Verdaging beslissing verzoek goedkeuring gemeenschappelijk besluit provincies

Verdaging van de beslissing inzake het verzoek tot goedkeuring van het gemeenschappelijk besluit der Staten van de provincies Flevoland, Friesland en Overijssel tot onder meer instelling van het waterschap Zuiderzeeland

25 februari 1999

Nr. CDJZ/BVW 1999/409

Centrale Directie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Water-staat,

Gelet op artikel 5 van de Waterschapswet jo artikel 10:31, tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Gezien het verzoek van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 8 december 1998, nr. MPV/98.013918/B;

Besluit:

de beslissing omtrent het gemeenschappelijk besluit der Staten van de provincies Overijssel, Fryslân en Flevoland van respectievelijk 28 oktober, 4 november en 5 november 1998 tot:

I. opheffing van het Waterschap Noordoostpolder en het Heemraadschap Fleverwaard;

II. intrekking van het reglement voor het Waterschap Noordoostpolder en het Heemraadschap Fleverwaard;

III. instelling van het Waterschap Zuiderzeeland;

IV. vaststelling van het Reglement voor het Waterschap Zuiderzeeland;

V. vaststelling van het Overgangsreglement voor het Waterschap Zuiderzeeland;

VI. bepaling van het tijdstip van inwerkingtreding van het gemeenschappelijk besluit of onderdelen daarvan;

VII. delegatie van de bevoegdheid aan Gedeputeerde Staten van Flevoland om nadere regels te stellen en maatregelen te nemen met betrekking tot de uitvoering en inwerktreding van het gemeenschappelijk besluit,

voor ten hoogste dertien weken te verdagen.


De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
De directeur Centrale Directie Juridische Zaken,
K.J. Kraan.

Beroep

Tegen de beslissing inzake de goedkeuring van een besluit van provinciale staten tot opheffing van een waterschap of het wijzigen van de taak of het deelgebied van een waterschap kan belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroepschrift dient ondertekend te worden en tenminste te bevatten:

a. de naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht en

d. de gronden van het beroep.

Naar boven