Wijziging Onderzoekingsregulatief 1994, Keuringsregulatief 1994 en Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal 2000

4 september 2000

GZB/VVB 2100393

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 1, vijfde lid, van de beschikking nr. 2000/374/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 2000 (PbEG L 135) tot wijziging van beschikking 98/272/EG inzake epizoötiebewaking ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën, alsmede op artikel 2, zevende lid, van de Destructiewet en artikel 4 van het Besluit productie en handel vers vlees1;

Besluit:

Artikel I

Het Onderzoekingsregulatief 19942 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 14a, tweede lid, wordt `Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid' vervangen door: Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid.

B. Na artikel 14a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 14b

1. Een steekproefsgewijs onderzoek van hersenstamweefsel op bovine spongiforme encefalopathie vindt plaats bij de volgende ter slachting aangeboden runderen:

a. niet zieke dieren met uitwendig waarneembare afwijkingen, die bezoedeling tijdens het slachtproces en de keuring na het slachten zouden kunnen geven; bezoedeling van de slachtlijn is niet beheersbaar;

b. dieren met duidelijke ziekteverschijnselen inclusief verschijnselen van of verdenking op een besmettelijke veeziekte, tevens duidelijke stoornissen in de algemene gezondheidstoestand van het dier;

c. dieren die waar dan ook in nood zijn gedood wegens een ernstig ongeval of wegens direct gevaar voor de omgeving; of,

2. Het onderzoek geschiedt door het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid met inachtneming van bijlage IV, onder 2, onderdeel 2.2, van beschikking nr. 2000/374/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 2000 (PbEG L 135) tot wijziging van beschikking 98/272/EG inzake epizoötiebewaking ten aanzien van overdraagbare spongiforma encefalopathieën.

3. Indien herkeuring is aangevraagd vindt het onderzoek opnieuw plaats met inachtneming van bijlage IV, onder 2, onderdeel 2.2, van de in het tweede lid genoemde beschikking door een nader door de hoofdinspecteur aan te wijzen onderzoeksinstituut.

Artikel II

Aan artikel 13, onder 1, van het Keuringsregulatief 19943 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. indien de uitslag van het onderzoek van hersenstamweefsel overeenkomstig artikel 14b van het Onderzoekingsregulatief 1994 positief is;.

Artikel III

Aan artikel 2 van de Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal 20004 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. vlees van slachtdieren dat op grond van artikel 13, onder 1, onderdelen b of c, van het Keuringsregulatief 1994 ongeschikt wordt verklaard voor menselijke en dierlijke consumptie;

g. alle delen die van een ter slachting aangeboden rund zijn verwijderd voordat de uitslag van het op grond van artikel 14b van het Onderzoekingsregulatief 1994 verrichte steekproefsgewijs onderzoek bekend is.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,E. Borst-Eilers.

1 Stb. 1994, 12, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 mei 1997 (Stb. 235).

2 Stcrt. 1994, 10, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 30 maart 2000 (Stcrt. 65).

3 Stcrt. 1994, 10, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 24 juni 1999 (Stcrt. 119).

4 Stcrt. 2000, 122.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling wijzigt het Onderzoekingsregulatief 1994, het Keuringsregulatief 1994 en de Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal 2000. De wijziging van het Onderzoekingsregulatief 1994 geeft invulling aan het jaarlijkse bewakingsprogramma voor bovine spongiforme encefalopathie (verder te noemen: BSE) zoals voorgeschreven in artikel 1, vijfde lid, van beschikking nr. 2000/374/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 2000 (PbEG L 135) tot wijziging van beschikking nr. 98/272/EG inzake epizoötiebewaking ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën. Voornoemde beschikking wordt 1 januari 2001 van kracht. Vanwege het grote belang van een zo goed mogelijk bewakingsprogramma voor BSE en om zeker te stellen dat eventuele uitvoeringsproblemen in de aanloopfase worden opgelost is het noodzakelijk dat de regeling vóór die datum en wel zo spoedig mogelijk in werking treedt.

De wijziging van het Keuringsregulatief 1994 vloeit voort uit de wijziging van het Onderzoekingsregulatief 1994. Indien bij het steekproefsgewijs onderzoek BSE wordt aangetoond, moet het vlees van het met BSE besmette rund ongeschikt worden gemaakt voor menselijke en dierlijke consumptie.

De wijziging van de Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal 2000 sluit aan op de wijziging van het Keuringsregulatief 1994. Indien vlees ongeschikt moet worden gemaakt voor menselijke en dierlijke consumptie vanwege besmetting met BSE, is verbranding de enige manier om de BSE-prionen te vernietigen. Daarom wordt een aantal weefsels toegevoegd aan de lijst van reeds aangewezen gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Gespecificeerd hoog-risico-materiaal mag vanwege de aard van het materiaal niet door middel van destructie onschadelijk worden gemaakt, maar moet worden vernietigd middels verbranding.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel wijzigt het Onderzoekingsregulatief 1994. Deze wijziging voorziet onder meer in steekproefsgewijs onderzoek van hersenstamweefsel van aangewezen categorieën slachtrunderen op bovine spongiforme encefalopathie (verder te noemen: BSE) door het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid.Tot nu toe werd een rund na het slachten alleen op BSE onderzocht als het bij de keuring vóór het slachten neurologische verschijnselen vertoonde, of als het behoorde tot de categorie runderen die vóór 1990 uit het Verenigd Koninkrijk waren geïmporteerd. Dit onderzoek is geregeld in artikel 14a en wordt uitgevoerd middels histologisch onderzoek van het hersenweefsel en wordt eveneens uitgevoerd door het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid, het vroegere Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid.

Door het beschikbaar komen van nieuwe immunochemische onderzoeksmethoden die sneller en gevoeliger zijn, is het mogelijk geworden om in een vroeger stadium, nog voordat klinische verschijnselen zichtbaar zijn, runderen met BSE op te sporen. Hiervoor is geen hersenweefsel noodzakelijk, maar kan het gemakkelijker te bemonsteren hersenstamweefsel gebruikt worden. Om de kans op het vinden van BSE zo groot mogelijk te maken richt het nieuwe steekproefsgewijze onderzoek, zoals opgenomen in artikel 14b, zich op de categorieën runderen genoemd in het eerste lid. Voor deze dieren is een voorwaardelijke vergunning tot slachten afgegeven, dat wil zeggen dat ze geslacht worden op een bijzondere slachtplaats, waarbij de door de keuringsdierenarts gestelde bijzondere voorwaarden in acht worden genomen.

Het onderzoek zal worden uitgevoerd door het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid.

Bij het nieuwe steekproefsgewijze onderzoek leidt een positieve uitslag tot een verdenking van besmetting met BSE van het rund waarvan het monster is onderzocht. De producten van het desbetreffende dier worden vernietigd, zodat wordt voorkomen dat deze in de voedsel- of in de voederketen terecht komen. Verder worden de maatregelen voor een verdenking van BSE getroffen zoals die staan vermeld in het draaiboek voor de bestrijding van BSE.

Artikel II

Dit artikel wijzigt het Keuringsregulatief 1994. Indien bij het steekproefsgewijze onderzoek BSE wordt aangetoond, regelt dit artikel dat het vlees van het met BSE besmette rund ongeschikt wordt gemaakt voor menselijke en dierlijke consumptie. Dit is overeenkomstig hetgeen is geregeld in artikel 13, onder 1, onderdeel b, van het Keuringsregulatief 1994 voor een rund waarbij BSE wordt aangetoond bij het histologisch onderzoek.

Artikel III

Dit artikel wijzigt de Regeling aanwijzing gespecificeerd hoog-risico-materiaal 2000. In die regeling worden bepaalde categorieën dierlijk afval, bepaalde categorieën gestorven runderen, schapen en geiten, en bepaalde weefsels en organen van geslachte runderen, schapen en geiten aangewezen als gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Gespecificeerd hoog-risico-materiaal mag vanwege de aard van het materiaal niet door middel van destructie onschadelijk worden gemaakt, maar moet worden vernietigd middels verbranding.

Indien bij een rund, schaap of geit BSE is vastgesteld, is verbranding van alle weefsels de enige manier om de BSE-prionen te vernietigen. Indien bij ter slachting aangeboden runderen steekproefsgewijs onderzoek op BSE plaats vindt dient absoluut zeker gesteld te worden dat geen delen, waarmee BSE verspreid kan worden, in de menselijke voedselketen belanden voordat de uitslag van het onderzoek bekend is. Immers indien BSE wordt aangetoond dienen alle delen van het slachtdier door middel van verbranding te worden vernietigd. Bijzondere slachtplaatsen zijn niet ingericht om na de slachting alle delen van het slachtdier te bewaren totdat de uitslag van het onderzoek bekend is. Bepaalde delen zoals ingewanden, bloed, onderpoten en huid, worden daarom na de slachting niet bewaard. Om ieder risico uit te sluiten zullen worden verbrand alle delen van slachtdieren waarop steekproefsgewijs onderzoek op BSE plaatsvindt en die niet worden bewaard tot de uitslag van het onderzoek bekend is. Opgemerkt dient te worden dat indien de desbetreffende delen van het slachtdier inmiddels vermengd zijn met delen of vlees van andere slachtdieren, ook de laatstgenoemde delen of vlees dienen te worden verbrand op grond van artikel 2, achtste lid, van de Destructiewet.

De wijziging voegt daarom de volgende weefsels toe aan de lijst van reeds aangewezen gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Deze weefsels moeten daarom ook worden verbrand:

- Vlees van slachtdieren waarbij door middel van histologisch onderzoek of door middel van zogenaamde snelle testen BSE is vastgesteld.

- Delen van slachtrunderen die worden verwijderd voordat de uitslag van het volgens artikel 14b van het Onderzoekingsregulatief 1994 verrichte steekproefsgewijze onderzoek op BSE bekend is.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven