Sociaal-Economische Raad

Instellingsverordening Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/ Vloerenbedrijf

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 januari 1999, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van het stukadoors-, afbouw- en terrazzovloeren bedrijf (Instellingsverordening Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf)

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 67, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gelet op artikel 5, derde lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie;

Gehoord de Bouw- en Houtbond FNV, de Hout- en Bouwbond CNV, de Nederlandse Aannemers Vereniging van Afbouw- en Stukadoorswerken en de Vereniging van Terrazzo- en Vloerenbedrijven;

Besluit:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. het bedrijfschap: het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/ Vloerenbedrijf.

Artikel 2

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf: het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk verrichten van activiteiten gericht op het gebied van de niet-constructieve afbouw.

2. In deze verordening wordt onder stukadoors- en afbouwbedrijf mede verstaan het plafond- en wandbedrijf.

3. Deze verordening verstaat onder uitoefening van het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf niet:

- het verrichten van handelingen van constructieve bouwkundige aard, zoals in het kader van het aannemingsbedrijf op het gebied van bouw en utiliteit, en in het kader van betonreparatie van constructieve aard;

- het vervaardigen van dragende vloeren of wanden;

- het fabrieksmatig vervaardigen van sierbetonproducten, tenzij door de vervaardiger daarvan bestemd om ter plekke van bestemming te worden aangebracht;

- het fabrieksmatig vervaardigen van systeemwanden, het fabrieksmatig vervaardigen van systeemplafondonderdelen, tenzij door de vervaardiger daarvan bestemd om ter plekke van bestemming te worden aangebracht;

- het aanbrengen van niet zelf vervaardigde keramische, glazen of natuurstenen tegels, tenzij aangebracht in samenhang met een of meer handelingen behorende tot de uitoefening van het stukadoors- of terrazzobedrijf.

§ 2 Het bedrijfschap

Artikel 3

1. Er is een Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf.

2. Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw- of het terrazzo-/vloerenbedrijf wordt uitgeoefend.

3. Het bedrijfschap is gevestigd te Woerden.

Artikel 4

Het bestuur van het bedrijfschap heeft 12 leden, waarvan 6 leden door organisaties van ondernemers en 6 leden door organisaties van werknemers worden benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 5

Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld en de in die ondernemingen werkzame personen;

b. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens;

c. de voor vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen, voor zover nodig voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van verordeningen van het bedrijfschap of voor het verkrijgen van gegevens, welke in strijd met zodanige verordeningen niet zijn verstrekt;

d. het onderzoek op sociaal, economisch en technisch gebied;

e. aangelegenheden verband houdend met de hoedanigheid en de aanduiding daarvan ten aanzien van het publiek van de voortbrengselen van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld en van deze ondernemingen zelf;

f. het stellen van voorwaarden voor de toepassing van zorgsystemen;

g. de administratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

h. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

i. aangelegenheden betreffende de arbeidsmarkt;

j. de vakopleiding, omscholing, bijscholing en herscholing;

k. de verruiming van de werkgelegenheid en de voorkoming van werkloosheid;

l. het instellen van fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

Artikel 6

1. Overtredingen van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten, tuchtfeiten of als beide.

2. In een verordening op grond van artikel 5 kan worden bepaald dat op overtreding van een bij de verordening aangewezen tuchtfeit een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden kan worden gesteld.

Artikel 7

1. De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen worden, onverminderd het tweede lid en derde lid, vastgesteld naar één van de volgende grondslagen:

- het aantal in iedere onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, op in de heffingsverordening aan te wijzen tijdstippen werkzame personen, behorend tot bij deze verordening aan te wijzen categorieën, overeenkomstig bij die verordening vast te stellen maatstaven;

- de omzet welke degene die een onderneming drijft waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, heeft bereikt in de bij de heffingsverordening omschreven tijdvakken.

2. Een periodieke heffing kan ook, als basisheffing, worden opgelegd tot een bedrijf dat voor alle ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

3. Heffngen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het bedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 8

Deze verordening wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf.


Den Haag, 15 januari 1999.
J.C. Blankert, plv. voorzitter.
N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken bij beschikking van 16 maart 1999, nr. AV/A&M/99/3139.

Toelichting

Inleiding

Deze verordening vervangt het instellingsbesluit Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Terrazzo- en Steengaasstellersbedrijf (Stb. 1954, 322, nadien gewijzigd) overeenkomstig het bepaalde in artikel XV van de wet van 24 juni 1992 (Stb. 409), houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De gewijzigde wet is op 1 oktober 1992 in werking getreden.

De instellingsverordening wijkt op onderdelen af van het instellingsbesluit. De belangrijkste wijzigingen betreffen de uitbreiding van de werkingssfeer met activiteiten door ondernemingen in de sfeer van het plaatsen van systeemplafonds en -wanden, het niet meer apart benoemen van het steengaasstellersbedrijf door de integratie van de steengaasstellersbedrijfstak in de stukadoorsbedrijfstak, de toevoeging van verordenende bevoegdheden, terwijl voorts wijzigingen zijn opgenomen als uitvloeisel van veranderde wetgeving. Deze wijzigingen worden artikelsgewijs verder toegelicht.

Gezien het vorenstaande heeft ten aanzien van de in de verordening genoemde organisaties een representativiteitsonderzoek plaatsgevonden.

Ingevolge artikel XVI van de wijzigingswet heeft de omzetting geen gevolgen voor onder meer de rechtskracht van de onder het oude instellingsbesluit vastgelegde verordeningen en andere besluiten. Deze verordeningen en besluiten behoeven derhalve niet te worden omgezet.

Representativiteitsonderzoek

Doordat de omzetting niet kan worden aangemerkt als een één-op-één-omzetting, dient een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers in te stemmen met de vaststelling van de onderhavige verordening.

De in de aanhef van de verordening genoemde twee organisaties van ondernemers zijn nagenoeg in materiële zin dezelfde als de vijf organisaties van ondernemers die begin jaren vijftig de instelling van een Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Terrazzo- en Steengaasstellersbedrijf verzocht hebben.

De Nederlandse Aannemers Vereniging van Afbouw- en Stukadoorswerken (NAVAS) vertegenwoordigt ondernemers in het stukadoors-, afbouw-, plafond- en wandbedrijf. Ondernemers in het terrazzo en vloerenbedrijf worden gerepresenteerd door de Vereniging van Terrazzo en Vloerenbedrijven (VTV).

Volgens opgave van de NAVAS zijn er 825 ondernemers in het stukadoors-, afbouw-, wand- en plafondbedrijf bij haar aangesloten. Volgens opgave van VTV heeft zij 209 ondernemers als lid die het terrazzo- en vloerenbedrijf uitoefenen. Dus in totaal zijn er 1034 ondernemers bij deze beide organisaties aangesloten. Volgens opgave van het bedrijfschap waren er eind 1997 circa 2220 ondernemingen in de stukadoors- en wand- en plafondbedrijfstak alsmede terrazzo- en vloerenbedrijfstak actief.

De leden van de NAVAS hebben een geschatte omzet in 1997 van 824 miljoen gulden, terwijl de totale omzet van de gehele stukadoors- en wand- en plafondbedrijfstak naar schatting circa 1220 miljoen gulden beloopt. De NAVAS vertegenwoordigt circa 68 % van de totale omzet.

Daarvan nemen de bij de NAVAS aangesloten ondernemingen in de wand- en plafondssector ± 220 miljoen gulden voor hun rekening terwijl de omzet van de totale sector ± 390 miljoen gulden. De representativiteit bedraagt gemeten naar de cijfers in 1997 hiermee ruim 55%.

Volgens opgave van het bedrijfschap waren er eind 1997 circa 420 ondernemingen in de terrazzo- en vloerenbedrijfstak werkzaam. De leden van de VTV hebben een geschatte omzet van ca. 280 miljoen gulden, terwijl de omzet van de terrazzo- en vloerenbedrijfstak naar schatting circa 420 miljoen gulden beloopt. Zij vertegenwoordigt derhalve circa 67% van de totale omzet.

Het aantal aan de onderhavige bedrijfs-takken verbonden leden van de genoemde werknemersorganisaties, te weten de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV, bedroeg volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 1997 circa 6.000 personen (met een werkkring van ten minste 12 uren per week).

Het totale aantal in de onderhavige bedrijfstakken werkzame werknemers omvatte volgens het CBS circa 13.000 personen (met een werkkring van ten minste 12 uur per week). Op grond van deze informatie kan worden geconstateerd dat ten minste circa 48% van de werknemers bij deze organisaties zijn aangesloten.

Naar het oordeel van de raad vormen zij een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en betrokken werknemers in de zin van artikel 68, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 en artikel 2

Deze artikelen bevatten de gebruikelijke begripsbepalingen.

Als logisch vervolg op de hierna nader aan te duiden ontwikkelingen in de betrokken bedrijfstakken wordt de naam van het bedrijfschap gewijzigd in Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf.

Terzake van artikel 2 wordt het volgende opgemerkt.

In het Instellingsbesluit Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Terrazzo- en Steengaasstellersbedrijf was geen nadere omschrijving opgenomen van de desbetreffende bedrijfsuitoefeningen. Sinds de totstandkoming van het instellingsbesluit is de inhoud van deze bedrijfsuitoefeningen onder meer door ontwikkelingen in de markt, van de technologie en van het productenaanbod voortdurend veranderd. In toenemende mate zijn ook andere materialen en technieken toegepast, waardoor naast de werkzaamheden, zoals die van oudsher al bestonden en traditioneel behoren tot de bedrijfsuitoefeningen die in de naam van het bedrijfschap voorkomen, ook nieuwe werkzaamheden of varianten daarop zijn ontstaan.

Kenmerkend voor de stukadoorsbedrijfstak is de opkomst van de met het generieke begrip ’afbouw’ aangeduide werkzaamheden. Voorbeelden daarvan zijn het aanbrengen van niet-dragende scheidingswanden, het stellen van hechtgronden voor stukadoorswerk, gevelisolatie en het plaatsen van systeemplafonds en -wanden (tezamen de zgn. natte en droge afbouw). De laatstgenoemde werkzaamheden hebben met andere afbouwactiviteiten gemeen dat de vervaardiging en de montage gescheiden plaatsvinden.

Daarnaast geldt dat tot het stukadoorsbedrijf reeds werd gerekend het stellen van alle soorten hechtgronden, met als enige uitzondering het stellen van steengaas. In de loop van de jaren is evenwel het algemene gevoel ontstaan dat ook het stellen van steengaas in feite een van de vele werkzaamheden is die tot de uitoefening van het stukadoorsbedrijf behoren.

Ook in de terrazzobedrijfstak hebben in de loop der tijd grote ontwikkelingen plaatsgevonden, in het bijzonder op het gebied van het leggen van vloeren.

In het kader van het terrazzobedrijf worden onder meer dekvloeren vervaardigd. Deze dienen te worden onderscheiden van constructieve vloeren, waarvan het vervaardigen is voorbehouden aan het aannemersbedrijf bouw en utiliteit.

Dekvloeren worden in het werk vervaardigd op basis van materialen bestaande uit bindmiddel(en) en vulstof(fen). Werd aanvankelijk veelal cement als bindmiddel toegepast, door ontwikkelingen op het gebied van bindmiddelen wordt inmiddels al weer gedurende vele jaren en in toenemende mate ook epoxyhars, polyurethaan, anhydriet, magnesiet e.d. volop toegepast. Als gevolg hiervan en in verband met de aan vloeren gestelde functionele eisen is de verschijningsvorm van dekvloeren in de zin van de uitoefening van het terrazzobedrijf zeer verschillend geworden.

Het terrazzo- en het vloerenbedrijf zijn nauw met elkaar vervlochten, hetgeen onder meer ook tot uitdrukking komt in het bestaan en de tenaamstelling van de voor het terrazzo- en vloerenbedrijf representatieve ondernemersorganisatie Vereniging van Terrazzo- en Vloerenbedrijven.

De hierboven genoemde ontwikkelingen met een autonoom karakter hebben ertoe geleid dat ’stukadoors, en afbouwbedrijf’ alsmede ’terrazzo- en vloerenbedrijf’ als onderling en wederzijds samenhangende begrippenparen in gebruik zijn geraakt1.

In verband met het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel twee wordt opgemerkt, dat -als geheel en in onderlinge samenhang beschouwd- het stukadoors- en afbouwbedrijf en het terrazzo- en vloerenbedrijf met elkaar gemeen hebben dat zij beide zijn gericht op de niet-constructieve bouwkundige afbouw. Wat daaronder wordt verstaan, wordt bepaald door hetgeen daaromtrent in de betrokken bedrijfs-takken leeft.

In het derde lid van artikel 2 wordt aangegeven welke werkzaamheden niet tot het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf worden gerekend. Hiermee is expliciet tot uitdrukking gebracht en wordt aangesloten hetgeen ook reeds op andere plaatsen als zodanig werd aangenomen en wordt aangegeven, zoals in het Vestigingsbesluit bouwnijverheidsbedrijven 1958 ten aanzien van het stukadoors- en het terrazzobedrijf.

Artikel 3

Dit artikel regelt de werkingssfeer van het bedrijfschap; zie de toelichting op artikel 2.

De zetel van het bedrijfschap is verplaatst van Den Haag naar Woerden.

Artikel 4

Dit artikel regelt de omvang van het bestuur.

Artikel 5

In dit artikel is bepaald welke onderwerpen door het bedrijfschap kunnen worden geregeld.

onderdeel a, b, c, g, h en j

De onder a, b, c, g, h en j genoemde onderwerpen zijn inhoudelijk ongewijzigd uit het instellingsbesluit overgenomen.

Hierbij wordt opgemerkt dat de bevoegdheid tot registratie (onder punt a) is uitgebreid tot ook de in de onderneming werkzame personen. Doordat het bedrijfschap ook voor werknemers is ingesteld, wordt het wenselijk geacht eveneens de registratie van de in de bedrijfstak actieve werknemers ter hand te kunnen nemen.

Onder j wordt óók de uit het instellingsbesluit overgenomen bevoegdheid aangaande de vakopleiding uitgebreid met de bevoegdheid tot het stellen van regels of nadere regels aangaande de bij- en nascholing.

Deze bevoegdheid moet worden gezien in onderling samenhang met de onder h genoemde bevoegdheid betreffende de lonen en andere arbeidsvoorwaarden. Bevoegdheid ten aanzien van deze onderwerpen strekt er vooral toe het bedrijfschap in staat te stellen voorzieningen te treffen van gelijke strekking en met gelijke werking als die welke op dit gebied thans op andere wijze plegen te worden getroffen.

Ten aanzien van de verzorging van de vakopleiding in brede zin, zoals het verzorgen van cursussen, het beheer en de financiering daarvan en het stellen van exameneisen, kunnen zich gevallen voordoen waarin slechts met behulp van dwingende voorschriften kan worden bereikt dat de vakopleiding ten volle aan haar doel beantwoordt. Te denken is aan het opleggen van de verplichting tot het volgen van onderwijs door jeugdige werknemers of tot bij- en nascholing op bepaalde kennisgebieden van reeds werkzame personen.

Uit het instellingsbesluit is niet de bepaling overgenomen dat de bevoegdheden om regels te geven over de lonen, de andere arbeidsvoorwaarden en vakopleiding pas in werking treedt op een door de raad te bepalen en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie bekend te maken tijdstip, doch uiterlijk vier jaren na het inwerkingtreden van het instellingsbesluit. Aangezien de vier jaren inmiddels ruim zijn verstreken, heeft het bedrijfschap deze verordenende bevoegdheid verkregen en is de onderhavige bepaling overbodig geworden. Deze bepaling is derhalve niet terug te vinden in de instellingsverordening. Hoewel momenteel geen plannen bestaan voor het daadwerkelijk benutten van met name de bevoegdheid terzake van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, wensen de betrokken organisaties de mogelijkheid daartoe voor de toekomst te behouden.

onderdeel d, e, f ,i, k en l (toegevoegde bevoegdheden)

De onder d genoemde bevoegdheid tot het doen van onderzoek op sociaal, economisch en technisch gebied heeft als functie het hebben van de mogelijkheid bedrijfsgenoten te kunnen binden in de bedrijfsuitoefening zodanige voorzieningen te treffen als nodig zijn voor te organiseren en/of te verrichten onderzoek.

De onder e opgenomen bevoegdheid strekt ertoe dat regelen kunnen worden gesteld ten aanzien van kwaliteit, milieu, veiligheid en gezondheid waaraan bedrijven (ten minste) dienen te voldoen.

Het gebruik van collectieve merken kan op grond van de instellingsverordening niet dwingend worden voorgeschreven. Zulks zou niet met het beoogde doel stroken.

Het naar buiten optreden onder een gemeenschappelijk teken kan beogen de afzet te stimuleren, onder meer door het geven van een zekere waarborg ten aanzien van de kwaliteit. Een dergelijk streven kan slechts tot resultaat leiden als het berust op de vrijwillige medewerking van de bedrijfsgenoten. Wel is er plaats voor het stellen van voorwaarden, teneinde te waarborgen dat de actie inderdaad aan haar doel beantwoordt. Te denken valt bijvoorbeeld aan de regeling van de toetreding tot een erkenningsregeling, de controle op de naleving van de vastgestelde voorwaarden e.d. De eisen zullen niet verder dienen te gaan dan strikt nodig is, teneinde de vrijheid te laten dat de regeling ten volle rekening kan houden met de bijzondere eisen welke uit de aard van de verrichte werkzaamheid voortvloeien. De eisen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten zoals opleiding, milieu en arbeidsomstandigheden.

De onder f vermelde bevoegdheid tot het stellen van voorwaarden voor de toepassing van zorgsystemen moet worden gezien tegen de achtergrond van het toenemend belang van zorgsystemen zoals op het gebied van kwaliteit, milieu, veiligheid en gezondheid.

Een verantwoorde toepassing bedrijfsvoering door de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld vereist dat met een grote mate van zekerheid de voortbrenging dient te kunnen voldoen aan daartoe vooraf vastgestelde, soms internationaal gestandaardiseerde normen.

Het wordt van belang geacht bindende voorschriften te kunnen geven omtrent de voorwaarden waaraan bij toepassing van deze normen dient te worden voldaan, zodanig dat de voor zorgsystemen bestaande genormaliseerde eisen gelijkluidend worden geïnterpreteerd en toegepast voor bedrijfsgenoten die aan een dergelijk zorgsysteem willen voldoen.

Terzake van de bevoegdheid als vermeld onder i dient de navolgende toelichting.

Voor de continuïteit van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld is de aard en het niveau van de vakbekwaamheid van degenen die daarin werkzaam zijn van grote betekenis. Dat houdt in dat in het kader van de reguliere vakopleiding instromers in het vak de benodigde bekwaamheden dienen te worden bijgebracht. De ondernemingen hebben een actieve rol bij de plaatsing van leerlingen, waarmee zij fungeren als leerbedrijf. Teneinde in voldoende mate te kunnen voorzien aan de behoefte aan instroom in de bedrijfstak kan het nodig zijn personen met een andere opleiding als gericht op stukadoors- en terrazzogebied om te scholen tot praktisch bruikbare vakkrachten.

Behalve aan de instroomkant dient ook het vakbekwaamheidspeil van de werkenden binnen de bedrijfstakken op het nodige en actueel te achten niveau te worden gehouden. Daarin wordt voorzien met het programma van bijscholing op velerlei werkgebieden. Aangezien in dit verband tevens rekening moet worden gehouden met de ondernemingen waarin de bij te scholen personen werkzaam zijn, kan het wenselijk zijn terzake regelen te stellen. Te denken is aan het opleggen van de verplichting tot het volgen van onderwijs door jeugdige werknemers of tot bij- en nascholing op bepaalde kennisgebieden van reeds werkzame personen. De regeling kan alsdan zowel betrekking hebben op de te scholen personen als op de bedrijven waar zij werkzaam zijn of worden. De nadere aanduiding van omscholing, bijscholing en herscholing is toegevoegd aan het onderwerp vakopleiding dat als zodanig is overgenomen uit het Instellingsbesluit.

Nieuw is voorts de onder k opgenomen bevoegdheid tot verruiming van de werkgelegenheid en de voorkoming van werkloosheid. Dit onderwerp past in het grotere verband van onderwerpen, samenhangend met de productiefactor arbeid.

Blijkens de Memorie van Toelichting op de Wet op de bedrijfsorganisatie maken bijzondere omstandigheden de toekenning van een bevoegdheid ten aanzien van een of meer van de in artikel 93, lid 2, sub m, n en o van de wet genoemde onderwerpen mogelijk (Memorie van Toelichting, Kamerstuk 873, zitting 1947/48, nr. 3).

Deze bijzondere omstandigheden liggen wat betreft de stukadoors- en terrazzobedrijfstak vooral daarin dat de werkzaamheden in deze bedrijfstakken zeer arbeidsintensief en over het algemeen ook seizoengevoelig zijn.

De combinatie van deze twee factoren leidt jaarlijks tot een groot beroep op sociale fondsen, terwijl een groot verloop van werknemers een negatieve impuls op de arbeidsmotivatie heeft. Het hebben van verordenende bevoegdheid ten aanzien van dit onderwerp schept mogelijkheden tot het treffen van bindende regels, die hun motief vinden in de verruiming van werkgelegenheid en/of de voorkoming van werkloosheid.

Waar het de onder l genoemde bevoegdheid betreft, moet vooral gedacht worden aan opleidings- en ontwikkelingsfondsen en aan fondsen, zowel die kunnen dienen ter ondersteuning van maatregelen gericht op het voeren van een verantwoorde bedrijfsvoering als die de verbetering van de structuur van de bedrijfstak beogen. Daarnaast kan in verband met het onder k genoemde onderwerp gedacht worden aan sociale fondsen.

Het vierde lid van het instellingsbesluit2 is niet overgenomen, aangezien het hierin bepaalde thans wordt bepaald door artikel 94 van de wet. Geen reden bestaat in de verordening thans het tegenovergestelde van het in artikel 94 van de wet bepaalde te bepalen, namelijk dat ten aanzien van bepaalde onderwerpen in plaats van goedkeuring door de SER goedkeuring door een der betrokken ministers is vereist. Overigens behoeven verordeningen waarbij is bepaald dat overtreding een strafbaar feit oplevert immer de goedkeuring van een betrokken minister.

Artikel 6

Dit artikel voorziet in een sanctie op de overtreding van autonome verordeningen.

Het is uit het instellingsbesluit overgenomen maar uitgebreid met de mogelijkheid tot het opleggen van een tuchtrechtelijke geldboete tot ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 7

Dit artikel is identiek aan het vergelijkbare artikel 6 van het instellingsbesluit.

Artikel 8 tot en met artikel 10

Deze artikelen bevatten de slotbepalingen, waaronder de regeling van het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening en de citeertitel.

Den Haag, 15 januari 1999.

J.C. Blankert, plv. voorzitter.

N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

1 In dit verband is ook te wijzen op de collectieve regeling van arbeidsvoorwaarden door organisaties van werkgevers en werknemers. Sinds 1998 wordt deze collectieve regeling aangeduid als ’Landelijke Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf’. Voorts is te wijzen op de naam van de in casu representatief te achten organisatie van ondernemers terzake: Nederlandse Aannemersvereniging van Afbouw- en Stukadoorswerken.

2 Dit lid luidt als volgt: ’Verordeningen betreffende de in het eerste lid onder f, g en h genoemde onderwerpen behoeven, in stede van de in artikel 94 van de wet voorziene goedkeuring die van de Sociaal-Economische Raad, tenzij reeds op grond van enige andere bepaling der wet de goedkeuring van Onze betrokken Ministers is vereist. In dit laatste geval beslissen dezen omtrent goedkeuring niet dan na de Raad te hebben gehoord.’

Naar boven