Sociaal-Economische Raad

Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-I

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 januari 1999, houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de veehouderij, de be- en verwerking van en de handel in vee en vlees (Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees)

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 67, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gelet op artikel 5, derde lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie;

Gehoord de in de bijlage genoemde organisaties;

Besluit:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

c. het productschap: het Productschap Vee en Vlees;

d. het bestuur: het bestuur van het productschap;

e. de commissie: het orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet.

Artikel 2

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. vee: eenhoevige dieren, runderen, varkens, schapen en geiten;

b. vlees: vlees afkomstig van vee;

c. vleesproducten: producten afkomstig van vlees.

2. Onder veehouderij wordt mede verstaan:

a. productie van en aanwending van sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen en varkens, alsmede het bedrijfsmatig fokken van deze dieren;

b. het bedrijfsmatig fokken van schapen en geiten.

3. Onder handel wordt mede verstaan:

a. de handel van de in het tweede lid, onderdeel a en b, vermelde producten en dieren;

b. de werkzaamheid van tussenpersonen;

c. het wegen, verzamelen en/of sorteren van varkens.

§ 2 Het productschap

Artikel 3

1. Er is een Productschap Vee en Vlees.

2. Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin:

a. de veehouderij wordt uitgeoefend;

b. vee dan wel vlees, andere delen van vee of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt - tenzij dit be- en verwerken uitsluitend bestaat in het smelten en het verder be- en verwerken van vet - tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;

c. darmen van eenhoevige dieren, runderen, varkens, schapen en geiten worden verwerkt;

d. de handel - met uitzondering van de aanvoer-, transito- en driehoekshandel - wordt uitgeoefend in sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen, varkens, vee dan wel in vlees, andere delen van vee of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen, met uitzondering van gesmolten vet;

e. de handel - met uitzondering van de aanvoer-, transito- of driehoekshandel - wordt uitgeoefend in sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen, varkens, darmen van eenhoevige dieren, runderen, varkens, schapen en geiten of kunstdarmen.

3. Het productschap is gevestigd te Rijswijk

Artikel 4

Het bestuur van het productschap bestaat uit 18 leden, waarvan 9 leden door organisaties van ondernemers en 9 leden door organisaties van werknemers worden benoemd:

stcrt-1999-64-p19-SC18328-1.gif

Artikel 5

Het productschap heeft organen als bedoeld in artikel 88a van de wet voor aangelegenheden betreffende:

a. de varkenshouderij, te weten een Commissie Varkenshouderij;

b. de vleeswaren- en baconindustrie, te weten een Commissie Vleeswarenindustrie.

Artikel 6

1. De commissies hebben tot taak, ieder voorzover haar werkterrein betreft, het bestuur van advies te dienen en zijn verordeningen en besluiten voor te bereiden.

2. De commissies doen het bestuur de door haar nodig geachte voordrachten tot het maken van verordeningen en andere besluiten voorzover deze haar werkterrein betreffen.

3. Verordeningen en andere besluiten waarvoor geen voordracht krachtens het eerste lid is gedaan, worden indien zij naar het oordeel van het bestuur het werkterrein van de betrokken commissie betreffen, niet vastgesteld dan nadat haar advies is ingewonnen.

Artikel 7

1. De voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de commissies worden door het bestuur benoemd op aanbeveling van de commissies.

2. De leden, plaatsvervangende leden, voorzitters en plaatsvervangende voorzitters van de commissies worden gelijktijdig met het bestuur benoemd en treden gelijktijdig met het bestuur af.

3. Op de leden, plaatsvervangende leden, voorzitters en plaatsvervangende voorzitters van de commissies is artikel 76, eerste lid, eerste volzin en derde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

De Commissie Varkenshouderij bestaat uit negen leden. Daarvan worden zeven leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers benoemd.

Artikel 9

De Commissie Vleeswarenindustrie bestaat uit zes leden. Daarvan worden drie leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 10

1. Aan het productschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld;

b. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het productschap nodige gegevens;

c. de voor de vervulling van de taak van het productschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen;

d. aangelegenheden verband houdende met de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van vee, vlees en vleesproducten, waaronder mede begrepen:

1° de opslag en de be- en verwerking van vee en de vermelde producten;

2° de bevordering van de gezondheidstoestand, de zuiverheid en de kwaliteit van de veestapel, alsmede de kwaliteit van vlees en vleesproducten, mede in de zin van vleeswaren, vleesconserven en bacon, alsmede het verlenen van diensten ten aanzien van vee, vlees en vleesproducten;

3° de bevordering van een hygiënische bedrijfsvoering;

4° de technische inrichting van ondernemingen, voorzover de regeling van dit onderwerp verband houdt met de bevordering van de kwaliteit van vleeswaren, vleesconserven en bacon;

5° de vakopleiding;

e. aangelegenheden verband houdende met de mededinging in de sector van de veehouderij, de be- en verwerking van en de handel in vee, vlees en vleesproducten;

f. het instellen van fondsen in het belang van bedrijfsgenoten.

2. Als aangelegenheden bedoeld in het voorgaande lid onder d en e worden niet aangemerkt: de in- en uitvoer.

3. Verordeningen en andere besluiten betreffende de in het eerste lid bedoelde onderwerpen hebben niet betrekking op de aanvoer-, transito- en driehoekshandel.

Artikel 11

Een verordening of een ander besluit met betrekking tot financiële en andere aangelegenheden, naar het oordeel van het bestuur liggende op het werkgebied van een commissie omschreven in artikel 5 en artikel 6, stelt het bestuur - tenzij naar zijn oordeel dringende redenen zich daartegen verzetten - slechts vast op voorstel van de commissie.

Artikel 12

Bij een op grond van artikel 10 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel 13

Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens een op grond van artikel 10 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel 14

1. Op overtreding van een op grond van artikel 10 vastgestelde verordening door personen bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

2. Op overtreding van een verordening betreffende een der in artikel 10 genoemde onderwerpen kan bij die verordening als tuchtrechtelijke maatregel een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden worden gesteld.

Artikel 15

1. De door het productschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur passend acht.

2. Het productschap kan heffingen opleggen voor een ander doel dan de dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 16

De Instellingsverordening Produktschap Vee en Vlees wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze verordening wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant.

Artikel 19

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-I.

Den Haag, 15 januari 1999.
J.C. Blankert, plv. voorzitter.
N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij beschikking van 23 maart 1999, nr. AV/A&M/99/3144.

Bijlage

- Land- en Tuinbouworganisatie Nederland

- Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie

- Nederlandse Bond van Handelaren in Vee

- Centrale Bond van Paardenhandelaren in Nederland

- Vereniging Centrale Organisatie voor de Vleessector

- Federatie van Nederlandse Slagerspatroonsbonden

- Centraal Bureau Levensmiddelenhandel

- FNV Bondgenoten

- CNV BedrijvenBond

- De Unie

- Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee

Toelichting

De voorliggende instellingsverordening bevat enkele wijzigingen in de vorm van aanvullingen op de door de raad op 19 mei 1995 vastgestelde Instellingsverordening Produktschap Vee en Vlees naar aanleiding van het verzoek van:

- de voor het Bedrijfschap voor de Vleeswarenindustrie representatieve organisaties om het bedrijfschap op te heffen en de belangenbehartiging onder te brengen bij het Produktschap voor Vee en Vlees. De organisaties hebben verzocht om de instelling van een commissie ex artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie onder de naam Commissie Vleeswarenindustrie;

- de voor het Landbouwschap representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers om - in verband met het besluit tot opheffing van het Landbouwschap - te bevorderen dat taken en bevoegdheden liggend op het terrein van de veehouderij, de be- en verwerking van en de handel in vee en vlees overgaan naar het Produktschap voor Vee en Vlees;

- de voor het Landbouwschap representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers om de Afdeling Varkenshouderij om te zetten in een Commissie Varkenshouderij ex artikel 88a Wet bo.

Tegelijkertijd heeft de raad van de desbetreffende representatieve ondernemersorganisaties het verzoek ontvangen de werkingssfeer van het productschap in de sector veehouderij uit te breiden, zoals hieronder wordt toegelicht.

Uitbreiding werkingssfeer

De veehouderij en de handel worden terzake van de werkingssfeer uitgebreid met: a. de productie van en de aanwending van sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen en varkens;

b. het wegen, verzamelen en/of sorteren van varkens door waaghouders.

De voor de productie van en de aanwending van sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen en varkens representatieve organisaties en de representatieve organisatie van de waaghouders hebben de navolgende, kwantitatieve informatie overgelegd.

Eenhoevige dieren (paarden)

De bij de Federatie van Bonden van Hengstenhouders aangesloten ondernemingen hebben over 1996 een omzet behaald van ± 31 miljoen gulden aan dekgelden, hetgeen neerkomt op 90% van de totale omzet in Nederland.

Runderen

De ondernemingen die door het Koninklijk Nederlands Rundvee Syndicaat worden vertegenwoordigd, behalen over 1998 naar schatting een omzet van ± 160 miljoen gulden; de totale omzet omvat ± 185 miljoen gulden. De representativiteit ligt rond 85%.

Varkensfokkerij- en ki-instellingen (ki=kunstmatige inseminatie)

In 1997 zijn ± 4,6 miljoen inseminaties uitgevoerd. Hiervan komt ruim 80% voor rekening van de bij de ’Coöperatieve Bond van verenigingen voor kunstmatige inseminatie van varkens B.A.’ en de Nederlandse Varkensstamboek Organisatie aangesloten organisaties.

Waaghouders

Alle ondernemingen die zich bezighouden met het wegen, verzamelen en/of sorteren van levend vee, zijn aangesloten bij de Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee. In 1996 bedroeg de totale omzet ± 15 miljoen gulden.

De ondernemingen in de veehouderij bieden werkgelegenheid aan ± 11.000 werknemers. De sector van de fokkerij wordt gekenmerkt door veel familiebedrijven en kleine tot middengrote ondernemingen. De representativiteit aan werknemerszijde van het aantal organiseerbare werknemers ten opzichte van het totaal aantal werknemers bedraagt circa 22%.

Naar de mening van de raad is hier sprake van een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers in de zin van artikel 68, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Bevoegdheden

In de instellingsverordening is nu geëxpliciteerd dat de bevoegdheid tot regelgeving van het productschap zich mede uitstrekt tot de bevordering van hygiënische bedrijfsvoering. De explicitering van deze bevoegdheid acht het productschapsbestuur van belang, gezien de ontwikkelingen in de sectoren van het productschap waar een goede hygiëne als voorwaarde voor de gezondheid, de zuiverheid en de kwaliteit aan betekenis wint. Op dit vlak vindt reeds een aantal verordeningen van het productschap toepassing.

In verband met de integratie van het Bedrijfschap voor de Vleeswarenindustrie in het productschap, zijn tevens de bevoegdheden van het bedrijfschap vanwege hun ’horizontale’ karakter opgenomen. Uitdrukkelijke vermelding daarvan sluit bevoegdheidsvragen van het productschap uit. Zie verder de toelichting bij artikel 10.

De voorliggende instellingsverordening heeft de instemming van de voor het productschap representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers in de zin van artikel 68, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De officiële naam van het productschap is gewijzigd in ’Productschap Vee en Vlees’.

Artikel 2

De uitbreiding van het begrip veehouderij met de productie en aanwending van sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen en varkens spreekt voor zichzelf.

Het fokken van en de handel van de in dit artikel genoemde dieren valt van oudsher onder de werkingssfeer van het productschap. Omwille van de duidelijkheid is daarvan nu uitdrukkelijk melding gemaakt. Onder eenhoevige dieren worden met name paarden, ezels en muilezels begrepen.

Tot de handel wordt nu ook gerekend: het wegen, verzamelen en/of sorteren van varkens.

Artikel 3

In het eerste lid is de nieuwe naam van het productschap vermeld, d.w.z. in de huidige spelling en weglating van ’voor’.

In het tweede lid is toegevoegd onder:

- onderdeel c en onderdeel e: eenhoevige dieren, runderen en varkens;

- onderdeel e: sperma, eicellen en embryo’s van eenhoevige dieren, runderen en varkens.

Artikel 4

De indeling naar geleding van het productschap is weergegeven.

Artikel 5 tot en met artikel 7

Deze artikelen betreffen de werkterreinen en het voorzitterschap van de twee commissies ex artikel 88a Wet bo.

Artikel 8

De Commissie Varkenshouderij kent de volgende samenstelling:

stcrt-1999-64-p19-SC18328-2.gif

Artikel 9

De Commissie Vleeswarenindustrie bestaat uit:

stcrt-1999-64-p19-SC18328-3.gif

Artikel 10

In het eerste lid is toegevoegd onder onderdeel d:

- 2° mede in de zin van vleeswaren, vleesconserven en bacon;

- 3° de bevordering van een hygiënische bedrijfsvoering;

- 4° de technische inrichting van ondernemingen, voorzover de regeling van dit onderwerp verband houdt met de bevordering van de kwaliteit van vleeswaren, vleesconserven en bacon;

- 5° de vakopleiding.

De toevoegingen aan de bevoegdheden onder d. 2° (het onderdeel ’mede in de zin van vleeswaren, vleesconserven en bacon), 4° en 5° zijn afkomstig van het Bedrijfschap voor de Vleeswarenindustrie.

De bevoegdheid inhoudende de regeling van ’lonen en andere arbeidsvoorwaarden’ die was toegekend aan het bedrijfschap, is niet overgenomen. Het bedrijfschap heeft te kennen gegeven dat aan deze bevoegdheid geen behoefte bestaat, omdat de betrokken aangelegenheden bij collectieve arbeidsovereenkomst worden geregeld.

De bepaling van artikel 5, vierde lid van de in te trekken instellingsverordening (waarborgen tegen misbruik van verstrekte gegevens op grond van de registratieverordening en de inzage van boeken) is geschrapt, omdat dit voorschrift reeds als algemeen, direct werkende bepaling in artikel 93, derde lid van de Wet bo is opgenomen. De in het eerste lid onder a en b vermelde bevoegdheden (registratie van ondernemingen en verstrekking gegevens) waren ook aan het bedrijfschap toegekend wat de onder het bedrijfschap ressorterende ondernemingen betreft.

Artikel 11

Dit artikel regelt de afbakening van de bevoegdheden van het productschapsbestuur en de commissies.

Artikel 12

Dit artikel bevat bepalingen over derdenbinding.

Artikel 13 en artikel 14

In deze artikelen wordt melding gemaakt van de strafbaarstelling.

Artikel 15

Dit artikel betreft de heffingsbevoegdheid.

Artikel 16 tot en met artikel 19

Deze artikelen regelen onder meer de inwerkingtreding en de citeertitel.

Den Haag, 15 januari 1999.

J.C. Blankert, plv. voorzitter.

N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Bijlage

Overzicht van organisaties en instellingen die zijn gehoord over de uitbreiding van de werkingssfeer van het productschap

- Land- en Tuinbouworganisatie Nederland

- Koninklijk Nederlands Rundvee Syndicaat

- Koninklijk Coöperatief Fries Rundvee

- Nederlandse Varkensstamboek Organisatie

- Bond van Verenigingen voor Kunstmatige Inseminatie van Varkens

- Altapon V.o.f.

- Bovar BV

- Dumeco Breeding

- Euribrid BV

- Fovema BV

- Beheersmaatschappij H.V. van Gennip BV

- UPB Nederland BV

- Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee

1 Ingesteld bij instellingsverordening van de raad op 19 mei 1995 en in werking getreden op 3 september 1995 (Staatscourant en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 1 september 1995).

2 De Verordening opheffing Bedrijfschap Vleeswarenindustrie is op 21 augustus 1998 vastgesteld door de raad en ter goedkeuring aan de betrokken ministers aangeboden.

3 De raad heeft reeds in 1989 geoordeeld dat behartiging van onderwerpen van horizontale aard door productschappen als verticaal lichaam mogelijk is. Deze zienswijze is door de betrokken ministers gedeeld. Zie: Advies tot wijziging van de Instellingswet Produktschap voor Vis en Visprodukten en tot opheffing van het Visserijschap en het Bedrijfschap Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven d.d. 20 januari 1989.

Naar boven