Voorleginstructie Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

IND-werkinstructie nr. 228

Aan: Directeur Uitvoering;

Regiodirecteuren IND; Hoofd APV

c.c.: Hoofd DVB; Landsadvocaat;

ACV; Ministerie van Buitenlandse Zaken/DPC

Van: Hoofddirecteur IND

Datum: 19 juli 2000

Vindplaats: EDS Raadplegen, trefwoord ACV, objecttype `Werkinstructie'

Onderwerp: Voorleginstructie ACV

Deze werkinstructie vervangt werkinstructie nr. 115a van 22 juli 1997.

Inleiding

Tijdens de behandeling van de Nieuwe Vreemdelingenwet in de Tweede Kamer is een amendement op het wetsvoorstel aangenomen waardoor er een wijziging van de taken van de ACV plaatsvindt. De ACV zal na inwerkingtreding van de Nieuwe Vreemdelingenwet de taak hebben te adviseren over het vreemdelingenrecht en het beleid ter zake, waaronder begrepen wijziging van deze wet en op verzoek van Onze Minister te adviseren over bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen beschikkingen op grond van deze wet. In de algemene maatregel van bestuur worden slechts beschikkingen aangewezen waarvoor advisering ingevolge een verdrag of een Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verplicht is.

Teneinde de ACV in de gelegenheid te stellen zich op haar nieuwe werkzaamheden voor te bereiden wordt in deze werkinstructie aangeven welke zaken nog aan de ACV ter advisering kunnen worden voorgelegd.

De ACV inventariseert thans haar voorraad en haar productiemogelijkheden tot de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet, rekening houdend met de capaciteitsontwikkeling bij de ACV. Totdat daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden zullen de reeds voorgelegde maar nog niet behandeling genomen zaken op een aparte voorraad worden gelegd. In die zaken zal door de ACV reeds thans, vanwege de kans dat er sprake is van een capaciteitstekort, aan gemachtigde worden gevraagd of er bezwaar bestaat tegen afdoening door de Staatssecretaris zonder inschakeling van de ACV. Indien de productiecapaciteit onvoldoende blijkt te zijn, zullen alsdan de zaken worden teruggestuurd naar de behandelende IND-regio. Dit geldt eveneens voor de onverplichte voorleggingen die vanaf heden aan de ACV worden voorgelegd.

Consequenties voor aan de ACV voor te leggen zaken

Slechts zaken waarin een wettelijke verplichting bestaat advies in te winnen van de ACV worden tot een nader te bepalen datum voorgelegd aan de ACV.

Asiel:

Artikel 31 lid 2 sub b Vw regelt de wettelijke verplichting voor het horen door de ACV in asielzaken. Strikte toepassing van deze wettelijke bepaling zal in de prakijk neerkomen op het slechts in een zeer beperkt aantal gevallen voorleggen van asielzaken aan de ACV. Ook op grond van de ervaringen tot nu toe, waaruit blijkt dat slechts een zeer klein percentage asielzaken aan de ACV wordt voorgelegd, blijkt dat ACV voorlegging in asielzaken in beginsel niet aan de orde is.

Conform het bepaalde in artikel 104 en 105 Vb dienen zaken waarin een A-status wordt ingetrokken wel aan de ACV te worden voorgelegd. Voorts dienen zaken van staatlozen aan wie voortgezet verblijf wordt geweigerd conform artikel 104 Vb aan de ACV te worden voorgelegd. Hierin komt derhalve geen verandering.

Met betrekking tot 1F-zaken, die werden voorgelegd op basis van een toezegging aan de Tweede Kamer, komt de ACV naar verwachting in dit najaar met een advies waarin de algemene lijn met betrekking tot afdoening van 1F-zaken staat verwoord. Nu bovendien de Tweede Kamer zelf de positie van de ACV ingrijpend heeft gewijzigd, behoeven 1F-zaken niet meer ter advisering aan de ACV te worden voorgelegd.

Regulier:

Voor reguliere vreemdelingenzaken geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 31 lid 2 Vw en artikelen 101 tot en met 103 Vb zaken verplicht moeten worden voorgelegd aan de ACV.

Dit betreft de volgende zaken:

- Art 31 lid 2, onder a en c Vw: vreemdelingen met 5 jaar verblijf

- Art 100 jo 101 Vb: EU-onderdanen, die aanspraken kunnen ontlenen aan EU-Verdrag

- Art 104 jo 100 en 101 Vb: staatlozen (zie ook asiel)

- Art 103 jo 100 en 101 Vb: vreemdelingen die aanspraken kunnen ontlenen aan het Europees Vestigingsverdrag: zie Vc B5/1.4 met name Turken die 2 jaar verblijf hebben gehad.

Naar boven