Behandeling asielaanvragen Congo-Brazzaville

IND-werkinstructie nr. 230

Aan: Directeur Uitvoering; Regiodirecteuren IND; Hoofd APV

c.c.: Hoofd DVB; Landsadvocaat; ACV; Ministerie van Buitenlandse Zaken/DPC

Van: Hoofddirecteur IND

Doorkiesnummer: (070) 370 3122

Datum: 28 juli 2000

Vindplaats: EDS Raadplegen, trefwoord Congo-Brazzaville, objecttype `Werkinstructie'

Onderwerp: Behandeling van asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit Congo-Brazzaville (officiële naam: République du Congo)

1. Inleiding

Op 28 april 2000 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Congo-Brazzaville (EDS obj. id. 958454).

Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende instructie vastgesteld.

1.1 Algemene uitgangspunten

In deze werkinstructie worden indicaties gegeven voor het verlenen van een A-status en een vergunning tot verblijf om klemmende redenen van humanitaire aard. Deze indicaties zijn géén criteria: het enkele behoren tot de desbetreffende categorie impliceert niet dat per definitie statusverlening moet plaatsvinden.

De beoordeling of betrokkene in aanmerking komt voor een A-status of een vergunning tot verblijf vindt plaats ná vaststelling of de verklaringen geloofwaardig zijn. Bij de vaststelling van de geloofwaardigheid van de verklaringen speelt ook het (gedeeltelijk) ontbreken van documenten een rol. Daarbij is op aanvragen om toelating van voor 1 februari 1999 IND-Werkinstructie nr. 179 ('Bewijslast (ongedocumenteerde) asielzoeker inzake vaststelling reisroute') van toepassing. Op aanvragen vanaf 1 februari 1999 is de Wet Ongedocumenteerden van toepassing (zie TBV 1999/3).

Vervolgens dient de zwaarwegendheid van de gevreesde/te vrezen gebeurtenissen bij de beoordeling of tot statusverlening wordt overgegaan te worden betrokken. Bij een beroep op vluchtelingschap geldt in het bijzonder dat degenen van wie vervolging wordt gevreesd op de hoogte moeten zijn of kunnen geraken van de omstandigheden waarop de asielzoeker zich beroept.

Bij een beroep op vluchtelingschap en toetsing aan de voorwaarden voor toelating om klemmende redenen van humanitaire aard, dient daarnaast het verband tussen het tijdstip van de vlucht en de gebeurtenissen die aanleiding hebben gevormd het land te verlaten aannemelijk te worden gemaakt.

Alle aanvragen dienen te worden bezien op de contra-indicaties genoemd in IND-Werkinstructies nrs. 163 ('Toepassing art. 1F Vluchtelingenverdrag') en 164 ('Contra-indicaties in asielzaken').

Tenslotte biedt IND-Werkinstructie nr. 148 ('Vrouwen in de asielprocedure') aanknopingspunten voor een genderinclusieve beoordeling van het relaas.

2. Beoordeling van asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit Congo-Brazzaville

2.1 Categorieën die de verhoogde aandacht vragen

2.1.1 Personen die in verband met de oorlog worden gezocht en worden uitgezonderd van de amnestieregeling omdat zij hun (hoge) positie hebben misbruikt.

Blijkens het ambtsbericht komen deze personen niet in aanmerking voor de amnestieregeling die op 8 december 1999 is uitgevaardigd.

Deze personen kunnen, voor zover zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij gegronde vrees voor vervolging hebben, in aanmerking komen voor verlening van de A-status, voor zover zij niet worden uitgesloten van bescherming op grond van artikel 1 F van het Vluchtelingenverdrag (zie ook par. 2.2.2).

Het gaat bij deze categorie om personen die een positie op hoog bestuurlijk danwel militair niveau hebben bekleed en zich zodanig hebben geprofileerd dat hen door de regering van Sassou-Nguesso geen amnestie wordt verleend.

De wijze waarop deze personen zich hebben geprofileerd hangt in deze samen met gedragingen die buiten hun normale taakopvatting lagen danwel buiten hetgeen wat van hen normalitair verwacht kon worden.

Tijdens het nader gehoor dient zoveel mogelijk te worden doorgevraagd over de functie en positie die betrokkene stelt te hebben bekleed en op welke wijze hij betrokken is geweest bij de organisatie en/of financiering van rebellenacties.

Daarbij is van belang inzicht te verkrijgen over de kontakten die betrokkene onderhield en over de mate van invloed die betrokkene kon uitoefenen op de geplande rebellenacties. Tevens is het aan betrokkene om aannemelijk te maken dat hij niet voor bovengenoemde amnestieregeling in aanmerking komt.

2.1.2 Voormalige militie-leden

Op 8 december 1999 is door de Conseil National de Transition een wet aangenomen op basis waarvan amnestie kon worden verleend voor misdaden begaan tijdens de oorlogsperiode 1993-1999. Allen die zich zouden terugtrekken uit de milities en hun wapens zouden inleveren voor 15 januari 2000 zouden hiervan kunnen profiteren. Uit het ambtsbericht en de aanvullende telefoonnotitie van 7 juli jl. komt naar voren dat militieleden die zich vrijwillig overgeven nog immer in aanmerking komen voor deze amnestieregeling.

De omstandigheid dat de daders gerechtelijk vervolgd kunnen worden door hun slachtoffers die een schadevergoeding kunnen claimen kan niet tot vluchtelingenschap leiden. Een dergelijke gerechtelijke vervolging valt immers niet te herleiden tot een van de gronden van het verdrag. Blijkens het ambtsbericht is van discriminatoire bestraffing geen sprake.

Slechts indien sprake is van onevenredig zware bestraffing (de doodstraf) kan betrokkene in aanmerking komen voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, voor zover hij niet wordt uitgesloten van bescherming op grond van artikel 1 F van het Vluchtelingenverdrag (zie ook par. 2.2.2).

2.1.3 Dienstplichtigen en deserteurs

Het normale beleid is van toepassing.

In Congo-Brazzaville bestaat geen dienstplicht. Zowel mannen als vrouwen kunnen zich aanmelden voor dienst in het leger voor een periode van twee jaar.

2.2 Bijzondere aandachtspunten

In deze subparagraaf wordt ingegaan op meer algemene omstandigheden die van belang (kunnen) zijn bij de beoordeling of de asielzoeker in aanmerking komt voor verlening van een A-status of een vergunning tot verblijf.

2.2.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Uit het ambtsbericht komt naar voren dat de regeringstroepen de effectieve controle hebben verkregen over het land met uitzondering van een aantal gebieden aan de grens met Gabon en het meest zuidelijk deel van de regio Pool.

Voor zover de vreemdeling zich beroept op problemen van de zijde van milities die hij in bovengenoemde conflictgebieden heeft ondervonden of verwacht te ondervinden, kan betrokkene zich vestigen in andere delen van het land waar de regeringstroepen de macht in handen hebben, met name in de grote steden als Brazzaville en Pointe-Noire.

2.2.2 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Bij personen die stellen dat zij Congo-Brazzaville hebben verlaten vanwege hun deelname aan de gewapende strijd en om die reden worden gezocht door een andere strijdende partij dient rekening te worden gehouden met artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Blijkens het ambtsbericht hebben zowel regeringstroepen en milities van Sassou-Nguesso als gewapende oppositiebewegingen zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Voorbeelden van dergelijke misdrijven zijn: het uitvoeren van(artillerie-) beschietingen zonder de burgerbevolking te ontzien, het verdrijven van de burgerbevolking, het willekeurig doden van ongewapende burgers en het zonder proces executeren van gevangen genomen strijders.

Gelet op eventuele uitsluiting van de bescherming van het Vluchtelingenverdrag op grond van artikel 1 F dient het onderzoek in het gehoor naar de asielmotieven in geval van militaire activisten ook gericht te zijn op de functie, werkzaamheden en de gedragingen van de betrokken asielzoeker.

In het geval de betrokkene op grond van toepassing van artikel 1F wordt uitgesloten van toepassing van een vluchtelingenstatus, komt betrokkene evenmin in aanmerking voor een op artikel 3 EVRM gebaseerde vergunning tot verblijf.

Zie IND-Werkinstructie nr. 163 ('Toepassing art. 1F Vluchtelingenverdrag') over hoe te handelen indien zo'n zaak zich voordoet.

2.2.3 Traumatabeleid

Het ambtsbericht spreekt van een zekere mate van willekeur van de zijde van de autoriteiten (veiligheidstroepen) en van de zijde van de rebellen jegens de burgerij. Het feit dat een willekeurige behandeling tot de mogelijkheden behoort, ontslaat de asielzoeker niet van de plicht om ten behoeve van de beoordeling van asielmotieven in het kader van artikel 3 EVRM zijn relaas zo nauwkeurig en concreet mogelijk te onderbouwen. Hij dient aannemelijk te maken dat hij door zijn concrete individuele omstandigheden het slachtoffer is geworden of dreigt te worden van een behandeling ex artikel 3 EVRM waartegen hij door een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden beschermd dient te worden.

Indien uit de asielmotieven naar voren komt dat betrokkene wellicht een trauma heeft overgehouden aan hetgeen hij in het land van herkomst heeft ondervonden, wordt verwezen naar IND-Werkinstructie nr. 31 (traumata-beleid).

2.2.4 Alleenstaande minderjarige asielzoekers

Het gewone beleid is van toepassing.

3. Procedurele aspecten

3.1 Onderzoek bij het ministerie van Buitenlandse Zaken

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven geen onderzoek te kunnen verrichten in Congo-Brazzaville

3.2 Het stellen van vragen aan de Directie Beleid

Voor het stellen van vragen aan de Directie Beleid van het hoofdkantoor is werkinstructie nr. 221 van toepassing.

4. Terugkeer en verwijdering

4.1 Vvtv-beleid/uitstel van vertrekbeleid

Voor asielzoekers afkomstig uit Congo-Brazzaville geldt geen vvtv-beleid of uitstel van vertrek-beleid. Het stappenplan beëindiging voorzieningen is onverkort van toepassing.

4.2 Praktische aspecten terugkeer

Naar Congo-Brazzaville kan worden teruggekeerd.

4.3 Uitzettingsbeleid

Er zijn geen beperkingen ten aanzien van de uitzetting.

Naar boven