Regeling exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw

24 mei 2000

WJZ 00025291

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 3, 9, 16, tweede en derde lid, en 19 van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. exportdeel van een order: dat deel van het orderbedrag dat geen betrekking heeft op lokale kosten;

b. lokale kosten: de kosten van goederen, diensten en heffingen die onderdeel uitmaken van de order en gemaakt worden in het land waarin de afnemer van de order is gevestigd;

c. Nederlands aandeel: het gedeelte van het exportdeel van het orderbedrag dat kan worden toegerekend aan goederen of diensten die worden geproduceerd respectievelijk verricht door in Nederland gevestigde ondernemers;

d. orderbedrag: bedrag waarvoor de order definitief is afgesloten, met dien verstande, dat dit bedrag met ten hoogste 10 procent ervan wordt verhoogd voorzover:

1°. de order gespecificeerde onderdelen bevat met een overeengekomen opdrachtsom, waarbij de opdrachtgever de keuze heeft om ze al dan niet te laten uitvoeren,

2°. in de order een bedrag is opgenomen voor door de opdrachtnemer uit te voeren, niet nader gespecificeerde werkzaamheden, of

3°. in de order is bepaald dat de opdrachtnemer bepaalde prijsstijgingen voor zijn rekening zal nemen.

Artikel 2

1. In het kader van het exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw wordt subsidie verstrekt aan een ondernemer ter zake van een door hem af te sluiten zeescheepsbouworder, indien:

a. het orderbedrag ten minste f 4.000.000,00 bedraagt, en

b. ten minste 60 procent van het exportdeel van de order bestaat uit Nederlands aandeel.

2. Geen subsidie wordt verstrekt:

a. indien voor de order reeds door de minister subsidie is verstrekt op grond van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen;

b. indien voor de order reeds door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking gebonden hulpfinancieringssteun is verstrekt;

c. voorzover door verstrekking van de subsidie het totaal van de aan de ondernemer of aan de groep, waartoe de ondernemer behoort, op grond van deze regeling in dat kalenderjaar verleende subsidies meer zou bedragen dan veertig procent van het in artikel 5 genoemde bedrag.

Artikel 3

1. De subsidie bedraagt 3,5 procent van het orderbedrag, doch niet meer dan f 5.000.000,00.

2. Indien ter zake van de order of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan dan de minister of de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de subsidieontvanger subsidie is verstrekt, wordt deze op de subsidie in mindering gebracht.

Artikel 4

Indien ter zake van het door een toeleverancier of onderaannemer produceren van goederen of verrichten van diensten ten behoeve van het door de subsidieontvanger uitvoeren van de order door een niet-Nederlandse overheid steun is toegezegd of verstrekt, wordt bij het bepalen van het bedrag van de subsidie het orderbedrag verminderd met het bedrag van de toeleverantie of onderaanneming.

Artikel 5

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie in 2000 bedraagt f 40.000.000,00.

Artikel 6

Een voorschot wordt berekend naar rato van de in verband met de uitvoering van de order gemaakte en betaalde kosten, voorzover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 7

1. Het model van het formulier, bedoeld in artikel 9 van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. Het model van het formulier, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2.

3. Het model van het formulier, bedoeld in artikel 19 van het Besluit subsidies exportfinancieringsarangementen wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 24 mei 2000. De Staatssecretaris van Economische Zaken,
G. Ybema.

Toelichting

Algemeen

Met de onderhavige regeling wordt het exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw vastgesteld. Tegelijkertijd wordt de werkingssfeer van de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching en van de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit beperkt tot orders, niet zijnde zeescheepsbouworders.

Op grond van verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (PbEG L 202) is het overheden toegestaan om tot 1 januari 2001 ordergerelateerde productiesteun aan de scheepsbouw te verlenen. Gelet op het feit dat op grond van die verordening de mogelijkheid om productiesteun te verlenen nog maar beperkte tijd zal bestaan, wordt verwacht dat een groot aantal scheepsbouworders naar voren zal worden gehaald. Om buitenlandse overheidssteun ter zake van zeescheepsbouworders zo veel mogelijk te neutraliseren, konden ondernemers tot nu toe voor dergelijke exportorders een aanvraag om subsidie indienen op grond van de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching, de Regeling exportfinancieringsarrangement zware matching of de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit. Voor zeescheepsbouworders deden ondernemers vooral een beroep op de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching. Uit de onlangs gehouden evaluatie van de hiervoor genoemde exportfinancieringsarrangementen is echter gebleken dat het vereiste om per order de aanwezigheid van een buitenlandse overheidsgesteunde concurrent te bewijzen de Nederlandse scheepswerven in het nadeel deed verkeren ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Een aanpassing van de huidige instrumenten is derhalve noodzakelijk om de Nederlandse zeescheepsbouwsector beter in staat te stellen op voet van gelijkheid te kunnen concurreren met buitenlandse concurrenten. Besloten is om voor de zeescheepsbouw het lichte matchinginstrument te vervangen door een systeem waarbij aan de exporteur per order een subsidie van 3,5 procent van het orderbedrag kan worden verleend, zonder dat bewijs ten aanzien van buitenlandse overheidsgesteunde concurrentie hoeft te worden geleverd. Bij dit soort orders zal immers vrijwel altijd sprake zijn van concurrentie. De hoogte van de subsidie is op een zodanig percentage vastgesteld, dat bij cumulatie van subsidie op grond van de onderhavige regeling en subsidie op grond van het Besluit subsidies zeescheepsnieuwbouw 1994 het steunverleningsplafond van eerdergenoemde EG-verordening zo veel mogelijk maximaal kan worden benut.

De onderhavige regeling zal uiterlijk worden beëindigd met ingang van de datum waarop productiesteun voor de scheepsbouwsector door de Europese Unie niet langer is toegestaan.

De regeling is bij brief van 14 maart 2000 voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Deze heeft bij brief van 11 april 2000 kenbaar gemaakt, dat zij geen bezwaren heeft tegen het ten uitvoer brengen van de regeling.

Artikelen

Artikel 1

Tot de lokale kosten behoren niet de kosten met betrekking tot goederen, waaronder ook grondstoffen en halffabrikaten vallen, die oorspronkelijk afkomstig zijn uit het land waarin de afnemer van de order is gevestigd, doch die vervolgens geëxporteerd zijn en daarna in be- of verwerkte vorm als onderdeel van de order weer worden ingevoerd in het land van de afnemer. Met het begrip heffingen in onderdeel b worden bedoeld de lokale belastingen en douanekosten.

Artikel 2

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet sprake zijn van een zeescheepsbouworder zoals gedefinieerd in artikel 1, onder b, van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen. Hiervan is geen sprake indien de order betrekking heeft op de levering van onderdelen die worden gebruikt bij de bouw van een zeeschip of een sleepboot. Verder moet het gaan om een reële exportorder. Constructies waarbij orders worden afgesloten met buitenlandse ondernemingen met als oogmerk het schip weer door te leveren naar een Nederlandse onderneming om op die manier voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen, komen derhalve niet voor subsidie in aanmerking. In verband met eerdergenoemde EG-verordening komen orders met betrekking tot vissersschepen met een bruto tonnage van ten minste 100 slechts voor subsidie in aanmerking indien de afnemer gevestigd is buiten de Europese Unie.

Teneinde het beschikbare subsidiebudget niet te veel te versnipperen over een groot aantal orders en de uitvoeringskosten zo veel mogelijk te beperken is in artikel 2, eerste lid, onder a, een eis opgenomen ten aanzien van de minimale waarde van het orderbedrag van zeescheepsbouworders.

Orders worden slechts in aanmerking genomen, indien het percentage van het exportdeel van de order dat bestaat uit Nederlands aandeel ten minste 60 bedraagt. Deze beperking is opgenomen om te waarborgen dat orders worden gesteund die voor een belangrijk deel ten goede komen aan de Nederlandse economie.

Onder dit Nederlands aandeel worden begrepen de productiekosten van de aanvrager die kunnen worden toegerekend aan de order alsmede de kosten die kunnen worden toegerekend aan goederen of diensten die in de vorm van een toelevering of onderaanneming worden geproduceerd respectievelijk verricht door andere in Nederland gevestigde ondernemers. Toeleverantie en onderaanneming worden niet toegerekend aan door een in Nederland gevestigde ondernemer geproduceerde goederen of verrichte diensten, indien de waarde van die toeleverantie of die onderaanneming voor meer dan 50 procent bestaat uit goederen of diensten die zijn geproduceerd respectievelijk verricht door een onderneming die is gevestigd buiten Nederland. Toeleverantie of onderaanneming wordt of geheel toegerekend aan door een in Nederland gevestigde ondernemer geproduceerde goederen of verrichte diensten, of geheel niet.

Bij de toetsing in het kader van de vaststelling van de subsidie of is voldaan aan het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder b, omtrent het minimale Nederlandse aandeel, wordt getoetst aan die onderdelen van de order die werkelijk zijn gerealiseerd. Indien minder is gerealiseerd dan waarvan bij de subsidieverlening is uitgegaan, wordt beoordeeld of met betrekking tot dit gedeelte is voldaan aan artikel 2, eerste lid, onder b. Indien meer is gerealiseerd dan waarvan bij de subsidieverlening is uitgegaan, wordt slechts beoordeeld of er binnen de totale order een Nederlands aandeel is gerealiseerd dat overeenkomt met ten minste 60 procent van het exportdeel van de order waarvan bij de subsidieverlening is uitgegaan.

Bij gebonden hulpfinancieringssteun moet met name worden gedacht aan subsidie in het kader van het Oret/Miliev-programma (Stcrt. 1999, 139).

Voor het geval dat sprake is van medesubsidiëring van een order door andere bestuursorganen dan de Minister van Economische Zaken of de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking bevat artikel 3, tweede lid, een anticumulatiebepaling.

Om te voorkomen dat de beschikbare subsidiemiddelen niet steeds aan dezelfde werven worden verstrekt is in artikel 2, tweede lid, onder c een maximum opgenomen voor het per kalenderjaar aan een werf of groep van werven te verstrekken subsidies op grond van deze regeling. Welke werven tot een groep behoren moet worden bepaald aan de hand van de in artikel 1, onder h, van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen opgenomen definitie.

Teneinde te bereiken dat het beschikbare subsidiebudget wordt ingezet voor die aanvragen die op korte termijn daadwerkelijk kunnen leiden tot een order zal het in artikel 13, tweede lid, van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen bedoelde tijdstip worden bepaald op acht weken na de datum van subsidieverlening. Feitelijk betekent dit dat, afhankelijk van de termijn waarbinnen de subsidieaanvraag wordt behandeld, de ondernemer minimaal acht en maximaal éénentwintig weken heeft om ten genoegen van de minister aan te tonen dat de order is afgesloten. De ondernemer kan immers ook de periode gedurende welke zijn aanvraag in behandeling is, benutten voor het afsluiten van de order. De subsidieverlening komt te vervallen als de subsidieontvanger niet tijdig vóór het einde van die termijn heeft aangetoond dat de order is afgesloten. In verband met het uitgangspunt ‘reserveergedrag’ te voorkomen zal op verzoeken om verlenging van de termijn afwijzend worden beslist. Wel kan in een later stadium, zolang de order nog niet is afgesloten, opnieuw een aanvraag voor de desbetreffende order worden ingediend. In deze nieuwe aanvraag mag voorzover de gegevens in de tussentijd niet gewijzigd zijn, worden verwezen naar het reeds eerder ingediende aanvraagformulier. Deze nieuwe aanvraag wordt voor wat betreft de volgorde waarin het beschikbare subsidieplafond wordt verdeeld, achteraan in de rij geplaatst.

Uit het voorgaande blijkt dat het derhalve alleen zin heeft om subsidie aan te vragen indien het tot de reële mogelijkheden behoort om uiterlijk acht weken na de subsidieverlening de order af te sluiten en dat aan te tonen.

Voorts zal de in artikel 13, vierde lid, van genoemd besluit bedoelde termijn waarbinnen de order uiterlijk moet zijn uitgevoerd worden bepaald op twee jaar dan wel, indien het orderbedrag meer dan f 50.000.000,00 bedraagt, op drie jaar nadat de minister heeft vastgesteld dat de order is afgesloten. Ontheffingen van de verplichting om de order binnen die termijn te voltooien zullen uitsluitend worden verleend indien sprake is van bijzondere omstandigheden die onmiskenbaar buiten de invloedssfeer van de betrokkene zelf liggen en vooraf niet te voorzien waren.

Artikel 3

Zoals reeds in het voorgaande is aangegeven zal voor zeescheepsbouworders geen subsidie meer kunnen worden aangevraagd op grond van de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching en de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit.

Wel kan een ondernemer ter zake van een opdracht voor de bouw van een zeeschip naast subsidie op grond van de onderhavige regeling subsidie aanvragen op grond van het Besluit subsidies zeescheepsnieuwbouw 1994. Bij de vaststelling van de subsidies zal er echter op worden toegezien dat het totaal van de subsidies op grond van de onderhavige regeling en het Besluit subsidies zeescheepsnieuwbouw 1994 blijft binnen het steunverleningsplafond van verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw. Voor orders met een contractwaarde van meer dan 10 miljoen euro mag de totale aan contracten gekoppelde bedrijfssteun niet meer bedragen dan 9 procent van het orderbedrag. Voor orders met een lagere contractwaarde geldt een maximum van 4,5 procent. Ingeval van cumulatie van de hiervoor genoemde subsidies zal, indien bij de vaststelling van de subsidie die het laatst wordt vastgesteld blijkt dat het toegestane steunverleningsplafond dreigt te worden overschreden, de desbetreffende subsidie op grond van artikel 7, eerste lid, van de Kaderwet EZ-subsidies lager worden vastgesteld.

Het tweede lid heeft alleen betrekking op ordergerelateerde productiesteun die ter zake van export wordt verstrekt en raakt derhalve niet steun die bijvoorbeeld in het kader van technologieontwikkeling is verstrekt.

Artikel 4

Indien ter zake van een door een toeleverancier of een onderaannemer te produceren gedeelte van de order door een niet-Nederlandse overheid ordergerelateerde steun is toegezegd, wordt dit gedeelte van de order voor de bepaling van het orderbedrag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 6

De bepaling dat het voorschot wordt berekend naar rato van de in verband met de uitvoering van de order gemaakte en betaalde kosten, impliceert dat per voorschot de gemaakte en betaalde kosten worden gedeeld door het orderbedrag en vermenigvuldigd

met het maximale subsidiebedrag, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen.

Artikel 7

Wanneer de aanvrager van de subsidie vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling een aanvraag om subsidie heeft ingediend op grond van de Regeling exportfinancieringsarrangement zware matching, de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching of de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit, en hij deze aanvraag wil wijzigen in een aanvraag om subsidie op grond van de onderhavige regeling, kan hij een schriftelijk verzoek tot wijziging indienen. Dit schriftelijke verzoek wordt dan als een nieuwe aanvraag beschouwd. In dit verzoek mag voor wat betreft de gegevens worden verwezen naar het reeds eerder ingediende aanvraagformulier, maar waar nodig, zullen tevens de voor het exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw benodigde aanvullende gegevens moeten worden verstrekt. De datum waarop de nieuwe aanvraag aan de wettelijke vereisten van de onderhavige regeling voldoet is bepalend voor de vraag of voor de honorering van die aanvraag nog voldoende financiële middelen aanwezig zijn.

Voor de vraag of de order is afgesloten voor de indiening van de aanvraag is de eerste aanvraag bepalend.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema.

Naar boven