Intrekking en wijziging regelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden en productveiligheid

Regeling tot wijziging van enige op de Wet op de gevaarlijke werktuigen gebaseerde regelingen, tot intrekking van enige op de Wet op de gevaarlijke werktuigen en de Arbeidsomstandighedenwet gebaseerde regelingen en tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling en enige andere regelingen

17 maart 1999

Nr. WBJA/W2/98/41683

Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 4, vierde, vijfde en zesde lid, 5, eerste, derde en vierde lid, 11, 12, eerste lid, 16, tweede lid, 19 en 25a van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, artikel 22 van het Liftenbesluit I, artikel 8, tweede lid, van het Besluit containers, artikel 9, vierde lid, en artikel 42, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 9 van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel 11 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s en de artikelen 2.7, 2.8, 2.15, 4.7, 4.8, 4.10, 4.16, 4.42, 4.50, 4.54, 4.60, 6.17, 7.19, 7.32 en 8.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Besluit:

Artikel I

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 23 augustus 1956, nr. 3112, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Liftenbesluit I (Stcrt. 168)1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt vervangen door:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder lift en wet hetgeen daaronder wordt verstaan in het Liftenbesluit I.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen d, e en f, en het derde lid wordt ’districtshoofd’ vervangen door: regionaal directeur van de Arbeidsinspectie.

2. In het eerste lid, onderdeel h, wordt ’de directeur-generaal van de arbeid’ vervangen door: de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie.

3. In het eerste lid, onderdeel i, wordt ’de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid’ vervangen door: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

4. In het eerste lid worden de onderdelen h, i en j vernummerd tot g, h en i en wordt in onderdeel i ’a t/m i’ vervangen door: a t/m h.

5. In het tweede lid wordt ’het in het eerste lid, onder e, bedoelde verzoek’ vervangen door ’het in het eerste lid, onder e en f bedoelde verzoek’, wordt ’de in het eerste lid, onder d, e, f en g bedoelde mededelingen, toezending en opgave’ vervangen door ’de in het eerste lid, onder d en e bedoelde mededelingen en toezending’ en wordt ’het onder h bedoelde overleg’ vervangen door ’het onder g bedoelde overleg’.

C

Artikel 3 wordt vervangen door:

Artikel 3

Als ambtenaar die ingevolge artikel 11 van de wet bevoegd is tot het verlenen van ontheffing van het bij of krachtens de wet bepaalde wordt ten aanzien van de liften, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

D

Artikel 4 wordt vervangen door:

Artikel 4

1. Als ambtenaar die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd is om liften te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken, dan wel schriftelijk en gedagtekend herstelling of behandeling van liften binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, wordt ten aanzien van de liften, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

2. Als ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd zijn om liften waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt dat zij niet aan de krachtens de wet gegeven voorschriften voldoen, ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring, worden ten aanzien van de liften, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling, aangewezen de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

E

In de artikelen 7, 8 en 10 wordt ’beschikking’ vervangen door: regeling.

F

In de bij de regeling behorende Bijlage II, MODEL LIFTBOEK, wordt artikel 19 in het Uittreksel gebruiksvoorschriften Liftenbesluit I vervangen door:

Artikel 19 Hij die een lift voorhanden heeft, die in gebruik of voor gebruik gereed is, is verplicht te zorgen, dat deze in goede staat van onderhoud verkeert en dat deze na onderhoud, wijziging of reparatie tenminste voldoet aan de voor die lift geldende vervaardigingsvoorschriften.

Artikel II

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 1 juli 1958, nr. 3201, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit Dorsgarnituren (Stcrt. 128)2 wordt ingetrokken.

Artikel III

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 11 november 1958, nr. 6552, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit spanninggevers voor schrikdraden (Stcrt. 223)3 wordt ingetrokken.

Artikel IV

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 10 oktober 1962, nr. 6087, houdende vrijstelling van artikel 10 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen voor dorsmachines, strobinders of stropersen welke voor 1 augustus 1958 in bedrijf zijn gesteld (Stcrt. 201)4, wordt ingetrokken.

Artikel V

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 19 april 1967, nr. 5340, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit schiethamers (Stcrt. 81)5 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2, 4 en 6 wordt ’het Directoraat-Generaal van de Arbeid’ vervangen door: het centraal kantoor van de Arbeidsinspectie.

B

De artikelen 8, 9 en 10 vervallen.

C

In het bij de regeling als bijlage gevoegde model wordt ’De directeur-generaal van de arbeid’ vervangen door: De directeur van het centraal kantoor van de Arbeidsinspectie.

Artikel VI

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 28 december 1967, nr. 6516, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit acetyleenontwikkelaars (Stcrt. 252)6 wordt ingetrokken.

Artikel VII

De regeling van de Minister van Sociale Zaken van 26 april 1973, nr. 80 623, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit verplaatsbare transporteurs (Stcrt. 84)7 wordt ingetrokken.

Artikel VIII

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw mr. A. Kappeyne van de Coppello, van 6 december 1982, nr. 246 917, tot uitvoering van artikel 11, eerste lid, en 16, tweede lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stcrt. 247)8 wordt ingetrokken.

Artikel IX

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw mr. A. Kappeyne van de Coppello, van 28 januari 1985, nr. 84/15335, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit containers (Stcrt. 23) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

b. R: de maximaal toelaatbare massa van de container tezamen met zijn lading;

2. Na onderdeel b wordt een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. g: de standaardversnelling van de zwaartekracht (9,8 m/s2).

B

Artikel 4, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst in kolom 2 van de tabel wordt vervangen door:

een zodanige inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting dat de totale massa van de container en de beproevingsbelasting gelijk is aan:.

2. Het zinsdeel na de tabel wordt vervangen door:

met dien verstande dat zodanige uitwendige krachten worden uitgeoefend, dat de totale massa zoals aangegeven in kolom 2 kan worden opgeheven.

3. Aan het slot wordt de volgende volzin toegevoegd:

Bij een tankcontainer wordt, indien de totale massa van de container en de inwendig aangebrachte beproevingsbelasting minder is dan de totale massa zoals aangegeven in kolom 2, een aanvullende belasting verdeeld over de lengte van de tank op de container aangebracht.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. een zodanige inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting dat de totale massa van de container en de beproevingsbelasting gelijk is aan 1,8 R.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ’0,25 x 1,8 x het toelaatbare statische stapelgewicht’ vervangen door: 0,25 x 1,8 x de zwaartekracht van de toelaatbare statische stapelbelasting.

D

In artikel 6, tweede lid, wordt ’kracht’ vervangen door: zwaartekracht.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onderdeel a vervangen door:

a. een zodanige inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting dat de totale massa van de container en de beproevingsbelasting gelijk is aan R.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ’R’ vervangen door ’Rg’ en wordt ’2R’ vervangen door ’2Rg’.

3. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Wanneer bij een tankcontainer de totale massa van de container en de inwendig aangebrachte beproevingsbelasting minder is dan R, wordt op die container een aanvullende belasting aangebracht.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting van 0,4 x het maximaal toelaatbare gewicht van de lading van de container’ vervangen door: inwendige, gelijkmatig verdeelde, kracht van 0,4 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (Pg).

2. In het derde lid wordt ’een andere belasting dan 0,4 x het maximaal toelaatbare gewicht van de lading’ vervangen door: een andere kracht dan 0,4 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (Pg)’.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting van 0,6 x het maximaal toelaatbare gewicht van de lading van de container’ vervangen door: inwendige, gelijkmatig verdeelde, kracht van 0,6 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (Pg).

2. In het vierde lid wordt ’een andere belasting dan 0,6 x het maximaal toelaatbare gewicht van de lading’ vervangen door: een andere kracht dan 0,6 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (Pg)’.

H

In artikel 12 worden de onderdelen 40, 50, 60, 70 en 80 vervangen door:

40. de maximaal toelaatbare massa van de container tezamen met zijn lading, in kg en lbs (kg-lb),

50. de toelaatbare stapelbelasting bij 1,8 g, in kg en lbs (kg-lb),

60. de kracht bij de torsiebeproeving in kN (kg),

70. de kopwandsterkte, indien de kopwanden zo zijn ontworpen dat zij een kracht, anders dan 0,4 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (0,4 Pg) kunnen weerstaan,

80. de zijwandsterkte, indien de zijwanden zo zijn ontworpen dat zij een kracht, anders dan 0,6 x de zwaartekracht bij het maximaal toelaatbare gewicht van de lading (0,6 Pg) kunnen weerstaan, alsmede

I

In artikel 13, onderdeel a, wordt ’mogeijk’ vervangen door: mogelijk.

J

In artikel 15 wordt ’ten hoogste f 165 per uur’ vervangen door: ten hoogste f 257,50 per uur.

K

De artikelen 16 en 17 vervallen.

Artikel X

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 1987, nr. 87/6865A, ter uitvoering van de EEG-richtlijnen 84/528/EEG en 84/529/EEG (hef- en verladingsapparatuur; liften met electrische aandrijving)(Stcrt.124)9 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt ’Klaprozenweg 75, 1033 NN Amsterdam’ vervangen door: Buikslotermeerplein 381, 1025 XE Amsterdam.

B

In artikel 5 vervalt de laatste volzin.

C

In artikel 10, vijfde lid, vervalt: ; bij deze beslissing wordt gewezen op de mogelijkheid om hiertegen beroep in te stellen overeenkomstig artikel 11.

D

Artikel 11 vervalt.

E

In artikel 12, derde lid, vervalt: , of van een beslissing als bedoeld in artikel 11, tweede lid,.

Artikel XI

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 1992, nr. 92 12679, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (Stcrt. 208)10 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ’het in artikel 5 van het besluit genoemde EG-merkteken’ vervangen door: de in artikel 4 van het besluit genoemde CE-markering.

2. In het vierde lid wordt ’aangebracht EG-merkteken’ vervangen door: aangebrachte CE-markering.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt ’Het EG-merkteken’ vervangen door: De CE-markering.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd.

1. In het eerste lid wordt ’het EG-merkteken’ vervangen door: de CE-markering.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ’de Directeur-Generaal van de Arbeid’ vervangen door: de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ’merktekens’ vervangen door: markeringen.

D

Artikel 5 wordt vervangen door:

Artikel 5

1. Als ambtenaar die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd is om drukvaten te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken dan wel schriftelijk en gedagtekend herstelling of behandeling van drukvaten binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, wordt ten aanzien van drukvaten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

2. Als ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd zijn om drukvaten, waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt dat zij niet aan de krachtens de wet gegeven voorschriften voldoen ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring, worden ten aanzien van drukvaten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

Artikel XII

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 22 juni 1993, nr.93 3055, houdende nadere regels ten aanzien van machines (Stcrt. 127)11 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.

B

In artikel 5, tweede lid, onderdeel b, wordt ’de Directeur-Generaal van de Arbeid’ vervangen door: de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Als ambtenaar die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen bevoegd is om machines of veiligheidscomponenten te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken dan wel schriftelijk en gedagtekend herstelling of behandeling van machines of veiligheidscomponenten binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, wordt ten aanzien van machines en veiligheidscomponenten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Als ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen bevoegd zijn om machines of veiligheidscomponenten, waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt dat zij niet aan de krachtens de wet gegeven voorschriften voldoen, ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring, worden ten aanzien van machines en veiligheidscomponenten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

3. In het derde lid wordt na ’met betrekking tot machines’ ingevoegd ’en veiligheidscomponenten’ en wordt ’I-SZW’ vervangen door: Arbeidsinspectie.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt na ’machine’ ingevoegd: of veiligheidscomponent.

2. In de tweede zin wordt na ’de machine’ ingevoegd: of de veiligheidscomponent.

Artikel XIII

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 september 1993, nr. 93/08764, houdende nadere regels ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen (Stcrt. 186) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ’het in artikel 7 van het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen genoemde EG-merkteken’ vervangen door: de in artikel 7 van het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen genoemde CE-markering.

2. In het vierde lid wordt ’aangebracht EG-merkteken’ vervangen door: aangebrachte CE-markering.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt ’Het in artikel 7 van het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen genoemde EG-merkteken’ vervangen door: De in artikel 7 van het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen genoemde CE-markering.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’het EG-merkteken’ vervangen door: de CE-markering.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ’merktekens’ vervangen door: markeringen.

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ’de Directeur-Generaal van de Arbeid’ vervangen door: de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Als ambtenaar die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen bevoegd is om persoonlijke beschermingsmiddelen te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken dan wel schriftelijk en gedagtekend herstelling of behandeling van persoonlijke beschermingsmiddelen binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, wordt ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Als ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen bevoegd zijn om persoonlijke beschermingsmiddelen, waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt dat zij niet aan de krachtens de wet gegeven voorschriften voldoen, ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring, worden ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

Artikel XIV

De certificatietoets arbodiensten gepubliceerd bij bekendmaking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 februari 1994 (Stcrt. 29) wordt ingetrokken.

Artikel XV

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1994, nr. 9405856, houdende vaststelling van het model ongevalsrapport, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet (Stcrt. 139) wordt ingetrokken.

Artikel XVI

De Regeling EG-verklaring deskundige in de Arbodienst wordt ingetrokken.

Artikel XVII

Artikel 12 van de Regeling elektrisch explosieveilig materieel12 vervalt.

Artikel XVIII

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 maart 1996, nr. 96 0292, houdende nadere regels ten aanzien van explosieveilig materieel (Stcrt. 57) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, vervalt ’, de in bijlage X van de richtlijn bedoelde EG-verklaring van overeenstemming’. B

B

In artikel 4, tweede lid, onder b, wordt ’Inspectiedienst SZW’ vervangen door: Arbeidsinspectie.

C

Artikel 5 wordt vervangen door:

Artikel 5

1. Als ambtenaar die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd is om explosieveilig materieel te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken dan wel schriftelijk en gedagtekend herstelling of behandeling van explosieveilig materieel binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, wordt ten aanzien van explosieveilig materieel dat gebruikt wordt in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

2. Als ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet bevoegd zijn om explosieveilig materieel, waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt dat het niet aan de krachtens de wet gegeven voorschriften voldoet, ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring, worden ten aanzien van explosieveilig materieel dat gebruikt wordt in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen, aangewezen de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

Artikel XIX

De Arbeidsomstandighedenregeling13 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt vervangen door:

Artikel 1.1 Definities algemeen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: het Arbeidsomstandighedenbesluit;

b. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

B

In artikel 1.12, eerste lid, vervalt na ’richtlijn’ en na ’nr. 82/501/EEG’ telkens de komma en wordt ’(PbEG 1982 L 230)’ vervangen door: (PbEG L 230).

C

In artikel 1.13, derde lid, wordt ’Onze Minister’ vervangen door ’de minister’ en wordt ’Wet arbeid gehandicapte werknemers’ vervangen door: Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten.

D

In artikel 1.14 wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: De minister.

E

In artikel 1.15 wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: De minister.

F

In artikel 1.18 wordt ’lid-staat’ vervangen door: lidstaat.

G

In artikel 2.3 wordt ’opgenomen’ vervangen door: ingeschreven.

H

Artikel 2.4 wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.4 Arbeids- en organisatiekunde.

I

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1 In het eerste lid wordt ’lid-staat’ telkens vervangen door: lidstaat.

2. In het tweede lid wordt ’Onze Minister’ vervangen door: De minister.

J

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ’1.’ voor het eerste lid vervalt.

2. In onderdeel a wordt ’Algemene wet hoger-onderwijs-diploma’s’ vervangen door: Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

3. In de onderdelen c en d wordt ’lid-staat’ telkens vervangen door: lidstaat.

K

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 1°, wordt ’Algemene wet hoger-onderwijs-diploma’s’ vervangen door: Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

2. In het eerste lid, onder 2°, wordt de puntkomma aan het eind van dit onderdeel vervangen door een komma.

3. In het eerste lid, onder 3°, wordt ’de Nederlandse opleiding onder 1°,’ vervangen door ’de Nederlandse opleiding, bedoeld onder 1°,’ en wordt na ’beroepservaring’ een komma geplaatst.

4. In het eerste lid, onder 4°, wordt ’lid-staat’ vervangen door: lidstaat.

5. In het tweede lid wordt ’artikel 10 van de Algemene wet hoger-onderwijs-diploma’s’ vervangen door ’artikel 10 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s’ en wordt ’artikel 2 en 3 van de Algemene wet hoger-onderwijs-diploma’s’ vervangen door: de artikelen 2 en 3 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

L

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ’examengeld’ ingevoegd: bepaald.

2. In het eerste lid, onderdeel i, wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

M

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 2.9 Verstrekken gegevens externe arbodienst.

2. In het eerste lid, aanhef, wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

3. In het eerste lid, onderdeel a, wordt onderdeel 30 vervangen door:

30 . van elk van de deskundigen een bewijs van inschrijving in het aangewezen register van beroepsbeoefenaren dan wel een EG-verklaring als bedoeld in paragraaf 2.2, en.

4. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ’artikel 2.19 van het besluit’ vervangen door: artikel 2.10 van het besluit.

5. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt ’Onbepaalde’ vervangen door: onbepaalde.

N

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ’de omvang van dienstverband’ vervangen door: de omvang van het dienstverband.

3. In het eerste lid, onderdeel a, wordt onderdeel 40 vervangen door:

40. van elk van de deskundigen een bewijs van inschrijving in het aangewezen register van beroepsbeoefenaren dan wel een EG-verklaring als bedoeld in paragraaf 2.2, en.

4. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ’dan wel’ vervangen door: of.

O

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.12 Kosten.

2. In de tekst wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

P

Artikel 2.12a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 2.25 en wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.25 Vrijstelling bijstand arbodienst bij ziekteverzuim.

2. In onderdeel b wordt na ’artikel 18, tweede lid,’ ingevoegd ’van de wet’ en wordt ’artikel 18, eerste lid, onderdeel b, van de Arbeidsomstandighedenwet’ vervangen door: artikel 18, eerste lid, onder b, van de wet.

Q

Artikel 2.12b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 2.26 en wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.26 Vrijstelling bijstand arbodienst bij inventarisatie en evaluatie.

2. In de tekst wordt na ’artikel 18, tweede lid,’ ingevoegd ’van de wet’ en wordt ’artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de Arbeidsomstandighedenwet’ vervangen door: artikel 18, eerste lid, onder a, van de wet.

R

Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.13 Inventarisatie en evaluatie.

2. In onderdeel a wordt ’de risico-inventarisatie en evaluatie’ vervangen door: de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4 van de wet,.

3. In de onderdelen b en c wordt ’de risico-inventarisatie en -evaluatie’ telkens vervangen door: de inventarisatie en evaluatie, bedoeld onder a,.

S

Artikel 2.14 wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.14 Ziekteverzuimbegeleiding.

T

Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.15 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

2. In de aanhef wordt ’onder c, 1°’ vervangen door: onderdeel c, onder 1°.

3. In onderdeel c wordt ’gezondheidskundig onderzoek’ vervangen door: arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

4. In de onderdelen d en e wordt ’onderzoeken’ telkens vervangen door: arbeidsgezondheidskundige onderzoeken.

U

Artikel 2.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.16 Aanstellingskeuring.

2. In de aanhef wordt ’onder c, 2°’ vervangen door: onderdeel c, onder 2°.

3. In onderdeel b wordt na ’onderzoek’ ingevoegd: in het kader van de aanstellingskeuring.

V

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.17 Arbeidsgezondheidskundig spreekuur.

2. In de onderdelen b tot en met e wordt ’spreekuur’ telkens vervangen door: arbeidsgezondheidskundig spreekuur.

W

Artikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.18 Melding gegevens.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien zich een wijziging voordoet in de gegevens, bedoeld in de artikelen 2.9, eerste lid, onder a en b, en 2.10, onder a, c en d, meldt de arbodienst dit zo spoedig mogelijk aan de certificerende instelling.

X

Artikel 2.19 komt te luiden:

Artikel 2.19 Aanwijzing

Als certificerende instelling kan worden aangewezen een instelling die:

a. rechtspersoonlijkheid heeft;

b. haar zetel of een vestiging in Nederland heeft;

c. ten minste voldoet aan de criteria, opgenomen in het Reglement Certificatie Arbodiensten van 17 februari 1998 van de Stichting Beheer Certificatie Arbodiensten, en

d. naar behoren functioneert.

Y

Artikel 2.20 wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.20 Verzoek om aanwijzing.

Z

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.21 Verstrekken gegevens certificerende instelling.

2. In de aanhef wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

3. In onderdeel b wordt na ’taken’ ingevoegd: bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet.

AA

Artikel 2.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.22 Mededeling inzake certificaat.

2. In de tekst wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

AB

Artikel 2.23 wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.23 Klachtenprocedure.

AC

Artikel 2.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.24 Verrichten controle.

2. In de tekst wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

AD

Na artikel 2.24 wordt een nieuwe paragraafaanduiding toegevoegd, luidende: Paragraaf 2.5 Vrijstelling.

AE

In artikel 4.1, onderdeel t, wordt ’een van de in bijlage IIIA van deze regeling’ vervangen door: een van de bij bijlage IIIA bij deze regeling.

AF

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’K1-, K3-, KT-schepen’ vervangen door: K1-, K3-, en KT-schepen.

2. In het tweede lid wordt ’wordt voldaan’ vervangen door: is voldaan.

3. In het derde lid wordt na ’eerste lid’ en na ’onder d’ telkens een komma geplaatst en wordt ’wordt voldaan’ vervangen door: is voldaan.

AG

In artikel 4.8 wordt ’naar voorgeschreven model’ vervangen door: als bedoeld in artikel 4.1, onder t,.

AH

In artikel 4.13 wordt ’volgens het in bijlage IIIB vastgestelde model’ vervangen door: overeenkomstig het model, vastgesteld bij bijlage IIIB bij deze regeling.

AI

Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door: De minister dan wel, indien de minister.

2. In het tweede lid wordt na ’bijlage IIIC’ ingevoegd: bij deze regeling.

AJ

Artikel 4.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door: De minister dan wel, indien de minister.

2. In het tweede lid wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

AK

In artikel 4.16, aanhef, wordt ’, bedoeld in artikel 4.7’ vervangen door: als bedoeld in artikel 4.7 van het besluit.

AL

In artikel 4.17, aanhef, wordt ’, bedoeld in artikel 4.7’ vervangen door: als bedoeld in artikel 4.7 van het besluit.

AM

Artikel 4.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’De Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door: De minister dan wel, indien de minister.

2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na ’groeven’ de punt vervangen door een puntkomma, wordt na ’bijlage IV’ ingevoegd ’bij deze regeling’ en wordt na ’soort arbeid’ de komma vervangen door ’en’.

3. In het derde lid, onderdeel a, wordt ’dan wel’ vervangen door: of.

4. In het derde lid, onderdeel b, wordt ’direct voorafgaand van’ vervangen door: direct voorafgaand aan.

AN

Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door: De minister dan wel, indien de minister.

2. In het tweede lid wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

AO

In artikel 4.21, eerste lid, onderdeel b, wordt na ’werkzaamheden’ de punt vervangen door een puntkomma.

AP

Artikel 4.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ’certificaat’ ingevoegd: van vakbekwaamheid.

2. In het tweede lid wordt na ’vakbekwaamheid’ ingevoegd: op grond van een hernieuwde aanvraag.

3. In het derde lid wordt na ’certificaat’ ingevoegd: van vakbekwaamheid.

AQ

Artikel 4.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen b en c, wordt na ’criteria’ telkens een komma ingevoegd en wordt ’op grond artikel 34,’ telkens vervangen door: op grond van artikel 34,.

2. In het tweede lid wordt ’punt 4.2.2.1 van VI van de richtlijn’ vervangen door ’punt 4.2.2.1 van bijlage VI bij de richtlijn’ en wordt ’27 juli 1967’ vervangen door: 27 juni 1967.

AR

In artikel 4.25 wordt ’de bijlage VI’ vervangen door: bijlage VI.

AS

In artikel 4.30, aanhef, wordt ’artikel 4.33’ vervangen door: artikel 4.29.

AT

In artikel 4.32 wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door ’De minister dan wel, indien de minister’ en wordt ’een certificaat, bedoeld’ vervangen door: een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld.

AU

In artikel 4.33 wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

AV

Artikel 4.34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’bijlage VII van deze regeling’ vervangen door: bijlage VII bij deze regeling.

2. In het derde lid vervalt na ’bewijs’ de komma.

AW

In artikel 4.35 wordt na ’certificaat’ telkens ingevoegd: van vakbekwaamheid.

AX

Artikel 4.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, vervalt na ’werkzaamheden’ de komma.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt ’de Arbeidsinspectie’ vervangen door: een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet.

3. In het tweede lid, tweede volzin, wordt ’Voorzover’ vervangen door: Voor zover.

4. In het derde lid, onderdeel a, wordt na ’waarschuwingsborden’ een puntkomma geplaatst.

5. In het vierde en vijfde lid wordt na ’werkzaamheden’ en na ’eerste lid’ telkens een komma geplaatst.

AY

In artikel 4.38 wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door ’De minister dan wel, indien de minister’ en wordt ’een certificaat, bedoeld’ vervangen door: een certificaat als bedoeld.

AZ

In artikel 4.45, onderdeel a, wordt ’dan wel’ vervangen door: of.

BA

In artikel 4.48, onderdeel b, onder 1° en 2°, wordt ’dan wel’ telkens vervangen door: of.

BB

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na ’instelling’ een komma geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ’Onze Minister van Binnenlandse Zaken’ vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ’Onze Minister van Defensie’ vervangen door: de Minister van Defensie.

4. In het tweede lid wordt na ’instelling’ en na ’eerste lid’ een komma geplaatst.

BC

In artikel 6.2, tweede lid, wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de Minister.

BD

In artikel 6.3 wordt na ’bijlage VIII’ toegevoegd: bij deze regeling.

BE

In artikel 6.4, tweede lid, wordt ’of door de aangewezen instelling nader te stellen eisen’ vervangen door: of door het voldoen aan door de aangewezen instelling nader te stellen eisen.

BF

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na ’ingrijpend’ ingevoegd ’te zijn’ en wordt 2. na ’besluit’ de punt vervangen door een puntkomma.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na ’betrekking’ ingevoegd: tot.

BG

In artikel 7.2 wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door: De minister dan wel, indien de minister.

BH

Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ’overeenkomstig de door de in bijlage IXA vastgestelde beoordelingsformulieren en beproevingsprogramma;’ vervangen door: overeenkomstig de beoordelingsformulieren en beproevingsprogramma’s, vastgesteld bij bijlage IXA bij deze regeling;.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ’kraanboek’ een komma geplaatst en wordt ’artikel 7.20, zesde lid,’ vervangen door: artikel 7.19, zesde lid,.

BI

In artikel 7.6 wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

BJ

In artikel 7.7 wordt na ’verlenging’ ingevoegd: van een certificaat.

BK

Artikel 7.8 komt te luiden:

Artikel 7.8 Modellen certificaten beproevingen en onderzoekingen

Als modellen van de certificaten, bedoeld in artikel 7.29, zesde lid, van het besluit worden vastgesteld de modellen van de certificaten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van het Verdrag betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid (1979).

BL

In artikel 7.9 wordt ’het model bedoeld in artikel 25, tweede lid van ILO-verdrag 152, betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid’ vervangen door: het model, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van het Verdrag betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid (1979).

BM

Artikel 7.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de eerste volzin wordt de aanduiding ’1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ’register’ een komma geplaatst.

BN

In artikel 7.11 wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

BO

Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’Onze Minister dan wel, indien Onze Minister’ vervangen door ’De minister dan wel, indien de minister’ en wordt ’artikel 7.32, tweede lid, onder a, sub 1°,’ vervangen door ’artikel 7.32, tweede lid, onderdeel a, onder 1°,’.

2. In het tweede lid vervalt na ’opleidingsfaciliteiten’ de komma.

BP

In artikel 7.14 wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

BQ

Artikel 7.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’bijlage IXB van deze regeling’ vervangen door: bijlage IXB bij deze regeling.

2. In het tweede lid vervalt na ’bewijs’ de komma.

BR

In artikel 7.16 wordt ’het certificaat als bedoeld in artikel 7.32 van het besluit’ vervangen door: het certificaat, bedoeld in artikel 7.32 van het besluit,.

BS

Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ’artikel 19, zesde lid’ een komma geplaatst.

2. In het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt ’Onze Minister’ vervangen door: de minister.

3. In het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, onderdeel a, wordt na ’Stichting Beroepsopleidingen Weg- en waterbouw’ ingevoegd: (SBW).

BT

Artikel 7.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’artikel 7.32, tweede lid, onder a, sub 1°,’ vervangen door: artikel 7.32, onderdeel a, onder 1°,.

2. In het tweede lid wordt ’artikel 7.32, tweede lid, onder a, sub 2°,’ vervangen door: artikel 7.32, tweede lid, onderdeel a, onder 2°,.

BU

In artikel 7.19, eerste lid, onderdeel d, wordt na ’pasfoto’ een komma geplaatst.

BV

In artikel 7.20 wordt ’Artikel 7.32, tweede lid, onder a, sub 1°,’ vervangen door ’Artikel 7.32, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, van het besluit’ en wordt ’staat’ vervangen door ’staan’.

BW

In artikel 8.1 wordt ’artikel 8.2 van het besluit’ vervangen door: artikel 8.4 van het besluit.

BX

In artikel 8.2, derde lid, wordt ’op de in paragraaf 8.5 voorgeschreven wijze’ vervangen door: overeenkomstig de artikelen 8.12 tot en met 8.15.

BY

Artikel 8.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een wit pictogram op blauwe achtergrond, waarbij de blauwe kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

2. In het zesde lid wordt ’van deze regeling’ vervangen door ’bij deze regeling’ en vervalt na ’borden’ de komma.

BZ

In artikel 8.15, eerste lid, wordt ’als bedoeld 8.12’ vervangen door: als bedoeld in artikel 8.12.

CA

In artikel 8.17, tweede lid, wordt ’artikel 8.3’ vervangen door: artikel 8.5.

CB

In artikel 8.26 wordt ’van deze regeling’ vervangen door: bij deze regeling.

CC

In artikel 9.1, tweede lid, wordt na ’7.7’ ingevoegd: ,7.12.

CD

Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

CE

Artikel 9.2a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 9.2a 2. Overgangsbepalingen certificering arbodiensten.

2. In het tweede, derde en vierde lid wordt ’Onze Minister’ telkens vervangen door: de minister.

CF

In artikel 9.3 wordt ’, (Stcrt. 252)’ vervangen door: (Stcrt. 197).

CG

Artikel 9.4 vervalt.

CH

Bijlage V, behorend bij artikel 4.24, eerste lid, Lijst van wettelijke grenswaarden op grond van artikel 4.9 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlage V.

CI

Bijlage VI, behorend bij artikel 4.25, eerste lid, Lijst van wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen op grond van artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlage VI.

CJ

In bijlage XA, behorend bij artikel 8.10, wordt onder 3. Gebodsborden, de afbeelding van het bord met het onderschrift ’Gelaatsbescherming verplicht’ vervangen door:

stcrt-1999-64-p10-SC18323-1.gif

CK

De tekst van de Arbeidsomstandighedenregeling wordt in een bijlage bij de Staatscourant geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel XX

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juli 1997, nr. 97 1749, ter uitvoering van richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (Stcrt. 144) wordt als volgt gewijzigd:

A

In de bijlage wordt in de linkerkolom de tekst onder het opschrift ’machines’ vervangen door: richtlijn 98/37/EG vastgesteld op 22 juni 1998, gepubliceerd in PbEG nr. L 207 van 23 juli 1998.

B

In de bijlage wordt in de linkerkolom onder het opschrift ’machines’ ’zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 augustus 1995, Stb. 379’ vervangen door: zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 december 1998, Stb. 691.

Artikel XXI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 maart 1999.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

1 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 december 1998 (Stcrt. 244).

2 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 november 1982 (Stcrt. 232).

3 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 november 1994 (Stcrt. 223).

4 Gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 januari 1963 (Stcrt. 10).

5 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 november 1982 (Stcrt. 232).

6 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 november 1982 (Stcrt. 232).

7 Gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 november 1982 (Stcrt. 232).

8 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 april 1993 (Stcrt 133).

9 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 december 1998 (Stcrt. 244).

10 Gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 april 1993 (Stcrt.133).

11 Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 september 1994 (Stcrt.184).

12 Stcrt. 1995, 81, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 25 november 1997 (Stcrt. 229).

13 Stcrt. 1997, 63, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 januari 1999 (Stcrt. 15).

Toelichting

Algemeen

Met de onderhavige ministeriële regeling wordt beoogd een aantal niet meer van betekenis zijnde ministeriële regelingen op het gebied van de arbeidsomstandigheden en de productveiligheid in te trekken en een aantal onvolkomenheden van voornamelijk redactionele en juridisch-technische aard in een aantal ministeriële regelingen te repareren. Kortweg strekt de onderhavige regeling tot:

- intrekking van een aantal op de Wet op de gevaarlijke werktuigen (WGW) gebaseerde ministeriële regelingen voor bepaalde gevaarlijke werktuigen. Deze intrekking vloeit voort uit de intrekking van de desbetreffende algemene maatregelen van bestuur voor die gevaarlijke werktuigen (artikelen II, III, IV, VI en VII).

- intrekking van de ministeriële regeling van 6 december 1982, nr. 246 917, tot uitvoering van artikel 11, eerste lid, en 16, tweede lid, van de WGW. De aanwijzing in deze regeling van toezichthoudende ambtenaren is achterhaald omdat deze inmiddels is geregeld in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 (artikel VIII).

- wijziging van een aantal op de WGW gebaseerde ministeriële regelingen. Het betreft hoofdzakelijk wijzigingen van juridisch-technische aard (o.a. aanpassing aan de Algemene wet bestuursrecht (AWB)) en aanpassing van verouderde terminologie (artikelen I, V, IX, X, XI, XII, XVII, XVIII).

- wijziging van de ministeriële regeling van 28 januari 1985, nr. 84/15335, tot uitvoering van de WGW en het Besluit containers ter implementatie van een tweetal wijzigingen van de Internationale Overeenkomst voor veilige containers (CSC) en tot fasegewijze aanpassing van het tarief voor de keuring van containers (artikel IX).

- wijziging van een aantal op de WGW gebaseerde ministeriële regelingen teneinde met betrekking tot mijnarbeid bepaalde toezichthoudende bevoegdheden toe te kennen aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen respectievelijk de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (artikelen XI, XII, XIII en XVIII).

- intrekking van de certificatietoets arbodiensten (artikel XIV) in verband met de gerealiseerde verzelfstandiging van de certificering van arbodiensten en van een aantal op de Arbeidsomstandighedenwet gebaseerde ministeriële regelingen die in de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling) zijn geïntegreerd (artikelen XV en XVI).

- wijziging van de Arboregeling teneinde een aantal onvolkomenheden van overwegend terminologische aard te herstellen en om de overgangsregeling voor de erkende keuringsinstantie voor hijskranen te laten vervallen. Deze overgangsregeling kan vervallen omdat inmiddels op grond van de Arboregeling een drietal keuringsinstanties is gecertificeerd (artikel XIX).

- wijziging van de regeling mandatering NNI/NEC (Nederlands Normalisatie-Instituut/Nederlands Elektrotechnisch Comité) in verband met vervanging van richtlijn nr. 89/392/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines (Pb EG L 183) door richtlijn nr. 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines (Pb EG L207)(artikel XX).

In de artikelsgewijze toelichting wordt op deze wijzigingen en intrekkingen nader ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

De wijzigingen onder A, B en E van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 augustus 1956, Afd. Arbeidersbescherming, nr. 3112, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Liftenbesluit I, strekken er toe de in de regeling gebruikte functiebenamingen in overeenstemming te brengen met de actuele situatie. Bij regeling van 19 april 1995, nr. WBJA/W2/95/0381, Stcrt. 80, is artikel 2, eerste lid, onderdeel f gewijzigd en onderdeel g vervallen. Verzuimd is destijds de verwijzingen naar deze onderdelen in artikel 2, tweede lid, aan te passen. Dit verzuim wordt thans gecorrigeerd.

De wijzigingen onder C en D strekken ertoe in de artikelen 3 en 4 van de regeling de aanwijzing van de districtshoofden van de Arbeidsinspectie, respectievelijk de ambtenaren van de Arbeidsinspectie, te schrappen. Deze aanwijzing is niet langer noodzakelijk, omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 de regionaal directeuren van de Arbeidsinspectie daartoe zijn aangewezen.

Artikelen II en IV

Ingevolge artikel 26, tweede lid, van het Besluit machines is het Besluit dorsgarnituren met ingang van 1 januari 1995 ingetrokken. Verzuimd is destijds de in hoofdzaak op de WGW gebaseerde ministeriële regeling voor dorsgarnituren in te trekken.

Artikel III

Ingevolge artikel 9.23, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is het Besluit spanninggevers voor schrikdraden met ingang van 1 juni 1997 ingetrokken. Derhalve kan ook de op spanninggevers voor schrikdraden betrekking hebbende ministeriële regeling worden ingetrokken.

Artikel V

In de ministeriële regeling van 17 april 1967, nr. 5340, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het besluit schiethamers (Stcrt. 81) figureert nog het Directoraat-Generaal van de Arbeid als instantie die bevoegd is tot het verrichten van keuringen en tot het afgeven van certificaten van goedkeuring met betrekking tot schiethamers en splinterkappen. In de praktijk worden de bedoelde keuringen inmiddels verricht door het centraal kantoor van de Arbeidsinspectie. De wijzigingen onder A en C strekken er toe de regeling daarop aan te passen.

De wijziging onder B strekt ertoe in de artikelen 8, 9 en 10 van de regeling de aanwijzing van de directeur-generaal van de arbeid, respectievelijk de ambtenaren van de Arbeidsinspectie en de werktuigkundig adviseur bij de Arbeidsinspectie, te schrappen. Deze aanwijzing is niet alleen verouderd voor wat betreft de gebruikte functiebenamingen, maar ook niet meer noodzakelijk, omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 de regionaal directeuren van de Arbeidsinspectie daartoe zijn aangewezen.

Artikel VI

Ingevolge artikel V van het Besluit van 7 december 1998 tot intrekking van het koninklijk besluit van 19 oktober 1945 tot vaststelling van maatregelen ter voorkoming van gevaar, voortvloeiende uit het voor andere doeleinden bezigen van drukvaten, welke als motorgas-drukvat dienst hebben gedaan (Stb. F237) en het Besluit acetyleenontwikkelaars en tot wijziging van een aantal besluiten (Stb. 691) is het Besluit acetyleenontwikkelaars met ingang van 23 december 1998 ingetrokken.

Artikel VII

Ingevolge artikel 26, tweede lid, van het Besluit machines is het Besluit verplaatsbare transporteurs met ingang van 1 januari 1995 ingetrokken. Verzuimd is destijds de in hoofdzaak op de WGW gebaseerde ministeriële regeling voor verplaatsbare transporteurs in te trekken.

Artikel VIII

In deze regeling wordt de handhaving en de medewerking aan de uitvoering van het bij of krachtens de Wet op de gevaarlijke werktuigen bepaalde mede opgedragen aan de ambtenaren van de inmiddels niet meer bestaande Inspectie van de havenarbeid en Dienst voor het Stoomwezen. Beide diensten zijn geïncorporeerd in de Arbeidsinspectie. De regionaal directeuren van de Arbeidsinspectie zijn in artikel 4:5 van het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 aangewezen als ambtenaren bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, en 16, eerste lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen.

In de regeling worden verder ambtenaren aangewezen om ontheffing te verlenen van hoofdstuk II van het Veiligheidsbesluit gevaarlijke werktuigen, welk besluit ingevolge artikel 26, tweede lid, met ingang van 1 januari 1995 is ingetrokken.

De regeling kan derhalve worden ingetrokken.

Artikel IX

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw mr. A. Kappeyne van de Coppello, van 28 januari 1985, nr. DGA/HAWB/84/15335, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit containers strekt tot uitvoering van de Internationale Overeenkomst voor veilige containers (CSC), die in december 1972 te Genève is tot stand gekomen tijdens een conferentie inzake containervervoer, bijeengeroepen door de Verenigde Naties en de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO), inmiddels genaamd Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

De overeenkomst is sinds zijn totstandkoming een aantal malen gewijzigd. De laatste wijzigingen zijn van 17 mei 1991 (Trb. 1992, 124), in werking getreden met ingang van 1 januari 1993, en van 4 november 1993 (Trb. 1994, 58), die nog niet in werking is getreden. Omdat de laatstbedoelde wijziging slechts een aanpassing inhoudt van een aantal technische termen aan thans in de techniek algemeen gangbare terminologie is er voor gekozen de wijziging nu reeds, vooruitlopend op de inwerkingtreding, te implementeren.

Ter uitvoering van beide even genoemde wijzigingen is recentelijk het Besluit containers aangepast (Stb. 1998, 691). Ook is het noodzakelijk de onderhavige ministeriële regeling te wijzigen.

Onderdelen A tot en met H

De wijziging van de CSC van 4 november 1993 strekt ertoe de in de Overeenkomst gebruikte omschrijvingen voor gewichten aan te passen aan de thans in de techniek gangbare uitdrukkingen. Zo wordt thans niet meer gesproken van brutogewicht of van het gewicht van de container, maar van brutomassa of massa van de container.

Ter uitvoering van deze wijziging bleek het noodzakelijk in artikel 1 een definitie aan te passen, een nieuwe definitie toe te voegen en de terminologie van een aantal artikelen aan te passen.

Onderdeel B, 3

De toevoeging van de bepaling met betrekking tot tankcontainers vloeit voort uit de wijziging van bijlage II van de CSC van 17 mei 1991.

Onderdeel J

Het in artikel 15 van de regeling vastgestelde maximale uurtarief voor de keuring van containers is sinds de vaststelling van de regeling met ingang van 30 juni 1985 niet gewijzigd. Het ligt in de bedoeling het uurtarief in twee fasen aan te passen aan het tarief dat ten hoogste in rekening mag worden gebracht door keuringsinstellingen die op grond van de WGW zijn aangewezen als ’notified body’ in het kader van de implementatie van EG-productveiligheidsrichtlijnen. De onderhavige wijziging heeft betrekking op de eerste fase. Mede gelet op de omstandigheid dat er voor deze keuring zeven klassebureaus zijn aangewezen die onderling concurreren, ligt het niet in de verwachting dat de verhoging van het tarief zal leiden tot aanpassing van de thans feitelijk gehanteerde tarieven.

Onderdeel K

De in de artikelen 16 en 17 opgenomen aanwijzing van ambtenaren kan vervallen omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 daarin is voorzien. Aangewezen zijn de regionaal directeuren van de Arbeidsinspectie.

Artikel X

De wijziging van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 1987, nr. DGA/WJZ/87/6865A, ter uitvoering van de EEG-richtlijnen 84/528/EEG en 84/529/EEG, houdt verband met de AWB. De in het kader van de onderhavige regeling door de aangewezen keuringsinstelling genomen beslissingen kunnen als besluiten in de zin van de AWB worden aangemerkt. De AWB stelt onder andere eisen aan de zorgvuldige totstandkoming en motivering van de genomen besluiten. Tegen een besluit staat beroep open op een administratieve rechter.

Alvorens beroep in te stellen moet bezwaar worden gemaakt bij de instelling die het bestreden besluit heeft genomen, teneinde dit besluit eventueel te heroverwegen.

Het vervallen van de beroepsmogelijkheid op de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid houdt verband met de door de AWB ingegeven opvatting dat de in de regeling aangewezen keuringsinstelling, gelet op de verrichte taken met openbaar gezag is bekleed en als zodanig bestuursorgaan in de zin van de AWB is. Aangezien in het systeem van de AWB een voorafgaande bezwarenprocedure bij de aangewezen keuringsinstelling de voorkeur verdient en er geen bijzondere redenen zijn om nog langer te opteren voor beroep op een ander bestuursorgaan is het beroep op de minister komen te vervallen.

Artikel XI

De wijziging van de ministeriële regeling van 30 september 1992, nr. 92 12679, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (Stcrt. 208) strekt er toe de term EG-merkteken te vervangen door CE-markering. Deze wijziging vloeit voort uit richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 tot wijziging van een twaalftal richtlijnen in verband met de harmonisatie van de bepalingen betreffende het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering (Pb EG L220). Het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm is daartoe al gewijzigd bij besluit van 15 november 1994 (Stb. 829).

Daarnaast beoogt de onderhavige wijziging om de aanduiding van de niet meer bestaande functie van Directeur-Generaal van de Arbeid te vervangen door algemeen directeur van de Arbeidsinspectie.

Ten slotte voorziet de wijziging in het laten vervallen van de in artikel 5 van de ministeriële regeling opgenomen aanwijzing van de districtshoofden respectievelijk ambtenaren van de Arbeidsinspectie, bedoeld in artikel 77 van de Arbeidswet 1919. Deze aanwijzing is niet langer noodzakelijk, omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 daarin is voorzien. Wel is het noodzakelijk om de Inspecteur-Generaal der Mijnen, respectievelijk de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (Stodm), aan te wijzen op basis van artikel 12 van de WGW ten behoeve van het toezicht op drukvaten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen. Het Stodm is al sinds 1982 op grond van artikel 16, tweede lid, van de WGW, mede aangewezen als toezichthoudende instantie. Destijds is verzuimd het Stodm ook aan te wijzen op grond van artikel 12, eerste lid.

Artikel XII

De wijziging van de ministeriële regeling van 22 juni 1993, nr. 93 3055, houdende nadere regels ten aanzien van machines (Stcrt. 127) strekt ertoe de aanduiding in artikel 5, tweede lid, van de niet meer bestaande functie van Directeur-Generaal van de Arbeid te vervangen door algemeen directeur van de Arbeidsinspectie en om in artikel 6, eerste en tweede lid, de aanwijzing van de regionaal directeuren van de I-SZW (thans Arbeidsinspectie), respectievelijk de ambtenaren van de I-SZW, te laten vervallen. Deze aanwijzing is niet langer noodzakelijk, omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 daarin is voorzien.

Wel is het noodzakelijk om de Inspecteur-Generaal der Mijnen, respectievelijk de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (Stodm), aan te wijzen op grond van artikel 12 van de WGW ten behoeve van het toezicht op machines en veiligheidscomponenten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen. Het Stodm is al sinds 1982 op grond van artikel 16, tweede lid, van de WGW, mede aangewezen als toezichthoudende instantie. Destijds is verzuimd het Stodm ook aan te wijzen op grond van artikel 12, eerste lid.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de in de artikelen 6 en 7 het begrip ’veiligheidscomponent’ in te voegen, waarmee een omissie in de wijziging van de regeling van 19 september 1994 (Stcrt. 184) wordt hersteld.

Artikel XIII

De wijziging van de ministeriële regeling van 7 september 1993, nr. 93 08764, houdende nadere regels ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen (Stcrt. 186) strekt er toe de term EG-merkteken te vervangen door CE-markering. Deze wijziging vloeit voort uit richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 tot wijziging van een twaalftal richtlijnen in verband met de harmonisatie van de bepalingen betreffende het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering (Pb EG L220). Het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen is daartoe al gewijzigd bij besluit van 15 november 1994 (Stb. 829). Tevens wordt de aanduiding in artikel 4, tweede lid, van de niet meer bestaande functie van Directeur-Generaal van de Arbeid vervangen door algemeen directeur van de Arbeidsinspectie. Ten slotte beoogt de wijziging de in artikel 5, eerste en tweede lid, opgenomen aanwijzing van de districtshoofden respectievelijk de ambtenaren van de Arbeidsinspectie te laten vervallen. Deze aanwijzing is niet langer noodzakelijk, omdat in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 daarin is voorzien. Wel is het noodzakelijk om de Inspecteur-Generaal der Mijnen, respectievelijk de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (Stodm), aan te wijzen op grond van artikel 12 van de WGW ten behoeve van het toezicht op machines en veiligheidscomponenten die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen. Het Stodm is al sinds 1982 op grond van artikel 16, tweede lid, van de WGW, mede aangewezen als toezichthoudende instantie. Destijds is verzuimd het Stodm ook aan te wijzen op grond van artikel 12, eerste lid.

Artikel XIV

De certificatietoets kan worden ingetrokken in verband met de inmiddels gerealiseerde verzelfstandiging van de certificering van arbodiensten. De certificatietoets is vervangen door de certificeringsregeling van de Stichting beheer certificatie arbodiensten. In verband met de verzelfstandiging is de Arboregeling bij regeling van 12 juni 1998 met ingang van 19 juni 1998 gewijzigd (Stcrt. 1998, 111) en zijn per 14 september 1998 drie privaatrechtelijke instellingen aangewezen als instellingen die de bevoegdheid hebben om arbodiensten te certificeren (Kamerstukken II 1998/99, 25 883, nr 7).

Artikel XV

De inhoud van deze ministeriële regeling is opgenomen in artikel 10, tweede lid, van de Arboregeling. Verzuimd is de onderhavige regeling in te trekken.

Artikel XVI

De inhoud van deze regeling is opgenomen in de artikelen 2.5 tot en met 2.8 van de Arboregeling. Verzuimd is de onderhavige regeling in te trekken.

Artikel XVII

De wijziging van de Regeling elektrisch explosieveilig materieel houdt verband met de AWB. Kortheidshalve wordt in deze verwezen naar de toelichting op artikel X.

Artikel XVIII

In de ministeriële regeling van 14 maart 1996, nr. 96 0292, houdende nadere regels ten aanzien van explosieveilig materieel (Stcrt. 57) is in artikel 2 abusievelijk de EG-verklaring van overeenstemming aangemerkt als certificaat van goedkeuring. Het betreft echter een zogenaamde fabrikantenverklaring en niet een door een aangewezen onafhankelijke keuringsinstantie (notified body) afgegeven stuk.

De in artikel 5 opgenomen aanwijzing op grond van artikel 12, eerste lid, van de WGW van de regionaal directeur van de Inspectiedienst SZW kan vervallen omdat daarin al is voorzien in het Organisatie- en Mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996. Wel is het noodzakelijk om de Inspecteur-Generaal der Mijnen, respectievelijk de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (Stodm), aan te wijzen op grond van artikel 12 van de WGW ten behoeve van het toezicht op persoonlijke beschermingsmiddelen die gebruikt worden in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, die zijn aangewezen krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen. Het Stodm is al sinds 1982 op grond van artikel 16, tweede lid, van de WGW, mede aangewezen als toezichthoudende instantie. Destijds is verzuimd het Stodm ook aan te wijzen op grond van artikel 12, eerste lid.

Artikel XIX

Onderdelen A tot en met CC, CE en CF

De onderhavige wijzigingen van de Arboregeling strekken ertoe een groot aantal onvolkomen van overwegend terminologische aard te herstellen. Daarnaast is bij de totstandkoming van een aantal eerdere wijzigingen van de Arboregeling verzuimd, de bij die (wijzigings)regelingen in- en toegevoegde bepalingen, overeenkomstig de opbouw van deze regeling, van een betreffend opschrift te voorzien. Dit verzuim wordt thans mede hersteld (de onderdelen H, M, O tot en met AC en CE).

Onderdeel CD

De in artikel 9.2, tweede lid, opgenomen overgangsregeling voor de op grond van artikel 141 van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938, respectievelijk artikel 32 van het Veiligheidsbesluit restgroepen, erkende keuringsinstantie voor hijskranen, t.w. de stichting Keboma, kan vervallen. Deze overgangsregeling was bij de inwerkingtreding van de Arboregeling noodzakelijk omdat er op dat moment nog geen instelling, als bedoeld in artikel 7.19, negende lid, van het Arbobesluit, was gecertificeerd. Inmiddels is de stichting Keboma gefuseerd met de stichting Aboma+Keboma en is laatstgenoemde stichting bij beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 maart 1998, nr. 98 00380 (Stcrt. 57) op basis van artikel 7.19, negende lid, gecertificeerd. Daarnaast zijn bij beschikking van respectievelijk 27 april 1998, nr. 98 00288 (Stcrt. 67) en van 25 september 1998, nr. 98 01831 (Stcrt. 208), ook AIB-Vinçotte en SGS-Technische Inspecties gecertificeerd, zodat aan deze overgangsregeling niet langer behoefte bestaat.

Onderdeel CG

Met het oog op de in wijzigingsonderdeel CK voorziene publicatie van de integrale tekst van de Arboregeling is van de gelegenheid gebruik gemaakt om uitgewerkte bepalingen als de onderhavige inwerkingtredingsbepaling, te schrappen.

Onderdeel CH

In bijlage V is de opsomming van ftalaatverbindingen geschrapt. Deze opsomming kan vervallen omdat destijds bij de invoering van de wettelijke grenswaarden het advies van de Gezondheidsraad en de SER verkeerd is geïnterpreteerd.

Voor Vanadium-metaal, Vanadium-legeringen en Vanadium-carbide zijn nooit kortdurende grenswaarden vastgesteld.

De grenswaarde voor lood en anorganische loodverbindingen is al vastgesteld in artikel 4.47 van de Arboregeling en kan derhalve in bijlage V vervallen.

Werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan stof van hardhout zijn opgenomen op de SZW-lijst van kankerverwekkende processen. In bijlage V bij de Arboregeling was reeds een wettelijke grenswaarde voor houtstof opgenomen. De aanvulling met betrekking tot hardhout op de SZW-lijst voor kankerverwekkende processen noopt ertoe thans tevens een wettelijke grenswaarde voor hardhoutstof op te nemen in bijlage VI bij de Arboregeling.

Naast de onoplosbare Chroom(VI)verbindingen zijn recent ook de andere Chroom(VI)verbindingen toegevoegd aan de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen. Dit heeft als consequentie dat de wettelijke grenswaarden voor de Chroomverbindingen uit bijlage V thans zijn opgenomen in bijlage VI.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om bijlage V die reeds een aantal malen is gewijzigd opnieuw integraal vast te stellen.

Onderdeel CI

De grenswaarden voor asbest zijn vastgesteld in de artikelen 4.46 en 4.56 van het Arbobesluit en kunnen derhalve in bijlage VI bij de Arboregeling vervallen.

Bij de verlaging van de wettelijke grenswaarden voor cadmium en anorganische cadmiumverbindingen is Cadmiumoxide (rook) ten onrechte niet meegenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om bijlage VI die reeds een aantal malen is gewijzigd opnieuw integraal vast te stellen.

Onderdeel CK

In verband met het grote aantal wijzigingen van de Arboregeling en de vele reeds eerder plaatsgevonden wijzigingen van deze regeling sinds de inwerkingtreding op 1 juli 1997, zal de integrale tekst van de Arboregeling in haar gewijzigde vorm, te zamen met de onderhavige wijzigingsregeling, in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Artikel XX

De in de bijlage bij de regeling mandatering NNI/NEC onder het opschrift machines genoemde machinerichtlijn is inmiddels vervangen door een nieuwe machinerichtlijn: richtlijn 98/37/EG, PbEG L 207.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Bijlage V behorend bij artikel 4.24, eerste lid

Lijst van wettelijke grenswaarden op grond van artikel 4.9 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen

CAS nummer

Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat wil zeggen het nummer waaronder de stof door de ’Chemical Abstract Service’ is geregistreerd.

TGG

Tijd Gewogen Gemiddelde.

H (Huidopname)

Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden genomen.

Inhaleerbaar/respirabel stof

Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de grenswaarde betrekking heeft op de deeltjes bemonsterd als ’inhaleerbaar stof’, tenzij anders vermeld.

Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN-norm NEN-EN 481: 1993.

Respirabele vezels

Respirabele vezels worden als volgt gedefinieerd: vezels die langer zijn dan 5 micrometer, met een diameter kleiner dan 3 micrometer en die een lengte/breedte-verhouding hebben van meer dan 3/1.

Voor minerale wolvezels geldt nog het extra criterium dat de vezels korter moeten zijn dan 200 micrometer.

De hieronder vermelde grenswaarden gelden bij een temperatuur van 20° C en een druk van 101,3 kPa.

stcrt-1999-64-p10-SC18323-2.gifstcrt-1999-64-p10-SC18323-3.gifstcrt-1999-64-p10-SC18323-4.gifstcrt-1999-64-p10-SC18323-5.gif

1 Betreft alleen respirabele vezels.

2 Respirabele vezels per cm3 lucht, TGG 8 uur. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999

3 Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen

4 Voor respirabel stof.

5 Voor inhaleerbaar stof.

6 Deze stof kan overgevoeligheid veroorzaken. Huidcontact dient daarom vermeden te worden

7 Voor respirabel stof.

8 Voor inhaleerbaar stof.

9 Voor inhaleerbaar stof. Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen.

10 Ceiling; in verband met een snel optredende toxische werking van deze stof mag deze waarde op geen enkel moment worden overschreden.

11 Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen.

12 Wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er grotendeels sprake is van oplosbare verbindingen, kan de normstelling voor chroom (VI)-oplosbare verbindingen worden toegepast (zie hiervoor bijlage VI bij deze regeling).

13 Deze stof kan overgevoeligheid veroorzaken. Huidcontact dient daarom vermeden te worden

14 Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999.

15 Betreft o-ftaalzuur en al zijn esters, met uitzondering van (esters van) de gehydrogeneerde vorm van o-ftaalzuur

16 Voor respirabel stof.

17 Voor inhaleerbaar stof.

18 Betreft houtstof exclusief stof van hardhout. Zie voor de grenswaarde voor hardhoutstof bijlage VI van de Arbeidsomstandighedenregeling.

19 Voor arbeidsperioden korter dan 8 uur per dag zijn de volgende concentraties toegestaan:

- maximaal 174 mg/m3 gedurende 15 minuten;

- maximaal 139 mg/m3 gedurende 30 minuten;

- maximaal 70 mg/m3 gedurende 60 minuten;

mits gedurende de werkdag bij de arbeid geen verdere blootstelling plaatsvindt.

20 Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd geldt een wettelijke grenswaarde van 0,025 mg/m3 als TGG 8 uur. Kortdurende blootstelling gedurende 15 minuten aan maximaal 0,5 mg/m3 is toegestaan, mits het 8-uurs gemiddelde niet wordt overschreden.

21 Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen blootstelling zoveel mogelijk te vermijden.

22 Mits het commercieel product niet meer dan 5% van de (-isomeer bevat.

23 Mits het commercieel product niet meer dan 5% van de (-isomeer bevat.

24 Vanaf 1-5-1999 geldt een wettelijke grenswaarde van 100 mg/m3 als TGG 8 uur.

25 Betreft alleen respirabele vezels.

26 Respirabele vezels per cm3 lucht, TGG 8 uur.

27 Voor respirabel stof. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999.

28 Voor inhaleerbaar stof. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999.

29 Voor inhaleerbaar stof.

30 Voor respirabel stof.

31 Blootstelling van zwangere vrouwen aan xyleen dient vermeden te worden.

Bijlage VI behorend bij artikel 4.25, eerste lid

Lijst van wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen op grond van artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit

Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen

CAS nummer

Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat wil zeggen het nummer waaronder de stof door de ’Chemical Abstract Service’ is geregistreerd.

TGG

Tijd Gewogen Gemiddelde.

H (Huidopname)

Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H aanduiding. Bij deze stoffen moeten naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden genomen.

Inhaleerbaar/respirabel stof

Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de grenswaarde betrekking heeft op de deeltjes bemonsterd als’inhaleerbaar stof’ tenzij anders vermeld.

Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN norm NEN EN 481: 1993.

Respirabele vezels

Respirabele vezels worden als volgt gedefinieerd: vezels die langer zijn dan 5 micrometer, met een diameter kleiner dan 3 micrometer en die een lengte/breedte verhouding hebben van meer dan 3/1.

Voor keramische vezels geldt nog het extra criterium dat de vezels korter moeten zijn dan 200 micrometer.

stcrt-1999-64-p10-SC18323-6.gif

1 (g/m3.

2 Als brandstof voor verbrandingsmotoren.

3 Deze waarde geldt niet in perioden waarin productieprocessen worden stilgelegd en opnieuw worden opgestart ten behoeve van het plegen van onderhoud aan de installatie. Tijdens deze perioden dient de blootstellingsconcentratie zo laag mogelijk te zijn, maar in elk geval lager dan 20 mg/m3 (als TGG 8 uur), waarbij tevens aanvullende maatregelen genomen dienen te worden om de gezondheidsrisico’s van blootstelling voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk te beperken. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999.

4 Deze waarde geldt niet in perioden waarin productieprocessen worden stilgelegd en opnieuw worden opgestart ten behoeve van het plegen van onderhoud aan de installatie. Tijdens deze perioden dient de blootstellingsconcentratie zo laag mogelijk te zijn, maar in elk geval lager dan 10 mg/m3 (als TGG 8 uur), waarbij tevens aanvullende maatregelen genomen dienen te worden om de gezondheidsrisico’s van blootstelling voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk te beperken. Deze waarde geldt vanaf 1-11-1999.

5 Definitie van hardhout volgens de International Agency for Research on Cancer (IARC) van hout op basis van botanische karakteristiek: hout van bedektzadigen=hardhout.

6 Respirabele vezels per cm3 lucht, TGG 8 uur.

7 Voor respirabel stof. Voor de bouwnijverheid geldt een wettelijke grenswaarde van 0,15 mg/m3.

8 Voor respirabel stof.

9 Voor respirabel stof.

Naar boven