Grafimedia

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST GRAFIMEDIA

AI Nr. 9308

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Grafische Bedrijfsfondsen namens het Koninklijk Verbond voor Grafische Ondernemingen, de Vereniging van Kleinere Grafische Ondernemingen, de Vereniging Zeefdruk en Sign Ondernemingen en de Nederlandse Dagbladpers als partijen te ener zijde mede namens FNV Kunsten Informatie en Media, de Dienstenbond CNV en De Unie als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluiten van 22 september 1997 (Stcrt. 1997, nr. 184), van 30 januari 1998 (Stcrt. 1998, nr. 23), van 20 maart 1998 (Stcrt. 1998, nr. 57), van 12 augustus 1998 (Stcrt. 1998, nr. 154) en van 20 september 1999 (Stcrt. 1999, 185) voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van artikel 12, lid 3, sub II, III en V van de bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia behorende statuten van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven en van artikel 2, lid 1 en 4 van het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst behorende reglement Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 januari 2001 artikel 12, lid 3, sub II, III en V van de bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia behorende statuten van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven en artikel 2, lid 1 en 4 van het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst behorende reglement van het Fonds Werktijdverkorting Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

BIJLAGE 5 STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 12, lid 3, sub II, III en V wordt gelezen als volgt:

  • „II. voor zover het betreft het Klein Formaat Offsetbedrijf:

    • a. werknemers, die geheel of in overwegende mate werkzaamheden verrichten in een tot de onderneming behorende winkel;

    • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • c. werknemers, werkzaam in klein formaat offsetinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander klein formaat offset werk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis" klein formaat offset-inrichtingen);

  • III. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

    • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • b. werknemers, werkzaam in zeefdrukinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

  • V. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

    • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

    • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

    • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia, b, en d tot en met g;

    • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn."

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Artikel 2, lid 1 wordt gelezen als volgt:

„Werknemers van 60 jaar en ouder hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in de tabellen I en II, recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag 10 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer (zgn. 10-jaarscriterium).

De onder de vorige volzin bedoelde werknemers, die in een leidinggevende of administratieve functie werkzaam zijn in het klein formaat offset bedrijf dan wel zeefdrukbedrijf, kunnen niet eerder vervroegd uittreden dan op 1 mei 2000. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van:

  • de beoordeling van het 10-jaarscriterium;

  • de beoordeling van perioden, waarbij een loondoorbetalingsverplichting door de werkgever tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid danwel een uitkering krachtens de ZW, WAO of in totaal 26 weken WW (dan wel een eventuele verlenging van die termijn), niet als onderbreking van de werkzaamheden worden aangemerkt."

Artikel 4 wordt gelezen als volgt:

„Werknemers van 58 jaar en ouder hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in tabel III, recht op vervroegd uittreden indien zij onmiddellijk daaraan voorafgaand 40 jaar resp. 35 jaar in ploegendienst werkzaam zijn geweest als werknemer.

Het gestelde in artikel 2, lid 1, tweede volzin is dienovereenkomstig van toepassing.

Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van de beoordeling van de hiervoor genoemde periode van 40 resp. 35 jaar."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000 en heeft geen terugwerkende kracht.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 28 december 1999

C. J. Meerhof.

Naar boven