Wijziging Regeling eisen eigenaar of houder van destructiemateriaal

4 november 1999

GZB-VVB 999483

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 12, derde lid, van de Destructiewet,

Besluit:

Artikel I

De Regeling eisen eigenaar of houder van destructiemateriaal1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

1. De aangifteplichtige draagt ervoor zorg dat:

a. kadavers van slachtdieren, met uitzondering van kalveren, en van voor de landbouwproductie gehouden dieren, beide tot een gewicht van 40 kg, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, worden bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10°C;

b. hoog-risico-materiaal als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c, d en e van de wet, met uitzondering van bloed, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10°C of een inwendige temperatuur van ten hoogste 15°C;

c. hoog-risico-materiaal als bedoeld in onderdeel b, voor zover het betreft bloed, tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald, wordt bewaard bij een inwendige temperatuur van ten hoogste 15°C;

2. Het eerste lid is niet van toepassing op hoog-risico-materiaal dat ontstaat op slachterijen, mits dit materiaal op dezelfde dag waarop het als zodanig is ontstaan, wordt opgehaald.

B

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

1. De eigenaar of houder van gevulde, ongereinigde maagdarmpakketten, alsmede delen daarvan of mengsels daarvan met ander laag-risico-materiaal draagt ervoor zorg dat dit materiaal wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10°C of bij een inwendige temperatuur van ten hoogste 15°C, tenzij het betreft materiaal dat binnen twaalf uren na ontstaan wordt vervoerd naar nertsvoederkeukens dan wel binnen twaalf uren na ontstaan wordt vervoerd naar een inrichting waar dit materiaal wordt gebruikt voor de bereiding van voeder voor gezelschapsdieren.

2. De eigenaar of houder van ander laag-risico-materiaal dan bedoeld in het eerste lid draagt ervoor zorg dit materiaal wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10°C, tenzij het betreft materiaal dat binnen twaalf uren na ontstaan wordt vervoerd naar een bedrijf of inrichting waar het materiaal wordt gekoeld, ingevroren, verwerkt, voorbewerkt of vervoederd.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laag-risico-materiaal dat op dezelfde dag waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan door de ondernemer wordt opgehaald.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers.

1 Stcrt. 1995, 77; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 10 mei 1999 (Stcrt.91).

Toelichting

Algemeen deel

Gelet op de toezeggingen van de toenmalige Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Hans Simons, aan de Tweede Kamer, worden temperatuureisen gesteld ten aanzien van het bewaren van hoog- en laag-risico-materiaal bij de aanbieder. Het is gebleken dat met name de verwerking van bedorven materiaal aanleiding geeft tot geuroverlast bij het destructiebedrijf. Vooral in de warme zomermaanden is er sprake van veel geurhinder, ondanks de vele maatregelen die de bedrijven voor hoog-risico-materiaal hebben getroffen om dit te voorkomen. Bederf kan worden tegengegaan door het materiaal snel op te halen en aansluitend te verwerken, hetzij door het materiaal direct na ontstaan te koelen. De stankoverlast bij het destructiebedrijf zal daardoor sterk gaan verminderen. De onderhavig regeling draagt eraan bij om de stankoverlast bij de destructiebedrijven volgens een meer bron-gerichte benadering te bestrijden.

Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de belanghebbende instanties, zoals de rijksoverheid, gemeenten, provincies als het bedrijfsleven heeft de bewaarcondities van zowel hoog- als laag-risico-materiaal doorgesproken en vastgesteld. Vervolgens is één en ander uitgebreid aan de orde geweest in de - inmiddels opgeheven - Destructieraad.

In de loop der tijd is de haalbaarheid van de conclusies van de werkgroep echter in het geding gekomen en zijn partijen afwijkende standpunten gaan innemen. Dit noodzaakte tot het doen van bepaalde keuzes. Alle betrokkenen hebben uiteindelijk hun reactie op de concept-regeling kunnen geven. Mocht evenwel blijken dat het beoogde effect bij de destructiebedrijven, te weten beperking van de geurhinder, niet wordt gehaald, dan kunnen de keuzes worden heroverwogen.

Koeling van het transport van hoog- en laag-risico-materiaal zal vooralsnog niet verplicht worden gesteld. Gebleken is dat de temperatuur van het destructiemateriaal tijdens het, in relatie tot de bewaarperiode, kort durende transport niet of nauwelijks verandert.

In de regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen bewaren bij een omgevingstemperatuur en bewaren bij een inwendige temperatuur. Met het begrip inwendige temperatuur wordt gedoeld op het actief koelen van het materiaal door het in een koelinstallatie te bewaren waar de inwendige temperatuur van het materiaal binnen een redelijke termijn, te denken valt aan 24 uur nadat het is ontstaan, wordt bereikt. De inwendige temperatuur is voorgeschreven voor materiaal met een hoge enzymatische activiteit, dat wil zeggen materiaal dat aan zeer snel bederf onderhevig is. Indien materiaal minder snel bederft is een omgevingstemperatuur voorgeschreven. Dan moet worden gedacht aan het bewaren van het materiaal in een koelbox of in een ton die in een gekoelde ruimte wordt geplaatst.

Er is gekozen voor een overgangstermijn in verband met de voor koeling vereiste investeringen. De voorschriften kunnen dan voor de zomerperiode van het jaar 2000 in werking treden.

Op dit moment zijn nog geen temperatuurvoorschriften ten aanzien van het bewaren van gespecificeerd hoog-risico-materiaal opgenomen in deze regeling. De verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal zullen een apart inzameltraject voor deze categorie destructiemateriaal gaan opzetten, omdat de verwerking van dit materiaal immers separaat van hoog-risico-materiaal geschiedt. Mettertijd zullen dan ook aan het bewaren van gespecificeerd hoog-risico-materiaal temperatuureisen worden gesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4a

Grote kadavers van slachtdieren en van voor de landbouwproductie gehouden dieren zijn weinig aan bederf onderhevig. Zij zijn namelijk door middel van de huid nog ’verpakt in de oorspronkelijke staat’. Daarnaast worden deze kadavers frequent door de destructorondernemer bij de veehouder opgehaald, namelijk uiterlijk op de eerste werkdag, zaterdagen uitgezonderd, volgende op de dag waarop dit materiaal is aangemeld. Koeling wordt daarom niet voorgeschreven.

Kleine kadavers van slachtdieren en van voor de landbouwproductie gehouden dieren, zoals gestorven lammeren, biggen en pluimvee worden door de veehouder bewaard in een ton, die in ieder geval eenmaal per week door de ondernemer wordt geleegd. Dit materiaal tot een gewicht van 40 kg dient gekoeld te worden bewaard. Kalveren worden van deze regeling uitgezonderd, omdat de zogenaamde nuchtere kalveren, pasgeboren kalveren die nog geen voeding hebben genoten, wel minder dan 40 kg kunnen wegen, maar te groot zijn om in een koelton te bewaren. Zij dienen op dezelfde wijze als kadavers van volwassen runderen, na melding uiterlijk de volgende werkdag te worden opgehaald. Bij de temperatuurvoorschriften opgenomen in onderdeel a moet tevens worden gedacht aan kleine kadavers op de slachterij tot een gewicht van 40 kg.

Bij de temperatuurvoorschriften gesteld in onderdeel b moet worden gedacht aan afgekeurde en bedorven karkassen en delen die niet ter keuring zijn aangeboden. Dit materiaal ontstaat zowel bij de slachterij als bij zelfslachtende slagers. Bloed is apart in onderdeel c opgenomen, omdat voor bloed slechts een inwendige temperatuur is voorgeschreven.

Bij pluimveeslachterijen is de praktijk met betrekking tot het ophalen van kleine kadavers ongeveer dezelfde als die bij het ophalen van grote kadavers op de boerderij. Het materiaal wordt dagelijks door de destructorondernemer opgehaald. Hier geldt net als bij grote kadavers dat het materiaal nog ’verpakt is in de oorspronkelijke staat’, waardoor het minder snel bederft. In het tweede lid is derhalve een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen voor dit materiaal, evenals voor ander hoog-risico-materiaal dat ontstaat op slachterijen indien en voorzover het ophalen uiterlijk op dezelfde dag als waarop het materiaal ontstaat plaatsvindt. Voor dit materiaal geldt dat de bewaartijd op de slachterij te kort is om een daadwerkelijk koeling van al het materiaal te bewerkstelligen. Koeling heeft generlei nut als dit betekent dat slechts de buitenste rand van de bulk materiaal enigszins afkoelt.

Artikel 7a

De enzymatische activiteit van het gevulde, niet-gereinigde maagdarmpakket geeft snel aanleiding tot geuroverlast. Mengsels waarin gevulde maagdarmpakketten aanwezig zijn, zullen aan dezelfde eisen moeten voldoen. Een uitzondering wordt gemaakt voor maagdarmpakketten en mengsels daarvan met ander laag-risico-materiaal, indien dit materiaal binnen twaalf uren na ontstaan een andere bestemming dan destructie krijgt en wordt afgeleverd aan nertsvoederkeukens ten behoeve van vervoedering aan edelpelsdieren of aan inrichtingen die het materiaal verwerken tot voeder voor gezelschapsdieren.

In het tweede lid is bepaald dat tenzij dit laag-risico-materiaal binnen twaalf uren wordt vervoerd naar een bedrijf of inrichting waar het materiaal wordt gekoeld, ingevroren, verwerkt of vervoederd, het moet worden bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10(C. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan broeiwaterlongen en poten en koppen van pluimvee.

Ook voor laag-risico-materiaal geldt dat koeling overbodig is wanneer het materiaal op dezelfde dag als waarop het materiaal ontstaat wordt opgehaald door het destructiebedrijf. Evenals bij hoog-risico-materiaal geldt dat de bewaartijd dan te kort is om een daadwerkelijk koeling van het materiaal te realiseren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven