Regeling inrichting begroting en jaarrekening Sanquin

24 december 1999

GMV/L-2023795

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 7, tweede lid, en 8, eerste lid, van de Wet inzake bloedvoorziening,

Besluit:

Artikel 1

De begroting en de jaarrekening van Stichting Sanquin worden ingericht met inachtneming van de bijlage behorend bij deze regeling.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 november 1999.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inrichting begroting en jaarrekening Sanquin.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,E. Borst-Eilers.

Toelichting

De bloedvoorziening wordt in Nederland gezien als behorend tot het ’publieke belang’. In lijn met dit belang kent de overheid een verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit en toegankelijkheid van de bloedvoorziening, waaronder de voorzieningszekerheid en de kosten van de voorziening.

Om een privaatrechtelijke stichting ministerieel beleid te laten uitvoeren is Sanquin, op grond van artikel 3 van de Wet inzake bloedvoorziening, aangewezen tot het uitvoeren van taken die de bloedvoorziening betreffen (Staatscourant 251, 31 december 1997). Onderhavige regeling bevat nadere voorschriften inzake de begroting en jaarrekening van Sanquin.

Beleidsmatige beïnvloeding van de Minister berust in principe op een goede wisselwerking tussen een stimulerende vorm van toezicht van de overheid (sturingstoezicht) en de vanzelfsprekendheid bij de landelijke bloedvoorzieningsorganisatie dat zij verantwoording over de uitvoering van het beleid aflegt. Sanquin geeft hier onder andere invulling aan door jaarlijks vóór 1 december haar begroting en operationeel beleidsplan ter goedkeuring aan de Minister voor te leggen. Daarnaast stelt Sanquin, zodra zij daarover beschikt, haar jaarrekening en jaarverslag aan het ministerie van VWS ter beschikking. Indien noodzakelijk kan de Minister aan Sanquin verzoeken nadere informatie te leveren over een bepaald onderwerp.

Sanquin is een hybride organisatie, een organisatie waarin zowel publieke als marktconforme activiteiten plaatsvinden. Aan een dergelijke organisatie worden eisen gesteld in het kader van de scheiding van Markt en Overheid. Voor de rol van de overheid als toezichthouder is het essentieel dat er sprake is van transparante (financiële) relaties tussen de samenstellende delen van Sanquin. Ter bevordering van de transparantie biedt de Wet inzake bloedvoorziening in artikel 7, tweede lid, en 8, eerste lid, de mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de inrichting van de begroting en de jaarrekening.

In het kader van de scheiding van Markt en Overheid-activiteiten moet Sanquin voldoen aan de gedragsregels voor OEM’s (Organisaties met Exclusieve of bijzondere Marktrechten) zoals die zijn weergegeven in het eindrapport van de Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteitwerkgroep ’Markt en Overheid’ (’rapport Cohen’). Dit betekent onder andere dat er geen onevenredige bevoordeling mag plaatsvinden van de marktactiviteiten vanuit de publieke activiteiten, de concurrentiepositie voor de marktactiviteiten moet zoveel mogelijk gelijk gesteld worden aan die van andere marktpartijen. Met betrekking tot dit onderwerp geldt ook dat belanghebbenden, die zich benadeeld voelen door de exclusieve marktrechten welke Sanquin bezit, dit aanhangig kunnen maken bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit. In relatie tot het gestelde in het rapport ’Markt en Overheid’ zijn in de bijlage bij deze ministeriële regeling een aantal bepalingen opgenomen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Bijlage bij de Regeling inrichting begroting en jaarrekening Sanquin

Hoofdstuk 1 Regels ten aanzien van de begroting

Paragraaf 1 Reactietermijn Minister

De beslistermijnen neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht worden gehanteerd (art. 4:13 en 4:14 Awb).

Paragraaf 2 Indeling begroting

1. In de begroting t+1 dienen de begroting van het jaar t en de realisatiecijfers van het jaar t-1 te zijn opgenomen.

2. De begroting t+1 en de realisatiecijfers t-1 dienen opgebouwd te zijn uit dezelfde posten als de begroting t.

3. In de begroting dient inzicht gegeven te worden in de lasten, baten en liquiditeitbehoefte van de divisie CLB, de bloedbankdivisies en het centraal bureau afzonderlijk.

4. Verschillen tussen de begroting t+1 en de begroting t dienen per begrotingspost te worden toegelicht.

5. Specifiek worden voor de bloedbankdivisies maatregelen ter bevordering van de kwaliteit en/of veiligheid en de kostenverhogingen die daarmee verband houden aangegeven. Hierbij dient een onderbouwing van de kostenverhoging te worden gevoegd.

Paragraaf 3 Toelichting afzetgegevens

1. In de begroting wordt de verwachte afzet van de bloedbankdivisies aangegeven, gespecificeerd per productgroep. Hierbij dient een toelichting te worden gegeven, waarin onder andere inzicht wordt gegeven in de bij de bepaling van de omvang van de verwachte afzet gehanteerde uitgangspunten.

2. Per productgroep dienen ramingsverschillen van de afzet ten opzichte van het jaar t te worden toegelicht.

Paragraaf 4 Personeelskosten

Bij de personeelskosten dienen de totale loonsom en het aantal fte’s per bloedbankdivisie en van het centraal bureau vermeld te worden.

Paragraaf 5 Prijsvaststelling

Voor de afzet van de bloedbankdivisies geldt dat de uit de begroting voortvloeiende prijzen gespecificeerd dienen te worden per productgroep. Met de goedkeuring van de begroting worden de prijzen vastgesteld van de cellulaire bloedproducten, deze staan daarmee vast voor het jaar t+1.

Paragraaf 6 Kostprijsberekening

Bij de prijsstelling van producten en diensten alsmede de interne verrekenprijzen dient een kostprijsberekening bekend te zijn.

Paragraaf 7 Administratieve Organisatie

De Administratieve Organisatie dient schriftelijk te zijn vastgelegd.

Paragraaf 8 Resultaat

1. Vanaf het begrotingsjaar 2001 zal het resultaat van de bloedbankdivisies van het jaar t-1 betrokken worden bij de begroting van het jaar t+1.

2. Indien noodzakelijk kan in de begroting van de bloedbankdivisies rekening worden gehouden met een reservevorming ten behoeve van een verbetering van de solvabiliteit. De noodzaak hiertoe dient te worden toegelicht.

Paragraaf 9 Prognose

Bij de begroting t+1 wordt een prognose van de baten en lasten voor het jaar t verstrekt, met dezelfde indeling als de begroting. Voor de bloedbankdivisies dienen per begrotingspost de significante afwijkingen van de begroting te worden toegelicht. De toelichting dient te worden voorzien van afzetgegevens.

Paragraaf 10 Huisvestingskosten

1. De huisvestingskosten worden getoetst aan de hand van een jaarlijks door Sanquin op te stellen en bij de begroting te voegen middellange termijn huisvestingsplan (huisvestingsplan) voor de jaren t+1 tot en met t+5.

2. De Minister vraagt over het huisvestingsplan advies aan het College voor ziekenhuisvoorzieningen.

3. Het huisvestingsplan dient ten opzichte van jaar t inzicht te geven in de voorgenomen toekomstige huisvesting.

4. Bij het opstellen van het huisvestingsplan dient uitgegaan te worden van de afzonderlijke huisvestingsinitiatieven per divisie uitgezet in de tijd. Na het gereedkomen van deze nieuw- verbouwinitiatieven dan wel na het aangaan van huurovereenkomsten dient voor de betreffende divisie het spreidingsplan ruimtelijk te zijn geïmplementeerd.

5. De in het huisvestingsplan vermelde bedragen en de daaraan gerelateerde investeringen zijn voor het jaar t+1, voor zover deze geen betrekking hebben op de exploitatiegevolgen voortvloeiende uit ver/nieuwbouw en huursituaties ten behoeve van de bloedbankdivisies, definitief en voor de jaren t+2 tot en met t+5 indicatief.

6. Voor de donorcentra en hoofdvestigingen dient inzicht te worden verschaft inzake de financiële gevolgen voortvloeiende uit huurstijgingen, wijzingen in gehuurde objecten, afschrijvingen van in eigendom zijnde gebouwen, afschrijvingen van investeringen in gehuurde gebouwen, te realiseren nieuwbouwinitiatieven en het vervreemden van gebouwen in eigendom.

7. Bij het huisvestingsplan dient een overzicht te worden gevoegd van in gebruik zijnde dan wel in jaar t+1 in gebruik te nemen vaste afnameposten.

8. Tot daadwerkelijke start van de in het huisvestingsplan opgenomen bouwinitiatieven kan worden overgegaan nadat de Minister, op basis van het definitief ontwerp van deze plannen, een uitspraak heeft gedaan over de aanvaardbare hoogte van de uit die initiatieven voortvloeiende exploitatiegevolgen. Vanaf het moment van ingebruikname van de betreffende bouw worden deze exploitatiegevolgen in de begroting opgenomen.

9. Voor een bouwinitiatief dat in jaar t+1 in gebruik kan worden genomen en waarvoor door de Minister nog geen uitspraak is gedaan over de aanvaardbaarheid van de exploitatiegevolgen, zal in de begroting van jaar t+1 een tijdelijke toeslag, gebaseerd op de ter zake in het huisvestingsplan gereserveerde exploitatiegevolgen, kunnen worden opgenomen. In jaar t+2 zal een verrekening van het verschil tussen de door de Minister vastgestelde exploitatiegevolgen en de geraamde tijdelijke toeslag plaatsvinden.

10. Indien in de huisvesting voor jaar t+1 ten behoeve van donorcentra wordt voorzien door middel van huur, al dan niet gepaard gaande met aanpassingen, dient voor wat betreft de maximaal te huren oppervlakte uitgegaan te worden van de m2 zoals opgenomen in het standaard programma van eisen voor donorcentra. Voor aanpassingen geldt een maximum te investeren bedrag van f 1.600,- per m2. Over de beoordelingstermijn in relatie tot de huuroptie zullen afspraken worden gemaakt.

11. Indien in de huisvesting in jaar t+1 ten behoeve van de hoofdvestigingen wordt voorzien door middel van huur, al dan niet gepaard gaande met aanpassingen, kan nadat de Minister zich heeft uitgesproken over de aanvaardbaarheid van de huursom tot het sluiten van de huurovereenkomst worden overgegaan. De aanvraag tot goedkeuring dient voorzien te zijn van ruimtelijke inrichtingstekeningen van het te huren object. Indien sprake is van het bouwkundig en technisch aanpassen van het te huren object dient tevens het definitief ontwerp van die aanpassingen bij de aanvraag tot goedkeuring te worden gevoegd.

12. Het vermelde omtrent het in de begroting opnemen van mutaties in de huisvestingskosten ten gevolge van bouw is overeenkomstig op huursituaties van toepassing.

13. Over de aanvaardbaarheid van de exploitatiegevolgen zal door de Minister, op basis van het definitief ontwerp en ingeval sprake is van huur het huurcontract voorzien van ruimtelijke inrichtingstekeningen en eventueel aangevuld met het definitief ontwerp van aanpassingen, advies worden gevraagd aan het College voor ziekenhuisvoorzieningen. De betreffende bescheiden dienen daartoe door Sanquin rechtstreeks bij het College voor ziekenhuisvoorzieningen te worden ingediend. Het College voor ziekenhuisvoorzieningen adviseert de Minister binnen vier maanden na ontvangst van bedoelde bescheiden. Tijdens de beoordelingsperiode kan overleg plaatsvinden. Op verzoek van één der partijen bij dat overleg zal het departement aan het overleg deelnemen.

14. De in de begroting opgenomen en niet aan de donorcentra, hoofdvestigingen, afnameposten en het Centraal Bureau toe te rekenen huisvestingskosten dienen gedekt te worden uit de baten van activiteiten van de divisie CLB.

Paragraaf 11 Saneringskosten

Over eventuele financiële saneringsgevolgen voortvloeiende uit de implementatie van het spreidingsplan zal door de Minister advies gevraagd worden aan de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen. Ter voorkoming van niet acceptabele investeringskosten dient de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen in een vroegtijdig stadium van de planontwikkeling te worden ingeschakeld. De Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen zal ten aanzien van wat onder saneringskosten wordt verstaan het Besluit financiering sanering ziekenhuisvoorzieningen (besluit gebaseerd op artikel 18b, tweede lid, en artikel 28 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen) analoog toepassen.

Paragraaf 12 Rekenregels

1. Loonbijstellling

Voor de loonbijstelling in de begroting t+1 mag voor de bloedbanken en het centraal bureau maximaal worden opgenomen de bijstelling volgens de OVA jaar t. Ter correctie van het verschil in jaar t waar gerekend is met de OVA t-1 wordt het verschil (OVA t minus OVA t-1), indien dit verschil groter is dan 0,5 % van de loonsom, in de begroting t+1 meegenomen.

2. Prijsbijstelling

Voor bijstelling van prijsgevoelige posten mag maximaal het indexcijfer voor de prijsmutatie van de particuliere consumptie voor t+1 uit de MEV (Macro-Economische verkenning) van het jaar t worden gehanteerd.

3. Afschrijvingen

Voor afschrijvingen dient uitgegaan te worden van normen zoals die in het maatschappelijk verkeer voor de betreffende bedrijfstakken gelden.

4. Kostentoerekening

De kosten van het centraal bureau dienen toegerekend te worden aan de divisies van het CLB en de bloedbankdivisies. De toerekening moet gebaseerd zijn op een onderbouwde rekenregel.

5. Huisvestingskosten

De wijze waarop de bouwbehoefte dient te worden bepaald is aangegeven in annex I. De resultaten van de inventarisatie van de bouwbehoefte dienen gespecificeerd naar de diverse aandachtsgebieden als bijlage bij het huisvestingsplan te worden gevoegd. Ter bepaling van de ruimtelijke behoefte ingeval van nieuw- en verbouw dan wel huur eventueel in combinatie met aanpassingen van donorcentra en hoofdvestigingen dient uitgegaan te worden van een standaard programma van eisen. Voor het te hanteren standaard programma van eisen wordt verwezen naar annex II.

Voor investeringen in terreinen en gebouwen dient rekening te worden gehouden met de jaarlijks door de minister vast te stellen maximaal aanvaardbare investeringskosten per m2 ten behoeve donorcentra en hoofdvestigingen.

Voor de verrekening van opgetreden loon- en prijsstijgingen liggende tussen het prijspeil van de goedgekeurde investeringsraming en het prijspeil van de opdrachten zijn maximaal de prijsbijstellingen aanvaardbaar berekend op basis van de bouwkosten indexcijfers voor de gezondheidszorg (Bouwkostennota College voor ziekenhuisvoorzieningen).

Voor jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen ten behoeve van de bloedbankdivisies kan bij de begrotingsopstelling rekening worden gehouden met een jaarlijks door de minister vast te stellen investeringsbedrag per m2. Indien sprake is van huursituaties waarbij de financiële gevolgen van jaarlijkse instandhoudinginvesteringen zijn opgenomen in de huur blijft de vergoeding achterwege.

Voor de verkoop van onroerende zaken is de inschakeling van de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen noodzakelijk. Financiële consequenties voortvloeiende uit de verkoop van onroerende zaken worden betrokken bij de begrotingsbeoordeling en goedkeuring. Het door de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen akkoord bevonden transactie resultaat is daarbij uitgangspunt.

6. Marktactiviteiten

Vanwege de in deze regeling opgenomen bepalingen verband houdende met de scheiding tussen markt- en overheidsactiviteiten wordt de begroting voor het deel dat betrekking heeft op het CLB niet per post getoetst. De ter zake in de begroting van het jaar t+1 geraamde exploitatiegevolgen ten behoeve van marktactiviteiten dienen gedekt te zijn door baten. Indien een nadelig exploitatieresultaat wordt begroot dient dit te worden toegelicht.

Paragraaf 13 Overgangsregeling

Afwijkingen ten opzichte van ingediende aanvragen met betrekking tot de afwikkeling van financiële gevolgen uit de budgettaire periode, zoals die onder de Wet tarieven gezondheidszorg voor de bloedbanken gold, dienen, indien deze ten tijde van de indiening van de begroting bekend zijn, in de begroting te worden verwerkt.

Hoofdstuk 2 Regels ten aanzien van de jaarrekening t-1

Paragraaf 1 Accountantscontrole

Op de jaarrekening en het jaarverslag van Sanquin zijn bepalingen omtrent jaarrekening en jaarverslag uit het Burgerlijk wetboek, Boek 2, Titel 9 van toepassing. Dit betekent dat deze o.a. zijn onderworpen aan een accountantscontrole. De informatie die wordt geleverd op basis van het gestelde in ’Paragraaf 3 Aanvullende informatie bij de jaarrekening t-1’ vergt een accountantscontrole.

Paragraaf 2 Afschrijvingen

Het gestelde onder hoofdstuk 1, paragraaf 12 Rekenregels met betrekking tot de afschrijving is overeenkomstig van toepassing.

Paragraaf 3 Aanvullende informatie bij de jaarrekening t-1

1. Buiten gebruikelijke toelichting dient een overzicht te worden verstrekt waarin de activa, passiva, baten, lasten, resultaat en liquiditeiten worden gesplitst naar de divisies CLB, bloedbankdivisies en het Centraal Bureau. De indeling in de onderscheiden posten dient gelijk te zijn aan de indeling die in de begroting is gehanteerd.

2. De posten voorzieningen en reserves dienen te worden gespecificeerd en toegelicht.

3. Bij de personeelskosten dienen de totale loonsom en het aantal fte’s per bloedbankdivisie en van het centraal bureau vermeld te worden.

4. Het exploitatieresultaat van de bloedbankdivisies moet worden toegelicht. Daarbij dienen de volume- en kwaliteitseffecten betrokken te worden.

Hoofdstuk 3 Samenwerkingsverbanden

Voornemens tot het aangaan van samenwerkingsverbanden zoals deelnemingen die consequenties kunnen hebben voor de activiteiten van de bloedbankdivisies of voor de balansverhoudingen dienen aan de Minister te worden voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Indiening van een jaarplan in maart

Uiterlijk op 15 maart van het jaar t verstrekt Sanquin een meerjarenraming met toelichting van de baten, lasten en afzetgegevens van de bloedbankdivisies voor de jaren t tot en met t+5.

Daarbij dient tevens de Minister geïnformeerd te worden over te verwachten omvangrijke kostenveranderingen voor de bloedbankdivisies in het jaar t+1 ten opzichte van het jaar t.

Annex I Bepaling bouwbehoefte (hoofdstuk 1, paragraaf 12, onderdeel 5)

Uitgangspunten op te stellen middellange termijn huisvestingsplan voor de jaren t+1 tot en met t+5

Als basis dient de bestaande huisvesting en de daaruit voortvloeiende kosten. Investeringsgevolgen c.q. huuraanpassingen daarop muteren. Huisvestingskosten inzake afname posten dienen in één totaal bedrag afzonderlijk in het huisvestingsplan te worden vermeld.

Op basis van een inventarisatie naar de bouwbehoefte c.q. huur worden het huisvestingsplan en de kosten gemuteerd. De geïnventariseerde bouwbehoefte zal worden getoetst aan beleidsvisie van de Minister. De bouwkundige en technische kwaliteit alsmede de uitgangspunten in het standaard programma van eisen en kwaliteitsaspecten met betrekking tot de verwerking van bloed dienen daarbij betrokken te worden. Kapitaalvernietiging dient vermeden te worden.

Inventarisatie bouwbehoefte:

Inventarisatie huidige situatie naar oppervlak, locaties functies, geheel of gedeeltelijke implementatie van het spreidingsplan, GMP eisen, eigendom of huur, boekwaarde, einde huurcontracten, huidige huisvestingslasten en staat van onderhoud van de gebouwen.

Toetsing inventarisatie aan het standaard programma van eisen zowel naar oppervlakte als functionaliteit.

Conclusies met betrekking tot de bestaande huisvesting: aanpassen eventueel in combinatie met uitbreidingsnieuwbouw of nieuwbouw uitwerken. Omvang van de in te vullen bouwbehoefte op basis van standaard programma van eisen vaststellen.

Omvang van de investeringskosten, huur, dan wel huur in combinatie met bouw vaststellen. De hoogte van de investeringskosten dient op basis van de door de Minister vastgestelde aanvaardbare investeringskosten per m2 te worden bepaald. PM posten in aanvaardbare kosten per initiatief invullen.

Investeringskosten uitdrukken in exploitatiegevolgen. Uitgangspunt daarbij zijn afschrijvingstermijnen zoals in het toetsingskader aangegeven.

Prioritering bouwbehoefte. Uitgangspunt dient daarbij in ieder geval te zijn dat de bouwbehoefte per verzorgingsgebied (divisie) gelijktijdig c.q. opeenvolgend wordt gerealiseerd, waardoor voor dat verzorgingsgebied de herstructurering op basis van het spreidingsplan is afgerond.

Het huisvestingsplan dient per jaar geactualiseerd te worden. Het eerst komende jaar op basis van uitgewerkte plannen. De investeringskosten en exploitatiegevolgen zijn ’definitief’. De volgende jaren op basis van de resultaten van de inventarisatie en zijn ’indicatief’.

Annex II Standaard programma van eisen (hoofdstuk 1, paragraaf 12, onderdeel 5)

Standaard programma van eisen Donorcentrum uitgedrukt in netto m2 bij 25.000 donaties

Inzameling

stcrt-1999-252-p16-SC21986-1.gifstcrt-1999-252-p16-SC21986-2.gif

a Indien donorcentrum geïntegreerd is in een hoofdvestiging vervallen deze ruimten.

b Indien donorcentrum geïntegreerd is in een hoofdvesting volstaat 10 m2.

c Indien donorcentrum geïntegreerd is in een hoofdvesting vervalt deze ruimte.

Standaard programma van eisen hoofdvestiging uitgedrukt in netto m2 bij 75.000 tot 100.000 donaties

stcrt-1999-252-p16-SC21986-3.gifstcrt-1999-252-p16-SC21986-4.gif

d Dit is een gemiddelde. De feitelijke ruimtebehoefte wordt per bouwplan onderbouwd door middel van een overzicht van de personeelsformatie van de betreffende divisie.

Specificatie investeringen terreinen en gebouwen (hoofdstuk 1, paragraaf 12, onderdeel 5)

Maximale investeringskosten per m2 gebouw (inclusief 17,5% omzetbelasting) prijspeil per 1 januari 1999 (exclusief grondkosten, inventaris en startkosten)

stcrt-1999-252-p16-SC21986-5.gif
Naar boven