Sociaal-Economische Raad

Instellingsverordening Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 januari 1999 tot wijziging van de Instellingsverordening Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf1

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 67, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gehoord de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV;

Besluit:

Artikel I

A

Het eerste lid van artikel 8 komt te luiden:

1. De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen worden, onverminderd het tweede en derde lid, vastgesteld op grondslag van de in iedere onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, bereikte omzet.

B

Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Een periodieke heffing kan ook, als basisheffing, worden opgelegd tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

Artikel II

A

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met als bijvoegsel de tekst van de instellingsverordening zoals deze luidt per 15 januari 1999.

B

Deze verordening zal eveneens in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie bekend worden gemaakt.


Den Haag, 15 januari 1999.
J.C. Blankert, plv. voorzitter.
N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

1 Vastgesteld door de raad op 16 mei 1997 en in werking getreden op 29 maart 1998 (Staatscourant en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 27 maart 1998).

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken bij beschikking van 16 maart 1999, nr. AV/A&M/99/3128.

Toelichting

Deze verordening wijzigt artikel 8 van de op 29 maart 1998 in werking getreden Instellingsverordening Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf.

De desbetreffende instellingsverordening verving het Instellingsbesluit Bedrijfschap Schildersbedrijf (Stb. 1954, 321) overeenkomstig het bepaalde in artikel XV van de wet van 24 juni 1992, houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Stb. 1992, 409).

Bij gelegenheid van de omzetting was sprake van een één-op-één-omzetting met geringe aanpassingen in werkingssfeer en bevoegdheid.

Abusievelijk is toen vervallen de in het instellingsbesluit in artikel 6, tweede lid genoemde bevoegdheid tot het als een periodieke heffing opleggen van een basisheffing tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

In de toelichting op het betrokken artikel 8 werd toen, naar eerst thans blijkt ten onrechte, overwogen dat ’het in het tweede lid van het instellingsbesluit bepaalde volledig opgaat in de bevoegdheid die het bestuur ingevolge het derde lid reeds heeft’.

De onderhavige wijzigingsverordening heeft tot doel de situatie te herstellen zoals die bestond tot 29 maart 1998.

Voorts wordt daarmee weer in lijn gekomen met de bevoegdheid zoals de bedrijfschappen voor het Natuursteenbedrijf en voor het Stukadoors-, Terrazzo- en Steengaasstellersbedrijf deze thans bezitten.

Den Haag, 15 januari 1999.

J.C. Blankert, plv. voorzitter.

N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Tekst van de Instellingsverordening Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf zoals deze luidt per 15 januari 1999

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. het bedrijfschap: het Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf.

Artikel 2

1. In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder schilders- en afwerkingsbedrijf: het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk in, op of aan bouwwerken of andere werken, schepen of woonarken dan wel onderdelen daarvan of daarvoor bestemd, aanbrengen van verf of soortgelijke producten.

2. Deze verordening verstaat onder uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf niet het schilderen als reclame- of kunstuiting, het schilderen ten aanzien van wegen.

§ 2 Het bedrijfschap

Artikel 3

1. Er is een Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf.

2. Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin het schilders- en afwerkingsbedrijf wordt uitgeoefend, al dan niet tezamen met:

a. het plaatsen van glas;

b. het uitvoeren van wandafwerkingswerkzaamheden;

c. het verrichten van de voor het aanbrengen van verf of soortgelijke producten noodzakelijke voorbehandelingswerkzaamheden.

3. Het bedrijfschap is gevestigd te Rijswijk.

Artikel 4

Het bestuur van het bedrijfschap bestaat uit 16 leden, waarvan 8 leden door organisaties van ondernemers en 8 leden door organisaties van werknemers worden benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 5

Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld en van de daarin werkzame personen;

b. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens;

c. de inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen, voor zover nodig voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van verordeningen van het bedrijfschap of voor het verkrijgen van gegevens welke in strijd met zodanige verordeningen niet zijn verstrekt;

d. het onderzoek op sociaal, economisch en technisch gebied;

e. de administratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

f. het stellen van voorwaarden voor de toepassing van zorgsystemen;

g. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

h. de vakopleiding, bij- en nascholing;

i. de verruiming van de werkgelegenheid en de voorkoming van werkloosheid;

j. het instellen van fondsen en andere instellingen in het belang van de bedrijfsgenoten.

Artikel 6

Overtredingen van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel 7

1. Op overtreding van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

2. Op overtreding van een verordening betreffende een der in artikel 5 genoemde onderwerpen kan bij die verordening als tuchtrechtelijke maatregel een geldboete tot ten hoogste tienduizend gulden worden gesteld.

Artikel 8

1. De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen worden, onverminderd het tweede en derde lid, vastgesteld op grondslag van de in iedere onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, bereikte omzet.

2. Een periodieke heffing kan ook, als basisheffing, worden opgelegd tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

3. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het bedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

Artikel 9

Deze verordening wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf.

Naar boven