Regeling vergoedingen RDR 2000

20 december 1999

Nr. RDR/491413.JZ

Rijksdienst voor Radiocommunicatie

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, vierde lid, 5 en 6 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

1. De vergoedingen voor de kosten van werkzaamheden of diensten met betrekking tot de navolgende categorieën en subcategorieën bedragen:

!!! na deze voorgaande tekst onder 1. volgen tabellen die als plaatjes zijn geplaatst, zie staatscourant 249, op pagina 16 !!!

2. De vergoeding voor de kosten van de werkzaamheden of diensten met betrekking tot het gebruik van frequentieruimte die niet valt onder één van de categorieën of subcategorieën genoemd in het eerste lid, wordt vastgesteld aan de hand van de kosten welke worden berekend op grond van de tarieven die zijn genoemd in bijlage II.

Artikel 2

1. In de vergoeding die per (sub)categorie in artikel 1 is vastgesteld voor het toezicht dan wel voor de uitvoering en het toezicht, is de jaarlijkse bijdrage als bedoeld in artikel 16.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet opgenomen en deze bestaat uit het bij onderstaande categorieën genoemde percentage van de hiervoor bedoelde vastgestelde vergoeding voor de betreffende (sub)categorie:

I. categorieën met betrekking tot het gebruik van frequentieruimte:

a. vaste verbindingen: 30 procent;

b. mobiele communicatie: 30 procent;

c. mobiele openbare telefonie en semafonie: 30 procent;

d. radiodeterminatie: 10 procent;

e. radiozendamateurs: 10 procent, en

f. omroep: 40 procent.

II. categorieën met betrekking tot randapparaten, radiozendapparaten en overige apparaten:

a. examens: geen;

b. afgifte verklaringen, keuringen en erkenningen: 5 procent;

c. randapparatuur: 5 procent.

2. De jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 16.1, vierde lid van de Telecommunicatiewet en de vergoeding voor de kosten van de werkzaamheden of diensten met betrekking tot het toezicht op het gebruik van frequentieruimte bedraagt voor:

a. het Ministerie van Defensie f 2.973.000;

b. de Luchtverkeersbeveiliging f 1.011.000;

c. het Korps Landelijke Politiediensten f 237.000, en

d. de Koninklijke KPN NV f 374.000.

Artikel 3

1. Een vergoeding voor de kosten van de klachtbehandeling als bedoeld in de Regeling storingsklachten kan in rekening worden gebracht aan de houder van het apparaat die de klacht heeft ingediend, indien uit het onderzoek is gebleken dat het apparaat van klager niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder a, b, c of d, van de Regeling storingsklachten.

2. De vergoeding dekt de werkelijk gemaakte kosten op basis van de in bijlage II genoemde tarieven.

Artikel 4

De vergoeding voor de kosten van de werkzaamheden of diensten die worden verricht in het kader van de opgedragen wettelijke taak en niet zijn genoemd in de voorgaande artikelen, wordt overeenkomstig de in bijlage II genoemde tarieven in rekening gebracht.

Artikel 5

Indien de verschuldigde vergoeding niet op eerste aanzegging wordt voldaan, zullen tevens f 28 administratiekosten in rekening worden gebracht.

Artikel 6

Het kostencalculatiemodel bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet wordt bekendgemaakt door middel van ter inzage legging ten kantore van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat te Groningen.

Artikel 7

Met ingang van 1 augustus 2000 wordt het bedrag genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel II.A.1, met f 5 verhoogd.

Artikel 8

Artikel 6 en Bijlage 2 van de Regeling storingsklachten vervallen.

Artikel 9

De Regeling vergoedingen RDR 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2000.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoedingen RDR 2000.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J.M. de Vries.

Bijlage I, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder I.A.4, kolom II

!!! Bijlage I is een plaatje, zie de gedrukte staatscourant 249 op pagina 16 !!!

Bijlage II, bedoeld in artikelen 1, tweede lid, 3, tweede lid, en 4

!!! Bijlage II is een plaatje, zie de gedrukte staatscourant 249 op pagina 16 !!!

*) Functionarissen boven schaal 10 komen niet in aanmerking voor een toeslag.

Omwille van de eenvoud is voor beide toeslagen een gemiddelde gebruikt. Voor onregelmatigheid is dat 30% en voor overwerk 50%. Bij onregelmatigheid is er rekening mee gehouden dat het salaris van schaal 7 de maximum berekeningsbasis is.

2. Tarieven dienstauto’s

- inspectie/toezicht: 24 gulden per uur (incl. apparatuur)

- opsporing: 57 gulden per uur (incl. apparatuur)

- Mobiele monitoring zonder professionele peiler: 122 gulden per uur (incl. apparatuur)

- Mobiele monitoring met professionele peiler: 292 gulden per uur (incl. apparatuur)

Toelichting

I. Algemeen

Met de onderhavige regeling worden de tarieven die door de Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) op grond van de Telecommunicatiewet en het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet in rekening gebracht kunnen worden, vastgesteld.

De vergoedingen dienen ter dekking van de kosten die verband houden met de aan de minister opgedragen uitvoeringstaak en de toezichthoudende taak. De uitvoeringstaak omvat onder meer de verlening van vergunningen, het keuren van radiozendapparaten en de afgifte van erkenningen en certificaten.

De tariefstructuur zoals die is ingezet vanaf de Regeling, houdende wijziging van de Regeling vergoedingen RDR 1999, is in de onderhavige regeling voortgezet. De regeling gaat derhalve uit van categorieën waarbinnen subcategorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten zijn ondergebracht. De gelijksoortigheid is bepaald aan de hand van de aard van de werkzaamheden of diensten.

Ten aanzien van categorieën zij opgemerkt dat deze verwoord zijn in het door KPMG Klynveld Accountants opgestelde kostencalculatiemodel, waarvan de toepassing op grond van artikel 3, eerste lid onder b van het Besluit tevens verplicht is voorgeschreven. Dit model ligt voor belanghebbenden ter inzage ten kantore van de RDR te Groningen, Emmasingel 1.

De meeste in de regeling opgenomen tarieven zijn ten opzichte van 1999 verlaagd met 4%. Ten aanzien van deze verlaging zij het volgende opgemerkt. In artikel 3, eerste lid, onder a, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet is bepaald dat de kosten worden geraamd voor het kalenderjaar waarvoor de vergoeding geldt. Nu in de afgelopen jaren de daadwerkelijk gemaakte kosten in de meeste categorieën lager zijn uitgevallen dan de geraamde kosten over diezelfde jaren, is het daaruit voortvloeiende overschot gedeeltelijk verdisconteerd in de tarieven voor 2000. Voorzover na deze tariefverlagingen nog overschotten resteren, worden deze verdisconteerd in de tarieven voor 2001.

Naast de hierboven genoemde tariefverlaging zijn enkele tarieven aangepast als gevolg van de voortdurende evaluatie van de tarieven. Voorts zijn enkele subcategorieën toe- of samengevoegd of in naam gewijzigd. Tenslotte zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd. In de artikelsgewijze toelichting zal meer in het bijzonder ingegaan worden op de wijzigingen ten opzichte van de Regeling vergoedingen RDR 1999.

De kosten van repressieve strafrechtelijke handhaving alsmede de kosten van bezwaar en beroep worden zonder uitzondering niet doorberekend.

Evenals in de jaren 1996 en 1997 is over 1998 aan de RDR een, in het kader van de controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Comptabiliteitswet, goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Dit impliceert onder meer dat de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede kapitaaluitgaven en -ontvangsten, tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begrotingswetten en met de andere van toepassing zijnde wettelijke regelingen. De jaarrekening 1998 is opgenomen in het jaarverslag 1999 van de RDR.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De voornaamste aanpassing binnen de categorie «Vaste verbindingen» (I.A) is te vinden in de subcategorie «Zendende satellietgrondstations» (I.A.1). Ten eerste is de verdeelsleutel ten aanzien van de vergoeding voor de uitvoering gewijzigd van «per zendinrichting» in «per vergunning». Aangezien het merendeel van de vergunningaanvragen betrekking heeft op meerdere radiozendapparaten leidt de wijziging in deze gevallen tot een verlaging van de totale verschuldigde vergoeding voor de uitvoering.

De verdeelsleutel ten aanzien van de kosten voor het toezicht is eveneens gewijzigd. Waar voorheen sprake was van een versleuteling over vier klassen is thans gekozen voor een versleuteling van de toezichtskosten over drie klassen. Deze wijziging is het gevolg van een aantal (technische) ontwikkelingen. Door de komst van «bandwith on demand», een toepassing waarbij op flexibele wijze meer bandbreedte door de operator aan een gebruiker wordt toegekend, en de «spread spectrum» techniek, een techniek waarbij met een relatief laag vermogen over een relatief groot deel van het frequentiespectrum volgens vaste codering het basisbandsignaal verspreid wordt, is het onderscheid maken in hoogte van toezichtskosten tussen de klasse tot 0,2 MHz en 0,2 tot 2 MHz niet langer opportuun. Tevens wordt 2 MHz in het algemeen gehanteerd als maximale bandbreedte voor zogenoemde «afhankelijke satellietgrondstations». Deze satellietgrondstations worden «gecontroleerd» door een centraal satellietgrondstation (HUB). De HUB’s hebben de mogelijkheid niet goed functionerende satellietgrondstations uit te schakelen.

Voorts is het tarief voor het toezicht aanzienlijk verlaagd ten opzichte van 1999. De verlaging houdt verband met de nieuwe toezichtsaanpak die gekozen is voor deze subcategorie. Deze aanpak is mogelijk nu bij de evaluatie van de tarieven voor de onderhavige subcategorie gebleken is dat als gevolg van de moderne technieken die gebruikt worden, de mate van toezicht verminderd kan worden. Overigens zij nadrukkelijk opgemerkt dat indien als gevolg van de verminderde mate van toezicht er meer storingen of overtredingen van de vigerende wet- en regelgeving plaatsvinden, dit aanleiding kan geven tot het naar rato van de noodzaak daartoe, de mate van toezicht en de daarbij gepaard gaande kosten, verhoogd worden.

Tenslotte is de in de Regeling vergoedingen RDR 1999 gehanteerde naam «Vaste satellietverbindingen (VSAT)» gewijzigd in «Zendende satellietgondstations». Dit laatste begrip sluit beter aan bij de praktijk. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de verschuldigde vergoedingen.

Voor wat betreft de subcategorie I.A.2. merk ik op dat hetgeen hierboven ten aanzien van het tarief voor de uitvoering en de hoogte van het tarief voor het toezicht is vermeld, eveneens opgeld doet.

De tarieven ten aanzien van de point-point verbindingen binnen de subcategorie I.A.4 zijn met vierendertig procent verlaagd ten opzichte van de voor deze subcategorie genoemde tarieven in de Regeling vergoedingen 1999. De verlaging houdt verband met het gegeven dat de kosten van de werkzaamheden op het gebied van toezicht ten aanzien van de onderhavige subcategorie niet recht evenredig toenemen met de toename van het aantal verbindingen.

Voor wat betreft de categorie «Mobiele communicatie» (I.B) zij opgemerkt dat de in de Regeling vergoedingen 1999 binnen voornoemde categorie voorkomende subcategorieën «Radiotelefonen 27 MHz ten behoeve van niet-ingezetenen», «Radiotelefonen 27 MHz internationaal beroepsgoederenvervoer» en «De-encryption of de-scramble-inrichting» in verband met het niet langer vergunningplichtig zijn van deze toepassingen, zijn komen te vervallen.

Daarnaast zijn enkele subcategorieën ten opzichte van de Regeling vergoedingen RDR 1999 samengevoegd. Voor samenvoeging is gekozen omdat de kosten van de werkzaamheden alsmede de verdeelsleutels tussen de subcategorieën gelijk zijn.

Binnen de categorie «Mobiele telefonie en semafonie» (I.C) zijn in de subcategorie I.C.2 «ATF-2» en «ATF-3» komen te vervallen als gevolg van het intrekken van de vergunningen voor deze toepassingen. Voorts is de subcategorie I.C.3 «Terrestial Flight Telephone System (TFTS)» toegevoegd. De subcategorie was voorheen te vinden in de categorie «Mobiele communicatie». De reden voor het overplaatsen van de subcategorie is gelegen in het feit dat TFTS een openbare telecommunicatiedienst is en de aard van de werkzaamheden of diensten gelijksoortig is aan de overige subcategorieën die binnen de categorie «Mobiele telefonie en semafonie» vallen. De tarieven in de voormelde categorie zijn in verband met de vereiste mate van kostendekking met gemiddeld 3,5% verhoogd.

In de categorie «Omroep» (I.F) zijn enkele wijzigingen ten opzichte van 1999 doorgevoerd. De voornaamste wijziging is te vinden in de subcategorie «Commercieel». Waar in 1999 sprake was van een versleuteling over de klassen «tot 5 kW» en «vanaf 5 kW» is thans gekozen voor een versleuteling van de kosten over vier klassen. Dit betekent een nadere nuancering in de kostenversleuteling, hetgeen leidt tot een rechtvaardigere verdeling.

Daarnaast is het tarief voor het toezicht in enkele gevallen verlaagd ten opzichte van 1999. De wijziging komt met name ten goede aan vergunninghouders met zenders met een laag vermogen en een relatief beperkt dekkingsgebied, dat wil zeggen de niet landelijke commerciële omroepen. Er zijn geen vergunninghouders die als gevolg van de wijziging hogere kosten aangerekend krijgen.

De tarieven voor de overige subcategorieën binnen de categorie «Omroep» (I.F) zijn met gemiddeld 1,9% verlaagd. Gelet op de noodzaak van volledige kostendekking is een verdergaande verlaging niet mogelijk.

Vanaf 1998 worden de kosten voor de werkzaamheden die de RDR verricht ten aanzien van randapparatuur bij de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken in rekening gebracht. De hoogte van de bijdrage per beheerder is vastgesteld op basis van de geraamde kosten en de aantallen toegekende nummers op een bepaalde peildatum. Deze peildatum is 1 november 1999. Doordat de kosten niet recht evenredig toenemen met het aantal toegekende nummers is het tarief in de categorie «Randapparaten» (II.C) voor 2000 verlaagd met 12,6% naar 7,1 cent.

Het tweede lid van artikel 1 komt overeen met artikel 1, tweede lid, van de Regeling vergoedingen RDR 1999. Het artikellid heeft betrekking heeft op kostenaanrekeningen die uit de aard niet zijn te categoriseren. Te denken valt aan bijvoorbeeld de kosten van werkzaamheden en diensten die voortvloeien uit bepaalde, voor korte duur uitgegeven, «experimenteervergunningen» die primair bedoeld zijn voor het experimenteren met (nieuwe soorten) radiotoepassingen. Daar vanwege de noviteit van de toepassingen de daarop betrekking hebbende werkzaamheden van de RDR niet te vatten zijn onder de bestaande subcategorieën, wordt door middel van het aantal bestede uren voor de werkzaamheden op basis van de in bijlage II opgenomen tabel de verschuldigde vergoeding berekend. Deze tabel is gebaseerd op de tarievenhandleiding van de Directie Accountancy Rijksoverheid. De voornoemde handleiding is opgenomen in het handboek Financiële Administratie Rijksoverheid (HAFIR, A.8.4).

Artikel 2

Dit artikel komt overeen met artikel 2 van de Regeling vergoedingen RDR 1999.

Artikel 3 en 8

Artikel 3 is grotendeels gelijk aan artikel 6 van de Regeling storingsklachten. Het overhevelen van dit artikel naar de onderhavige regeling is gelegen in het om redenen van overzichtelijkheid streven naar het vatten van alle door de RDR in rekening te brengen vergoedingen in één enkele regeling.

Door middel van het onderhavige artikel kunnen de gemaakte kosten voor werkzaamheden in rekening worden gebracht bij degene die de klacht bij de RDR heeft ingediend indien uit onderzoek blijkt dat het apparaat van de klager niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder a, b, c en d, van de Regeling storingsklachten. Hierin is onder meer bepaald dat het apparaat aan de beschermingseisen voldoet, geen constructiefouten of andere gebreken vertoont en het gebruik in overeenstemming is met de gebruiksaanwijzing en de bij of krachtens de Telecommunicatiewet gestelde regels.

Het in artikel 6 van de Regeling storingsklachten voorkomende onderdeel b van het eerste lid, is komen te vervallen. Dit houdt verband met het bepaalde in artikel 16.1 van de Telecommunicatiewet. Dit artikel bepaalt dat kosten in rekening gebracht kunnen worden van werkzaamheden of diensten die ten behoeve van iemand gepleegd zijn. Het betreffende onderdeel sloot hier niet op aan.

Van de mogelijkheid om kosten in rekening te brengen wordt vooraf aan de klager mededeling gedaan, opdat hij zelf kan beoordelen of hij een voortzetting van de behandeling van de klacht nog wenselijk acht.

Artikelen 4 tot en met 7

Deze artikelen komen overeen met de artikelen 3 tot en met 5 en 10 van de Regeling vergoedingen RDR 1999.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries.

Naar boven