Wijziging regeling dierlijke EG-premies

21 december 1999

Nr. TRCJZ/1999/13152

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de hoofdstukken I en II van verordening (EG) nr. 2467/98 van de Raad van 3 november 1998 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PbEG L 312);

Gelet op hoofdstuk 1 van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160) en verordening (EG) nr. 2342/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot de premieregelingen (PbEG L 281);

Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling dierlijke EG-premies1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. De begripsbepaling ‘verordening 3013/89’ en de daarbij behorende tekst wordt vervangen door:

verordening 2467/98: verordening (EG) nr 2467/98 van de Raad van 3 november 1998 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees(PbEG L 312);.

b. In de tekst behorende bij de begripsbepaling ‘verordening 3567/92’ wordt ‘Verordening (EEG) nr. 3013/89’ vervangen door: verordening 2467/98.

c. De begripsbepaling ‘verordening 805/68’ en de daarbij behorende tekst wordt vervangen door:

verordening 1254/1999: verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160);.

d. De begripsbepaling ‘verordening 3886/92’ en de daarbij behorende tekst wordt vervangen door:

verordening 2342/1999: verordening (EG) nr. 2342/1999 van de Commissie van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot de premieregelingen (PbEG L 281);.

e. Na de begripsbepaling ‘verordening 2342/1999’ en de daarbij behorende tekst wordt ingevoegd:

verordening 820/97: verordening 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117);.

f. In de bij de begripsbepaling ‘dieren’ behorende tekst, wordt na ‘ooien’ ingevoegd: , koeien , vaarzen.

g. In de bij de begripsbepaling ‘runderen’ behorende tekst, wordt voor ‘zoogkoeien’ ingevoegd: koeien, vaarzen,.

h. Na de begripsbepaling ‘ooi’ en de daarbij behorende tekst, wordt ingevoegd:

koe: vrouwelijk rund van ten minste acht maanden, dat heeft gekalfd;

vaars: vrouwelijk rund van ten minste acht maanden, dat nog niet heeft gekalfd;

zoogkoe-vaars: vrouwelijk rund van ten minste acht maanden, dat nog niet heeft gekalfd en dat behoort tot een vleesras of is voortgekomen uit een kruising met een dergelijk ras en dat deel uitmaakt van een bestand dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie;.

i. De begripsbepaling ‘GVE’ en de behorende tekst, wordt vervangen door:

GVE grootvee-eenheden welke worden berekend door omrekening aan de hand van de tabel in bijlage III van verordening 1254/1999 van de aantallen mannelijke runderen, zoogkoeien, of schapen waarvoor premieaanvragen door LASER zijn ontvangen, alsmede het aantal melkkoeien dat nodig is voor de productie van de aan de producent toegekende referentiehoeveelheid melk en welk aantal wordt berekend overeenkomstig de in bijlage II van verordening 2342/1999 vermelde gemiddelde melkproductie dan wel de gemiddelde melkproduktie van het bedrijf van de producent over 365 dagen van het statistisch jaar van de melkcontrole voorafgaand aan het jaar waarin de premie wordt aangevraagd, zoals gecertificeerd door een organisatie welke is erkend op grond van artikel 3 van het Fokkerijbesluit;.

j. De begripsbepaling ‘voederareaal’ en de daarbij behorende tekst, wordt vervangen door:

voederareaal: oppervlakte van het bedrijf welke gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zeven maanden beschikbaar is voor rundvee- en schapen- of geitenhouderij en dat wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, tweede lid, onder b, van verordening 1254/1999;.

k. Na de begripsbepaling ‘voederareaal’ en de daarbij behorende tekst, wordt ingevoegd:

grasland: weidegrond welke voor ten minste 50% uit grassen bestaat en welke bestemd is voor beweiding met dieren, of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren;.

l. Na de begripsbepaling ‘grasland’ en de daarbij behorende tekst, wordt ingevoegd;

veebezetting: het gemiddelde van de op het bedrijf over alle dagen van het kalenderjaar, naar evenredigheid van het aantal dagen dat een rund op het bedrijf is verbleven, berekende GVE, vermeerderd met het aantal GVE dat overeenkomt met het aantal ooien waarvoor in hetzelfde kalenderjaar een premieaanvraag is ingediend;.

m. De begripsbepaling ‘premierechten’ en de daarbij behorende tekst, wordt vervangen door:

premierechten: op basis van verordening 1254/1999, onderscheidenlijk verordening 2467/98, verstrekte rechten;.

n. De begripsbepaling ‘premie’ en de daarachter geplaatste tekst, wordt vervangen door:

premie: premie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 2467/98, dan wel premie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel premie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 1254/1999;.

o. Na de begripsbepaling ‘premie’ en de daarbij behorende tekst, wordt ingevoegd:

extensiveringsbedrag: bedrag als bedoeld in artikel 6.2b, dan wel bedrag als bedoeld in artikel 7.3b;

deelnamemelding: melding als bedoeld in artikel 34 van verordening 2342/1999;.

p. De begripsbepaling ‘nationale reserve’ en de daarbij behorende tekst, wordt vervangen door:

nationale reserve: reserve als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening 2467/98, onderscheidenlijk als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 1254/1999;.

q. De begripsbepaling ‘aanvullende nationale reserve’ en de daarbij behorende tekst vervalt.

r. Aan het slot van de, bij de begripsbepaling ‘aanhoudperiode’ behorende tekst, wordt toegevoegd:

- indien het runderen betreft waarvoor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, wordt aangevraagd: een aaneengesloten periode van ten minste twee maanden;.

s. In de bij de begripsbepaling ‘individuele referentiehoeveelheid’ behorende tekst, wordt ‘Beschikking Superheffing 1993’ vervangen door: Regeling superheffing 1993.

t. In de bij de begripsbepaling ‘heffingsperiode’ behorende tekst, wordt ‘1 april’ vervangen door: 31 maart.

u. Na de begripsbepaling ‘oormerk’ en de daarbij behorende tekst, wordt ingevoegd:

I & R -register: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 3, onder b, van verordening 820/97, dat wordt beheerd door de Gezondheidsdienst voor dieren te Deventer;

PVV-verordening: Verordening identificatie en registratie van runderen 1998 van het Produktschap voor Vee en Vlees (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 30 december 1997 nr. 75);.

2. Het vierde lid vervalt.

B

Artikel 2.3 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.3

1. Terzake van het gedurende de desbetreffende aanhoudperiode op hun bedrijf aanhouden van een zoogkoe, stier, os, onderscheidenlijk ooi, wordt jaarlijks op daartoe strekkende aanvraag, na afloop van het betrokken verkoopseizoen, overeenkomstig de bepalingen van deze regeling en de verordeningen 1254/1999, 2342/1999, 2467/98 en 2700/93 aan producenten premie verstrekt.

2. Terzake van het slachten of uitvoeren naar een derde land van een rund dat op de datum van de slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, blijkens de gegevens uit het I & R-register tenminste acht maanden oud is, wordt op daartoe strekkende aanvraag overeenkomstig de bepalingen van deze regeling en verordeningen 1254/1999 en 2342/1999 aan producenten premie verstrekt.

C

Na artikel 2.3 wordt in paragraaf 1 van hoofdstuk 2 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2.3a

1. De premie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, wordt niet verstrekt indien het bedrag per aanvraag niet meer bedraagt dan f 110,19

2. De premie, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, wordt niet verstrekt indien het totaalbedrag van de door de producent in het desbetreffende kalenderjaar aangevraagde premie, niet meer bedraagt dan f 110,19.

D

Artikel 2.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.4

Om voor premie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in aanmerking te komen:

a. dient de producent een premieaanvraag dieren in, die in één of meer door de minister vast te stellen aanvraagperioden per jaar door LASER moet zijn ontvangen.

b. kan per aanvraagperiode slechts eenmaal een aanvraag worden ingediend, welke ten minste betrekking heeft op tien ooien, onderscheidenlijk drie stieren, drie ossen of drie zoogkoeien.

E

Na artikel 2.4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2.4a

1. Om voor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, in aanmerking te komen dient de producent, onverminderd artikel 2.4b, een deelnamemelding in.

2. In de deelnamemelding verklaart de producent in ieder geval in aanmerking te willen komen voor premie, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, alsmede dat terzake van het slachten van op zijn bedrijf gehouden runderen in een in Nederland gelegen abattoir de aanvraag voor premie namens deze producent door het betrokken abattoir wordt ingediend.

3. Indien zich wijzigingen voordoen in de door de producent op de deelnamemelding vermelde gegevens stelt hij LASER daarvan in kennis door middel van een nieuwe deelnamemelding, welke moet zijn ontvangen binnen veertien dagen nadat de desbetreffende wijziging is opgetreden.

Artikel 2.4b

1. De producent kan een aanvraag voor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, uitsluitend indienen na ontvangst van diens deelnamemelding.

2. Aanvragen voor premie ter zake van het slachten van runderen in een in Nederland gelegen abattoir worden ingediend door melding van de slacht overeenkomstig de bepalingen van de PVV-verordening door het betrokken abattoir aan het I & R-register.

3. Aanvragen voor premie ter zake van het slachten van runderen in een buiten Nederland gelegen abattoir worden ingediend binnen zes maanden na de slachtdatum, doch uiterlijk op de laatste dag van februari van het volgende jaar, waarbij de in artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van verordening 2342/1999 bedoelde bewijsstukken worden overgelegd.

4. Aanvragen voor premie ter zake van de uitvoer van runderen naar een derde land worden ingediend binnen zes maanden na de datum waarop, blijkens de bij het Produktschap Vee en Vlees berustende gegevens met betrekking tot de exportrestitutie, het betrokken rund het grondgebied van de Gemeenschap heeft verlaten, doch uiterlijk op de laatste dag van februari van het volgende jaar.

F

In artikel 2.5, eerste lid, wordt ‘aanvraag of mededeling’ vervangen door: aanvraag, met uitzondering van een aanvraag voor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, ter zake van het slachten van runderen in een in Nederland gelegen abattoir, mededeling of deelnamemelding,.

G

Artikel 2.6 komt te luiden:

Artikel 2.6

1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.4, is niet ontvankelijk indien deze niet binnen de door de minister voor die aanvraag vastgestelde periode door LASER is ontvangen.

2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, is niet ontvankelijk indien deze niet binnen 25 dagen na de slacht van het betrokken rund door LASER is ontvangen.

3. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.4b, derde lid, onderscheidenlijk het vierde lid, alsmede een melding is niet ontvankelijk indien deze niet voor het uit de regeling voortvloeiende tijdstip, door LASER is ontvangen.

4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt slechts in behandeling genomen indien de in artikel 2.5, tweede lid, bedoelde bewijsstukken binnen de desbetreffende periode, dan wel uiterlijk op een nader door LASER vastgesteld tijdstip, door LASER zijn ontvangen.

Een aanvraag als bedoeld in het derde lid, onderscheidenlijk een melding wordt slechts in behandeling genomen indien de in artikel 2.5, tweede lid, bedoelde bewijsstukken uiterlijk op het uit de regeling voortvloeiende tijdstip, dan wel uiterlijk op een nader door LASER vastgesteld tijdstip, door LASER zijn ontvangen.

H

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1

Overeenkomstig verordening 1254/1999, verordening 2342/1999, verordening 2467/98 en verordening 3567/92 worden vanuit de nationale reserve specifieke premierechten toegekend aan producenten.

I

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4

De producent die op grond van de artikelen 3.2 of 3.3 aanspraak wenst te maken op toekenning van specifieke premierechten voor zoogkoeien, dient in een daartoe door de minister vastgestelde periode een aanvraag in bij LASER.

J

In artikel 4.1, tweede lid, wordt ‘artikel 4g, derde lid, van Verordening 805/68’ vervangen door: artikel 12, tweede lid, van verordening 1254/1999.

K

Na artikel 4.2 wordt in paragraaf 2 van hoofdstuk 4 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 4.2a

1. Om voor het extensiveringsbedrag in aanmerking te komen, vraagt de producent zulks aan in zijn aanvraag oppervlakten, onder opgave van de op zijn bedrijf in acht te nemen maximum veebezetting.

2. In de kalenderjaren 2000 en 2001 komt slechts in aanmerking voor het extensiveringsbedrag de producent die op zijn bedrijf blijkens het I & R-register een veebezetting aanhoudt die:

a. kleiner is dan 1,6 GVE per hectare, dan wel

b. gelijk is of groter is dan 1,6 GVE per hectare, doch niet meer dan 2 GVE per hectare

3. Met ingang van het kalenderjaar 2002 komt slechts in aanmerking voor het extensiveringsbedrag de producent die op zijn bedrijf blijkens het I & R-register een veebezetting aanhoudt die:

a. kleiner is dan 1,4 GVE per hectare, dan wel

b. gelijk is of groter is dan 1,4 GVE per hectare, doch niet meer dan 1,8 GVE per hectare.

Artikel 4.2b

1. De veebezetting waarop de aanvraag voor het extensiveringsbedrag betrekking heeft, kan worden gewijzigd tot het tijdstip waarop controle van het aantal dieren op het bedrijf heeft plaatsgevonden, dan wel van een voorgenomen controle melding aan de producent is gedaan.

2. De aanvraag voor het extensiveringsbedrag kan worden ingetrokken tot het tijdstip waarop controle van het aantal dieren op het bedrijf heeft plaatsgevonden, dan wel van een voorgenomen controle melding aan de producent is gedaan.

3. De producent doet van de wijziging, bedoeld in het eerste lid, of de intrekking, bedoeld in het tweede lid, melding aan LASER.

L

Na artikel 4.5 wordt een nieuw hoofdstuk 4A toegevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4A: Bepalingen met betrekking tot premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid.

Artikel 4.6

Premie wordt de producent slechts verstrekt ten behoeve van runderen die:

a. op zijn bedrijf, blijkens het I & R-register gedurende de aanhoudperiode zijn aangehouden;

b. blijkens het I & R-register binnen één maand na afloop van de in onderdeel a genoemde periode worden geslacht in een abattoir waarvan de houder overeenkomstig artikel 18 van de PVV-verordening een register bijhoudt, dan wel in een andere lidstaat worden geslacht of worden uitgevoerd naar een derde land, en

c. overeenkomstig de bepalingen gesteld bij en krachtens verordening 820/97 zijn geïdentificeerd en geregistreerd.

Artikel 4.7

1. De premie voor stieren of ossen bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 11, tweede lid, van verordening 1254/1999.

2. De premie, bedoeld in het eerste lid, wordt voor stieren of ossen die blijkens het I & R-register ten minste 15 maanden oud zijn, aangevuld met een bedrag dat wordt berekend door:

a. de gemiddelde slachtwaarde van in 1999 geslachte dieren in de categorie koeien en vaarzen, de categorie stieren en ossen, onderscheidenlijk de gemiddelde opbrengstwaarde in de categorie zoogkoeien, te berekenen;

b. deze waarden vervolgens uit te drukken in een factor waarin de waarde per categorie zich tot de waarden van de andere categorieën verhoudt, waarbij de laagste waarde wordt uitgedrukt in factor 1;

c. de in 2000 geslachte aantallen dieren van ten minste 15 maanden oud waarvoor slachtpremie is verstrekt in de categorieën koeien en vaarzen, stieren en ossen, onderscheidenlijk het aantal zoogkoeien dat overeenkomt met het maximum aantal premierechten overeenkomstig bijlage II van verordening 1254/1999, te vermenigvuldigen met de bij de onderscheiden categorieën behorende verhoudingsfactor, zoals vastgesteld op grond van onderdeel b;

d. het maximumbedrag van bijlage IV van verordening 1254/1999 te delen door de som van de op grond van onderdeel c berekende getallen;

e. het aldus berekende bedrag te vermenigvuldigen met de voor de categorie stieren en ossen, op grond van onderdeel b berekende verhoudingsfactor.

3. De premie voor vrouwelijke runderen bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 11, tweede lid, van verordening 1254/1999.

4. De premie als bedoeld in het derde lid wordt voor vrouwelijke runderen die blijkens het I & R-register ten minste 15 maanden oud zijn aangevuld met een bedrag dat wordt berekend door overeenkomstige toepassing van het tweede lid, onderdelen a tot en met e, met dien verstande dat voor de in onderdeel e bedoelde ‘categorie stieren en ossen’ wordt gelezen: categorie koeien en vaarzen.

Artikel 4.8

Geen premie wordt verstrekt voor runderen waarvan de geboortedatum, de datum van aanvoer op en afvoer van het bedrijf van de producent, of de datum van de slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een andere lidstaat of derde land, niet in het I & R-register zijn vermeld.

Artikel 4.9

1. Geen premie wordt verstrekt voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, krachtens de PVV-verordening, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I & R-register van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf of de datum van slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet is nagekomen.

2. De premie wordt verminderd met 25% voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, krachtens de PVV-verordening, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I & R-register van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf of de datum van slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet tijdig doch wel binnen 25 dagen nadat de betrokken gebeurtenis heeft plaatsgevonden, is nagekomen.

M

Na artikel 5.1 wordt in paragraaf 2 van hoofdstuk 5 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5.1a

De premie per ooi voor producenten van zware lammeren bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 5 van verordening 2467/98.

N

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel b komt te luiden:

b. het runderbestand op het bedrijf dat zij beheren zowel gebruiken voor het opfokken van kalveren voor de vleesproduktie als voor het leveren van melk of zuivelprodukten, en.

O

In artikel 6.2, eerste lid, worden onder verlettering van de onderdelen a tot en met d in c tot en met f de nieuwe onderdelen a en b ingevoegd, luidende:

a. voor niet meer zoogkoeien dan het aantal premierechten waarover de producent beschikt;

b. tot het voor het bedrijf van de producent geldende maximum veebezettingsgetal;.

P

Na artikel 6.2 worden in hoofdstuk 6 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 6.2a

1. De premie voor zoogkoeien bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 6, vierde lid, van verordening 1254/1999.

2. De premie als bedoeld in het eerste lid wordt aangevuld met 25% van het bedrag dat wordt berekend door overeenkomstige toepassing van artikel 4.7, tweede lid, de onderdelen a tot en met e, met dien verstande dat voor de in onderdeel e bedoelde ‘categorie stieren en ossen’ wordt gelezen het aantal zoogkoeien dat overeenkomt met het maximum aantal premierechten overeenkomstig bijlage II van verordening 1254/1999.

Artikel 6.2b

1. Het bedrag van de premie, bedoeld in artikel 6.2a, wordt verhoogd met een extensiveringsbedrag ten bedrage van:

a. f 145,44 voor de kalenderjaren 2000 en 2001 indien de veebezetting lager is dan 1,6 GVE per ha en f 72,72 indien de veebezetting ten minste 1.6 GVE per ha bedraagt, doch minder dan 2,0 GVE per ha en zulks ook overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent is opgegeven;

b. f 176,30 voor het kalenderjaar 2002 en de daaropvolgende kalenderjaren indien de veebezetting lager is dan 1,4 GVE per ha en f 88,15 indien de veebezetting ten minste 1,4 GVE per ha bedraagt, doch minder dan 1,8 GVE per ha en zulks ook overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent is opgegeven.

2. De verhoging wordt niet verstrekt indien:

a. de aanvraag daartoe niet overeenkomstig artikel 4.2a is ingediend, in voorkomend geval gewijzigd overeenkomstig artikel 4.2b, dan wel is ingetrokken;

b. de veebezetting hoger is dan de, overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent opgegeven veebezetting;

c. op enig tijdstip in het betrokken kalenderjaar het aantal op het bedrijf van de producent aanwezige GVE groter is dan 120% van de door de betrokken producent overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b opgegeven veebezetting.

Q

In artikel 7.1, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met d in b tot en met e een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:

a. tot het voor het bedrijf van de producent geldende maximum veebezettingsgetal, en.

R

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

In dit artikel wordt ‘verordening 3886/92’ vervangen door verordening 2342/1999.

S

Na artikel 7.3 worden in hoofdstuk 7 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 7.3a

De premie per stier of os bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 4, zevende lid van verordening 1254/1999.

Artikel 7.3b

1. Het bedrag van de premie, als bedoeld in artikel 7.3a, wordt verhoogd met een extensiveringsbedrag ten bedrage van:

a. f 145,44 voor de kalenderjaren 2000 en 2001 indien de veebezetting lager is dan 1,6 GVE per ha en f 72,72 indien de veebezetting ten minste 1.6 GVE per ha bedraagt, doch minder dan 2,0 GVE per ha en zulks ook overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent is opgegeven;

b. f 176,30 voor het kalenderjaar 2002 en de daaropvolgende kalenderjaren indien de veebezetting lager is dan 1,4 GVE per ha en f 88,15 indien de veebezetting ten minste 1,4 GVE per ha bedraagt, doch minder dan 1,8 GVE per ha en zulks ook overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent is opgegeven.

2. De verhoging wordt niet verstrekt indien:

a. de aanvraag daartoe niet overeenkomstig artikel 4.2a is ingediend, in voorkomend geval gewijzigd overeenkomstig artikel 4.2b, dan wel is ingetrokken;

b. de veebezetting hoger is dan de overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b door de producent opgegeven veebezetting;

c. op enig tijdstip in het betrokken kalenderjaar het aantal op het bedrijf van de producent aanwezige GVE groter is dan 120% van de door de producent overeenkomstig de artikelen 4.2a en 4.2b opgegeven veebezetting.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
voor deze,
De secretaris-generaal van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
T.H.J. Joustra.

1 Stcrt. 80, 1996, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 december 1998 (Stcrt. 1998, 249).

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling, waarbij de Regeling dierlijke EG-premies wordt gewijzigd, vloeit voort uit het tijdens de Europese Raad van 24 en 25 maart 1999 bereikte akkoord in het kader van de hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, als belangrijk onderdeel van het zogenaamde Agenda 2000.

Omtrent de implementatie van dit onderdeel van Agenda 2000 heb ik bij brief van 3 december 1999 de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kennis gesteld. De onderhavige regeling geeft met name vorm aan onderdeel 3 van die brief en betreft aldus de introductie in de Regeling dierlijke EG-premies van een premie terzake van het slachten of uitvoeren naar een derde land van runderen alsmede de invulling en verdeling van de middelen uit de zogenoemde nationale enveloppe. Daarnaast wordt thans in de regeling voorzien in de mogelijkheid tot het op aanvraag verkrijgen van een toeslag op de premie voor het aanhouden van runderen op extensieve rundveehouderijbedrijven, welke toeslag voortvloeit uit artikel 13 van verordening 1254/1999, nader uitgewerkt in artikel 32 van verordening 2342/1999.

Overigens wordt opgemerkt dat de wijzigingen in de Regeling dierlijke EG-premies uiteraard slechts die onderdelen bevatten die niet reeds rechtstreeks en dwingend uit Europese regelgeving voortvloeien. Zo is immers het merendeel van de bepalingen uit Agenda 2000 ter zake van steun aan veehouders neergelegd in de verordeningen 1254/1999, 1255/1999 en 1259/1999.

De premie ter zake van het slachten of uitvoeren naar een derde land van runderen - hierna: de slachtpremie - wordt geregeld in het nieuwe hoofdstuk 4A van de Regeling dierlijke EG-premies. Krachtens artikel 11 van verordening 1254/1999 komen hiervoor slechts in aanmerking producenten die het geslachte dier - dat op het tijdstip van de slacht blijkens het Identificatie en Registratie-register dat wordt beheerd door de Gezondheidsdienst voor dieren te Deventer, tenminste acht maanden oud moet zijn - tenminste gedurende twee maanden op hun bedrijf hebben gehouden. Bovendien moet eveneens uit het I & R-register blijken dat het rund binnen een maand, nadat het van het bedrijf is afgevoerd, is geslacht of is uitgevoerd naar een derde land.

Alvorens in aanmerking te kunnen komen voor de slachtpremie dient de producent een deelnamemelding in bij LASER. In de deelnamemelding verklaart de producent onder andere dat hij voor de runderen die hij laat slachten of uitvoeren slachtpremie wenst te ontvangen. De deelnamemelding moet vóór of op de datum waarop hij voor het eerst een rund laat slachten in 2000 zijn ontvangen. De deelnamemelding, die zijn grondslag vindt in artikel 34 van verordening 2342/1999, strekt er primair toe duidelijkheid te verkrijgen omtrent de potentiële aanvragers van slachtpremie hetgeen de controleerbaarheid en beheersbaarheid van deze premie-mogelijkheid vergroot. De deelnamemelding dient overigens niet verward te worden met de aanvraag voor premie. Deze premie-aanvraag zal telkens ingediend moeten worden bij het slachten of uitvoeren van runderen. Deze aanvraag zal veelal betrekking hebben op meerdere runderen, aangezien in de praktijk vaak sprake is van groepsgewijze slacht of uitvoer van runderen.

De bepalingen omtrent de aanvraag voor slachtpremie variëren al naar gelang de runderen worden geslacht in Nederland, dan wel in een buiten Nederland gelegen abattoir, dan wel de runderen worden uitgevoerd.

Bij slacht in Nederland dient het desbetreffende abattoir, krachtens de Verordening identificatie en registratie van runderen 1998 van het Produktschap voor Vee en Vlees, aan het I&R-register melding te doen van de slacht van het rund, onder andere onder opgave van het I&R-nummer daarvan. Teneinde de administratieve lasten voor de betrokken producent zoveel mogelijk te beperken en het proces van aanvragen zo soepel mogelijk te laten verlopen, bepaalt de regeling in het nieuwe artikel 2.4b, tweede lid, dat de premie-aanvraag voor deze runderen wordt ingediend door het abattoir door middel van de melding aan het I&R-register. Het abattoir dient de premie-aanvraag in namens de betrokken producent, die op zijn beurt in zijn deelnamemelding het abattoir daartoe heeft gemachtigd. Door de koppeling van het I &R-register aan het door LASER beheerde systeem van bedrijfsregistratiegegevens wordt aldus eenvoudig voorzien in het aanvragen van premie. Artikel 35, tweede lid, van verordening 2342/1999 biedt hiertoe de mogelijkheid.

Voor runderen die in abattoirs buiten Nederland worden geslacht en voor runderen die worden uitgevoerd naar derde landen moet de aanvraag worden ingediend door middel van het daartoe door de minister vastgestelde en door LASER beschikbaar gestelde aanvraagformulier. Deze aanvraag moet worden ingediend binnen zes maanden nadat het rund in een buitenlands abattoir is geslacht, dan wel binnen zes maanden na de datum waarop het rund het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten. Bij de aanvraag voor slachtpremie bij uitvoer is bepaald dat de producent LASER voor het bewijs van uitvoer kan toestaan ten aanzien van het bij te voegen bewijsmateriaal, gebruik te maakten van de gegevens met betrekking tot die uitvoer, waarover hetde Produktschap pen Vee en, Vlees beschikt in verband met de verlening van en Eieren exportrestituties.

In de artikelen 14 tot en met 20 van verordening 1254/1999 is bepaald dat extra veebetalingen kunnen worden verricht aan producenten van mannelijke runderen, zoogkoeien, melkkoeien en vaarzen. In bijlage IV van deze verordening is vastgelegd dat Nederland voor het jaar 2000 een ‘nationale enveloppe’ wordt toegekend van f 18.5 miljoen. Zoals in de hiervoor genoemde brief van 3 december 1999 is opgenomen worden de betalingen uit de nationale enveloppe gedifferentieerd naar de slacht- of opbrengstwaarde van de runderen. Hiertoe is besloten aangezien de prijsverlagingen uit Agenda 2000 grotere gevolgen hebben voor runderen met een hoge slachtwaarde (bijvoorbeeld stieren) dan voor runderen met een lagere slachtwaarde (bijvoorbeeld melkkoeien). Het bedrag uit de nationale enveloppe voor de slacht van stieren, ossen, koeien en vaarzen van 15 maanden en ouder komt bovenop de slachtpremie. Het voor zoogkoeien bestemde bedrag is om uitvoeringstechnische redenen opgesplitst in een verhoging van de premie die zoogkoeien bij leven wordt toegekend en een additioneel bedrag op een verhoging van de slachtpremie voor vrouwelijke runderen.

De slachtpremie laat overigens onverlet de mogelijkheid tot het verkrijgen van premie bij leven van het desbetreffende rund. Indien de producent over premierechten beschikt voor zoogkoeien en ooien dan wordt op aanvraag voor daarvoor in aanmerking komende zoogkoeien en ooien een premie verstrekt. Voor zoogkoeien, stieren en ossen wordt tot het voor het bedrijf van de producent geldende veebezettingsgetal een premie verstrekt. Bedrijven die op een extensieve wijze worden geëxploiteerd komen in aanmerking voor een verhoging van respectievelijk de zoogkoepremie dan wel de speciale premie voor het aanhouden van zoogkoeien, respectievelijk stieren en ossen. Deze verhoging is voor de zoogkoeien geregeld in artikel 6.2b, voor stieren en ossen in artikel 7.3b van de regeling. Bij de berekening van de veebezetting wordt aan de hand van het I & R-register op alle dagen van het jaar de veebezetting bepaald.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

De begripsbepaling ‘dieren’ is uitgebreid. In verband met de slachtpremie zijn begripsbepalingen voor koe en vaars toegevoegd. Voor de bepaling van het extensiveringsbedrag zijn de begrippen veebezetting en grasland toegevoegd. Het begrip zoogkoe-vaars is opgenomen omdat ingevolge de EU-regelgeving 20% van het bestand dat voor zoogkoepremie wordt aangegeven, uit zoogkoe-vaarzen mag bestaan.

De begripsbepaling ‘GVE’ is aangepast aan de thans geldende EG-verordeningen. Nieuw zijn de begripsbepalingen deelnamemelding, I & R-register en PVV-verordening. Deze houden verband met de invoering van de slachtpremie voor volwassen runderen.

Artikel I, onderdeel B, C, D en F:

In artikel 2.3, tweede lid, wordt de slachtpremie geregeld. In de gewijzigde artikelen 2.4 tot en met 2.5 is vastgelegd op welke wijze de premie moet worden aangevraagd.

Verordening 1254/1999 biedt de lidstaat de mogelijkheid om de maximumgrens van 90 dieren per bedrijf te schrappen. Hiertoe is besloten omdat dit plafond wordt beschouwd als een beperkende factor voor de ontwikkeling op bedrijfsniveau. De slachtpremie wordt nader uitgewerkt in de artikelen 4.6 tot en met 4.9.

Artikel I, onderdeel H en II

Het nationale maximum aantal premierechten voor zoogkoeien is in bijlage II van verordening 1254/1999 per 1 januari 2000 voor Nederland bepaald op 63.236 rechten. Doordat de laatste jaren producenten van zoogkoeien gratis rechten konden verkrijgen uit deze reserve indien zij meer zoogkoeien aanhielden dan waarvoor zij over premierechten beschikten, is de nationale reserve nagenoeg uitgeput. Daarom is besloten om niet langer zoogkoepremierechten gratis ter beschikking te stellen.

In artikel 9, derde lid, van verordening 1254/1999 is bepaald dat de lidstaten hun nationale reserves gebruiken voor de toekenning van premierechten aan bepaalde categorieën producenten. Met de wijziging van artikel 3.4 wordt beoogd producenten die hebben geïnvesteerd in bedrijfsgebouwen of gronden ten behoeve van de zoogkoeienhouderij in aanmerking te brengen voor extra premierechten.

Artikel I, onderdeel L, bevat bepalingen met betrekking tot het aanvragen van een slachtpremie voor het slachten of het uitvoeren van dieren en de nationale enveloppe.

Artikel 4.9 voorziet in een nationaal sanctieregime voor de producent die niet binnen de bij of krachtens verordening 820/97 en de verordening Identificatie en registratie van runderen 1998 van het Produktschap Vee en Vleeshet Besluit Identificatie en registratie van dieren gestelde termijnen de geboorte-, aan- en afvoerdatum ofalsmede de slachtdatum of de datum van uitvoer aan het I en R-register heeft gemeld. Opgemerkt zij dat deze sanctie los staat van het reeds bestaande sanctieregime dat bij een niet correcte melding aan het I en R-register kan worden toegepast.

Artikel I, onderdeel N

In beginsel kunnen melkveehouders met een melkquotum tot 120.000 kg, indien zij zoogkoeien houden en over premierechten beschikken, zoogkoeienpremie aanvragen. Voor de Nederlandse situatie, met relatief grote melkquota, betekent dit dat in de praktijk weinig melkveehouders voor zoogkoeienpremie in aanmerking komen. Artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van verordening 1254/1999 biedt de lidstaat de mogelijkheid de 120.000 kg grens niet toe te passen. De 120.000 kg grens wordt beschouwd als een onnodige beperking voor melkveehouders en de toepassing ervan in praktijk is omslachtig. Daarom is besloten tot afschaffing van de 120.000 kg melkquotumgrens bij de vaststelling van de zoogkoeienpremie.

Artikel I, onderdeel P en R

In de artikelen 6.2a en 6.2b, respectievelijk 7.3a en 7.3b is bepaald dat de premie voor zoogkoeien, stieren en ossen kan worden verhoogd met het extensiveringsbedrag en met een extra betaling uit de nationale enveloppe. Omdat de prijsverlaging in het kader van Agenda 2000 meer gevolgen heeft voor runderen met een hoge productiewaarde dan voor runderen met een lage productiewaarde is besloten extra betalingen uit de nationale enveloppe toe te kennen als aanvulling op de slachtpremie en wel op basis van de relatieve productiewaarde van het soort rund.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

voor deze,

De secretaris-generaal van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

T.H.J. Joustra.

Naar boven