Mevrouw J.F. Snijder-Hazelhoff benoemd tot lid van de Tweede Kamer

Besluit van de voorzitter van het centraal stembureau ter benoeming van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, noodzakelijk geworden door het openvallen van een plaats in dat orgaan

De voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Gezien de bij hem op 30 november 1999 ingekomen brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 november 1999 houdende mededeling dat de heer J.J.C. Voorhoeve wonende te Noordwijk, ontslag neemt als lid van dat orgaan met ingang van 1 december 1999;

Overwegende:

dat blijkens het besluit van het centraal stembureau van 19 mei 1998, J.J.C. Voorhoeve was gekozen op stel gelijkluidende lijsten nr. 2 van lijstengroep nr. 3;

dat ingevolge artikel W 2 van de Kieswet de volgende kandidaten buiten de rekening worden gelaten op grond van de daarbij vermelde omstandigheden:

F. Bolkestein te Amsterdam en A. Jorritsma-Lebbink te Bolsward aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

E.G. Terpstra te ’s-Gravenhage, aangezien zij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

G. Zalm te ’s-Gravenhage, aangezien van hem een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

H.F. Dijkstal te Wassenaar, aangezien hij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

A.H. Korthals te Rotterdam en J.J. van Aartsen te ’s-Gravenhage, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

A.M. van Blerck-Woerdman te Tilburg, aangezien zij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

F.H.G. de Grave te Amsterdam en J.W. Remkes te Groningen, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

J.J.C. Voorhoeve te Noordwijk, aangezien het zijn vacature betreft;

J.F. Hoogervorst te ’s-Gravenhage, aangezien van hem een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

M. Patijn te ’s-Gravenhage, aangezien hij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

J.M. de Vries te ’s-Gravenhage en H.A.L. van Hoof te Alkmaar, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

W.C.G. Voûte-Droste te Aerdenhout, F.W. Weisglas te Rotterdam, P.J.L. Verbugt te Helden, C.G.A. Cornielje te Zwolle, B.M. de Vries te Almere, J. Rijpstra te Meppel, M.J. Essers te Apeldoorn, H.G.J. Kamp te Borculo, A.J. te Veldhuis te Middelburg, P.H. Hofstra te Paterswolde, W.I.I. van Beek te Maarheeze, P. Remak te Amsterdam, J.M. Geluk te Schuddebeurs, J.C. van Baalen te ’s-Gravenhage, J.H. Klein Molenkamp te Rhoon, E.L.P. Hessing te Voorburg, J.D. Blauw te Zeist, M. van den Doel te Ermelo, A. Nicolaï te Amsterdam, J.M.L. Niederer te Bergen op Zoom, G.J. Oplaat te Markelo, F.H.H. Wee-kers te Weert, F. Örgü te Schiedam, W.H.J. Passtoors te Leidschendam, O.P.G. Vos te Driehuis, R. Luchtenveld te Amersfoort, E. Meijer te Deventer, O. Cherribi te Amsterdam, aangezien zij reeds lid zijn van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

dat gelet op artikel W 1 van de Kieswet thans voor benoeming in aanmerking komt mevrouw J.F. Snijder-Hazelhoff wonende te Wagenborgen;

Verklaart dientengevolge mevrouw J.F. Snijder-Hazelhoff, wonende te Wagenborgen, benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.


’s-Gravenhage, 1 december 1999.
F.J.W.M. van Dooren, voorzitter.

Naar boven