarop de kostenopgave betrekking heeft, bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn ingediend.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

Bijlagen

Bijlage, bedoeld in artikel 1a van de Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen.

Controle- en rapportageprotocol 2000

Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen

voor de bij de gemeente fungerende accountant

Inleiding

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten.

Met de wijzigingen van de Wet voorzieningen gehandicapten (Staatsbladen 598 van 22 december 1999 en 238 van 25 mei 2000) is de gemeentelijke zorgplicht voor gehandicapten uitgebreid met woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45.000,-. Hiermede krijgen de gemeenten de zorgplicht voor alle woonvoorzieningen.

Gemeenten kunnen een deel van hun kosten voor dure woonvoorzieningen gehandicapten (dat wil zeggen: woonvoorzieningen waarvan de kosten f 45.000,- of meer bedragen) bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) declareren.

Met het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen (Besluit van 2 maart 2000 Staatsblad 122) zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de kosten van woonvoorzieningen die bij het Rijk kunnen worden gedeclareerd, de wijze en tijdstip van declareren en de inrichting van de gemeentelijke administratie.

Overeenkomstig artikel 4 van het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen declareert het gemeentebestuur de in een kalenderjaar gemaakte kosten van de verleende en uitbetaalde woonvoorzieningen door middel van een kostenopgave over dat jaar. Deze kostenopgave moet voor 20 september van het jaar volgend op het jaar waarop de kostenopgave betrekking heeft bij het ministerie zijn ingediend en voorzien zijn van een verklaring en een rapport van bevindingen van de deskundige belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens.

De verklaring en het rapport van bevindingen worden afgegeven op basis van een onderzoek dat met inachtneming van dit controle- en rapportageprotocol is uitgevoerd.

Het controle- en rapportageprotocol heeft de volgende indeling:

1. Algemene uitgangspunten

1.1 Het accountantsonderzoek

1.2 Het onderwerp van onderzoek

1.3 De reikwijdte van de accountantsverklaring

1.4 De te hanteren toleranties

1.5 De rapportagevoorschriften

2. De controle van de kostenopgave en declaratie(s) voor aanvraag voorschot

2.1 Onderzoek aansluiting verantwoorde gegevens in de declaratie(s) voor aanvraag voorschot en de kostenopgave

2.2 Onderzoek naar de gegevens in de kostenopgave en declaratie(s) voor aanvraag voorschot

3. Aandachtspunten Wvg-woonvoorzieningen

3.1 Aandachtspunten inzake de rechtmatigheid

Bijlagen: Model accountantsverklaring en het model rapport van bevindingen

1. Algemene uitgangspunten

1.1 Het accountantsonderzoek

Het onderzoek door de accountant omvat:

a) de controle van de kostenopgave en declaratie(s) voor aanvraag voorschot;

b) de controle van de rechtmatigheid van de gedeclareerde rijksvergoeding.

1.2 Het onderwerp van onderzoek

Het onderzoek richt zich op de rechtmatigheid en getrouwheid van de op titel van het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen gedeclareerde rijksvergoeding, zoals deze in de kostenopgave is opgenomen.

Daarnaast richt het onderzoek zich op de rechtmatigheid en getrouwheid van de in de declaratie(s) voor aanvraag voorschot opgenomen gegevens.

Het onderzoek strekt zich ook uit over de gemeentelijke administratie waarin alle van belang zijnde gegevens en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings- en controleproces zichtbaar en controleerbaar moeten zijn vastgelegd (Zie 3.1.1).

Een van de rechtmatigheidsaspecten is of de beslissingen in het kader van de Wvg-woonvoorzieningen zijn genomen door of namens de/het beslissingsbevoegde persoon/orgaan.

1.3 De reikwijdte van de accountantsverklaring

De accountantsverklaring heeft betrekking op de kostenopgave alsmede op die aspecten van het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen die expliciet zijn genoemd in de aandachtspunten. (zie hoofdstuk 3)

Het model van de accountantsverklaring inclusief het model van het rapport van bevindingen is opgenomen onder 4 van dit protocol.

1.4 De te hanteren toleranties

De uitspraken van de accountant over de kostenopgave en over de aspecten die expliciet zijn benoemd in de aandachtspuntenlijst, moeten worden gedaan met een hoge mate van betrouwbaarheid. Bij de uitvoering van een statistische steekproef komt dit overeen met een betrouwbaarheid van tenminste 95 procent. Met deze betrouwbaarheid dienen alle afwijkingen boven de maximaal toelaatbare foutfractie van 1 procent, gemeten over de gedeclareerde rijksvergoeding volgens de kostenopgave (code 999) te worden geconstateerd.

1.5 De rapportagevoorschriften

De controle van de kostenopgave wordt afgesloten met een accountantsverklaring die betrekking heeft op de kostenopgave en de daarbij behorende declaratie(s) voor aanvraag voorschot. De verklaring omvat zowel de getrouwheid van de in de kostenopgave verantwoorde bedragen als de naleving van de daaraan ten grondslag liggende voorwaarden voor de rijksvergoeding.

Voor de accountantsverklaring die wordt verstrekt, geldt een verplicht te gebruiken tekst waaruit tenminste blijkt dat de controle is uitgevoerd met inachtneming van de in dit controle- en rapportageprotocol gegeven voorschriften.

De kostenopgave met de accountantsverklaring en het rapport van bevindingen vormen de benodigde jaarverantwoordingsdocumenten welke bij het ministerie moeten worden ingediend.

Bij de rapportage over de controlebevindingen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.

Indien de verklaring een niet goedkeurende strekking heeft, dienen de bewoordingen van de verklaring te worden aangepast en de redenen daarvan te worden gemotiveerd.

In dat geval dient in hoofdstuk 1 van het rapport van bevindingen een (uitgebreide) toelichting te worden gegeven op de geconstateerde fouten en de oorzaken hiervan.

De controlebevindingen die geen invloed hebben op de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring, worden vermeld in het rapport van bevindingen; met dien verstande dat de rapportagetolerantie 0 procent bedraagt.

Per aandachtspunt dient de accountant zijn bevindingen gekwantificeerd te rapporteren (ook indien de fout binnen de goedkeuringstolerantie blijft). Kwantificering bestaat uit vermelding van het aantal verrichte waarnemingen en het aantal waarnemingen waarin de fout/tekortkoming is geconstateerd. Hierbij worden (zo mogelijk) ook de bedragen vermeld. Tevens wordt de geschatte invloed van deze fout/tekortkoming geëxtrapoleerd naar het gehele aandachtspunt.

2. De controle van de kostenopgave en declaraties voor aanvraag voorschot

2.1 Onderzoek aansluiting verantwoorde gegevens in de declaratie(s) voor aanvraag voorschot en de kostenopgave.

2.1.1 Vaststellen dat de in de declaratie(s) voor aanvraag voorschot opgenomen gegevens juist, volledig en tijdig zijn en tevens vaststellen dat de daarin opgenomen documentnummers en bedragen naadloos aansluiten met die in de kostenopgave.

2.2 Onderzoek naar de gegevens in de kostenopgave en de declaratie(s) voor aanvraag voorschot

2.2.1 Vaststellen dat de in de kostenopgave verantwoorde en gedeclareerde rijksvergoeding per woonvoorziening juist en volledig zijn en aansluiten met de (gemeentelijke) administratie ter zake.

2.2.2 Vaststellen dat de in de declaratie(s) voor aanvraag voorschot opgenomen gegevens (documentnummer, postcode, huisnummer, datum verleningsbeschikking, datum vaststellingsbeschikking, bedrag vaststellingsbeschikking, bijdrage gemeente, bijdrage gehandicapte en bedragen) juist zijn.

2.2.3 Vaststellen dat gebruik is gemaakt van de, op grond van de Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen, van toepassing zijnde modellen voor aanvraag van een voorschot op de rijksvergoeding en voor de kostenopgave en dat deze volledig en tekstmatig ongewijzigd zijn ingevuld.

3. Aandachtspunten WVG-woonvoorzieningen

3.1 Aandachtspunten inzake de rechtmatigheid

3.1.1 Vaststellen dat slechts die kosten van woonvoorzieningen gehandicapten bij het Rijk zijn gedeclareerd die daadwerkelijk door de gemeente vastgesteld en uitbetaald zijn en gerelateerd zijn aan de verleende en uitbetaalde woonvoorziening (artikel 2, Besluit Wvg-woonvoorzieningen).

Bij de verleende en uitbetaalde woonvoorziening zijn de volgende aandachtspunten van belang:

• een aanvraag woonvoorziening van de gehandicapte;

• een indicatieadvies met bouwtechnisch programma van eisen van een orgaan zoals bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (in het algemeen een RIO);

• één of meer bouwoffertes (met gespecificeerde begrotingen van de bouwkosten en eventueel bijkomende kosten als architectkosten) die aansluiten op het programma van eisen;

• de wijze waarop de gemeente tot een kostenbeoordeling is gekomen;

• het gemeentelijk besluit tot verlening van de woonvoorziening;

• de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming (vaststellingsbeschikking). (artikel 5 en toelichting artikel 5 Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen).

Toelichting:

Indicatieadvies

Ingevolge artikel 8, eerste lid, Wvg, dienen gemeenten voor woonvoorzieningen waarvan de kosten f 45.000,- of meer bedragen advies in te winnen bij de Regionale Indicatie Organen. Dit om te bewerkstelligen dat integrale en onafhankelijke advisering ten grondslag ligt aan de beslissing om tot een dure woonvoorziening over te gaan.

3.1.2 Vaststellen dat de gemeente slechts de kosten declareert voor besluiten die op of na 1 april 2000 door haar zijn genomen. Dit is de datum waarop de wijziging van de Wvg i.v.m. de tweede evaluatie van deze wet inwerking is getreden. (artikelsgewijze toelichting artikel 2, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen).

3.1.3 Vaststellen dat de gemeentelijke administratie ten behoeve van deze regeling is ingericht overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen.

3.1.4 Vaststellen dat de gedeclareerde rijksvergoeding per woonvoorziening, kosten van woonvoorzieningen betreffen die gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45.000,-.

3.1.5 Vaststellen dat, indien de kosten van de woonvoorziening de grens van f 100.000,- overschrijdt, de gemeente, ingevolge artikel 5, 1e lid, onder a, Wvg, de aldaar geformuleerde hardheidsclausule uitdrukkelijk in de gemeentelijke verordening heeft vastgelegd.

Toelichting:

Woonvoorziening

Onder een woonvoorziening wordt in het kader van de Wvg verstaan: Elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt, indien de voorziening; gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen of een uitraasruimte betreft (Wet van 25 mei 2000, Staatsblad 238).

Ingevolge artikel 2 van de Wvg dient het gemeentebestuur het gemeentelijke voorzieningenbeleid vast te leggen in een verordening. Deze verordening moet in ieder geval regels bevatten over de gevallen en de vorm waarin voorzieningen kunnen worden verleend. (Dit is bepaald in artikel 5, 1e lid, onder a, van de Wvg).

Bij verruiming van de gemeentelijke zorgplicht tot woonvoorzieningen waarvan de kosten f 45.000,- of meer bedragen is op basis van praktijkervaring, aangenomen dat de kosten van een woonvoorziening doorgaans een bedrag van f 100.000,- niet te boven zullen gaan. Indien de kosten van een woonvoorziening de grens van f 100.000,- overschrijdt is steeds sprake van een bijzonder geval waarin het weigeren van die voorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

De gemeente dient, ingevolge artikel 5, 1e lid, onder a, Wvg, de aldaar geformuleerde hardheidsclausule uitdrukkelijk in de gemeentelijke verordening te hebben vastgelegd.

3.1.6 Vaststellen dat de gedeclareerde rijksvergoeding per woonvoorziening gelijk is aan de kosten van de in het kalenderjaar verleende en uitbetaalde woonvoorziening en dat hierop de juiste bedragen in mindering zijn gebracht van de gemeentelijke bijdrage (f 22.000,-) en de eigen bijdragen van gehandicapten voor deze voorzieningen.

Toelichting:

Rijksvergoeding

De vergoeding van het rijk is gelijk aan de kosten van de in het kalenderjaar verleende en uitbetaalde woonvoorzieningen waarvan de kosten meer of gelijk zijn aan f 45.000,- verminderd met een eigen bijdrage van f 22.000,- per verleende en uitbetaalde woonvoorziening en met het totaal van de eigen bijdragen van gehandicapten voor deze voorzieningen (artikel 2, tweede lid, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen).

Voor gemeenten met minder dan 25000 inwoners wordt, in afwijking van artikel 2, tweede lid, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen, uitsluitend t.a.v. de eerste verleende en uitbetaalde woonvoorziening waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45.000,- die in een periode van twee jaar is verleend f 22.000,- op de rijksvergoeding in mindering gebracht. De eerste periode van twee kalenderjaren vangt aan op 1 januari van het jaar waarin het Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen in werking is getreden (artikel 3, eerste lid, Besluit rijksvergoeding Wvg woonvoorzieningen).

Het aantal inwoners van de gemeente wordt bepaald op basis van de CBS-gegevens. Het CBS stelt eenmaal per twee jaar het aantal inwoners van een gemeente vast (artikel 3, tweede lid, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen). Bevolkingsgroei of afname in die tweejaarsperiode heeft geen gevolgen voor de toepassing van de regeling. De datum van het gemeentelijk besluit tot verlening en uitbetaling van de woonvoorziening is bepalend of een woonvoorziening valt binnen de tweejaarsperiode (artikel 3, derde lid, Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen).

Eigen bijdragen gehandicapten

Binnen de wettelijke kaders kunnen gemeenten het eigen bijdragen beleid gehandicapten vorm geven (Artikel 6, Wvg).

Gemeenten zijn vrij om de hoogte van de eigen bijdrage af te stemmen op het inkomen van de gehandicapten. In 1996 is bij ministerieel besluit (de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg) de hoogte van de eigen bijdrage voor lagere inkomens gemaximeerd.

Naar boven