Oplegging gedoogplicht

Beschikking ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht, houdende oplegging van de plicht tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van een drukrioleringssysteem, een hoofdwaterleiding en gasleiding in de gemeente Gorinchem.

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gezien het verzoek van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gorinchem mede namens NV Watermaatschappij Zuid-Holland Oost te Gouda en NV Eneco Energiebedrijf Merwede-streek te Dordrecht, daartoe door hen gemachtigd, van 23 december 1998, kenmerk 8903/Verkeer/Wegen, teneinde

A. ingevolge artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht te beslissen dat:

1. mevrouw Mens-Hoek, wonende te Gorinchem, rechthebbende op de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Gorinchem, sectie P, nummer 877,

met wie voor de aanleg en instandhouding van een drukrioleringssysteem, een hoofdwaterleiding en gasleiding in de gemeente Gorinchem, met bijbehorende werken geen overeenstemming is bereikt ter zake van het gebruik van deze onroerende zaak, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht is de aanleg en van die werken te gedogen overeenkomstig de stukken, welke ter inzage hebben gelegen ter secretarie van de gemeente Gorinchem;

Gezien de overgelegde stukken en de ingekomen ambtsberichten;

Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland gehoord;

Overwegende dat het openbaar belang van de werken van de gemeente Gorinchem en van NV Regionaal Energiebedrijf Dordrecht (nu NV Eneco Energiebedrijf Merwedestreek) is erkend bij de koninklijk besluiten van 6 maart 1967 nummer 15 en 9 juni 1987, nummer 9;

Overwegende dat bij besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 april 1997, nummer DWL 97094631, de NV Watermaatschappij Zuid-Holland Oost is aangewezen als rechtspersoon op wie het distributiegebied ’Zuid-Holland Oost’ voor wat betreft de drinkwatervoorziening is overgegaan;

Overwegende voorts dat de gemeente Gorinchem, mede namens NV Watermaatschappij Zuid-Holland Oost te Gouda en NV Eneco Energiebedrijf Merwedestreek te Dordrecht er niet in is geslaagd met de hierboven genoemde rechthebbende omtrent het gebruik van de onroerende zaak tot overeenstemming te geraken.

Uit het proces-verbaal van de ingevolge artikel 2, vierde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht in provinciehuis van de Zuid-Holland gehouden zitting blijkt dat bezwaren zijn ingediend, dan wel zijn verwoord door:

1. mevrouw P.P.M. Mens-Hoek, rechthebbende op de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Gorinchem, sectie P, nr. 877,

Door rechthebbende zijn samengevat de volgende bezwaren ingediend:

Uit de stukken die behoren bij de aanvraag kan worden afgeleid dat er geen overeenstemming kon worden bereikt vanwege de hoogte van de geboden vergoeding. Volgens rechthebbende is deze te laag omdat er sprake is van landbouwgrond en niet van grasland. Tijdens de zitting kwam naar voren dat het terrein onlangs is ingeplant met bomen en heesters; volgens rechthebbende moet ofwel de vergoeding hieraan gerelateerd worden, dan wel haar ter compensatie andere grond worden aangeboden.

Tijdens de zitting is voorts gebleken dat rechthebbende van oordeel is dat de gemeente Gorinchem de dijkverzwaringswerkzaamheden en de aanleg van de leidingen heeft gekoppeld; gelet hierop koppelt zij haar instemming met de zakelijk rechtovereenkomst aan de volgende zaken:

Rechthebbende stelt dat ten gevolge van de dijkverzwaring het onderhuis en garage (Waaldijk 23) onbereikbaar is geworden; Volgens mevrouw Mens-Hoek zou door het polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden zijn toegezegd de voortuin van Waaldijk 23 op te hogen, hetgeen niet is gebeurd.

Voorts wenst rechthebbende een bouwvergunning te krijgen voor de onroerende zaak Waaldijk 11, alsmede de instemming van het Polderdistrict terzake. In dit kader zou de leidingenstrook enigszins naar het noorden dienen te worden opgeschoven, althans dat het tracé de huidige middenspanningsleiding van Eneco volgt, daardoor worden volgens haar de bouwmogelijkheden op de onroerende zaak sectie P 170 en P 169 minder belemmerd.

Overwegende ten aanzien van de bezwaren:

Het bezwaar met betrekking tot de hoogte van de vergoeding is in wezen van financiële aard. Verschil van mening omtrent de hoogte van de door verzoekster om toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak.

Ten aanzien van de hoogte van de schade wordt opgemerkt dat voorzover als gevolg van de aanleg en instandhouding van het werk concrete schade blijkt, toekomstschade daarbij inbegrepen, ingevolge het bepaalde in de slotalinea van artikel 1 juncto artikel 14, eerste lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht van die schade vergoeding kan worden gevorderd. De rechtsvorderingen hieromtrent staan ter kennis van de burgerlijke rechter. De vaststelling van de hoogte van de eventueel uit te keren schadevergoeding dient daarmee in het kader van deze procedure buiten beschouwing te blijven.

Ten aanzien van de opmerkingen met betrekking tot het ophogen van de tuin en het verlenen van een bouwvergunning voor de onroerende zaak Waaldijk 11 wordt opgemerkt dat het hier gaat om kwesties tussen het Polderdistrict de Tieler- en Culemborgerwaarden en rechthebbende. Verzoekers om toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht staan hier buiten. Deze bezwaren missen in het kader van de besluitvorming ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht, relevantie.

Ten aanzien van het door rechthebbende gestelde inzake het verschuiven van het tracé in verband met toekomstige bebouwingsmogelijkheden wordt het volgende opgemerkt.

Het tracé van de leidingen loopt onderaan de voet van de Waaldijk, buiten de waterkering en bijbehorende veiligheidszone (keurzone) van het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden, nagenoeg parallel aan de dijk en ligt bij onroerende zaak P 877 tegen de grens van deze onroerende zaak aan. Door deze tracékeuze wordt de onroerende zaak van rechthebbende zo min mogelijk doorkruist. Het tracé valt grotendeels samen met het tracé van de oude waterleiding en het tracé van bestaande elektriciteitskabels. Tijdens de zitting stelde rechthebbende dat als gevolg van een lichte knik in het tracé, in zuidelijke richting op een derde van de onroerende P 877, toekomstige bouwmogelijkheden op de onroerende zaken P 169 en P 170 zouden worden beperkt. Uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan ’Waalwijk-Vuren’ en de bijbehorende voorschriften blijkt echter dat op de betreffende gronden uitsluitend, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Gelet op het vorenstaande kan worden gesteld dat het thans voorliggende tracé op dit moment geen concrete bouwbelangen van rechthebbende aantast. Mocht echter onverhoopt blijken dat als gevolg van de aanleg en instandhouding van het werk van een concrete schade blijkt - het niet (meer) kunnen realiseren van een gewenste uitbreiding van opstallen daarbij inbegrepen - kan, zoals reeds eerder opgemerkt, ingevolge het bepaalde in de slotalinea van artikel 1 juncto artikel 14, eerste lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, van die gebleken schade vergoeding worden gevorderd.

Overwegende dat het om technische redenen aangewezen is de werken met duurzame en tijdelijke gebruikmaking van de hiervoor vermelde onroerende zaak/zaken uit te voeren als is aangegeven op de stukken welke ter inzage hebben gelegen;

dat de belangen van rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen en in het gebruik van de onroerende zaak niet meer belemmering wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor de aanleg en instandhouding van de werken noodzakelijk is;

dat de rechtsvorderingen tot vergoeding van schade staan ter kennisneming van de rechter van het kanton, waarin de onroerende zaak is gelegen;

dat de wettelijke formaliteiten in acht zijn genomen;

Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht;

Besluit:

aan:

I. mevrouw Mens-Hoek, wonende te Gorinchem, rechthebbende op de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Gorinchem, sectie P, nummer 877 wordt, behoudens haar recht op schadevergoeding, de plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de onder in de aanhef van deze beschikking bedoelde werken;

II. deze beschikking wordt ingevolge artikel 8, tweede lid, van de aangehaalde wet op kosten van de gemeente Gorinchem (Postbus 108, 4200 AC Gorinchem ) bekend gemaakt in de Staatscourant.


De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
De Hoofdingenieur-Directeur,
namens deze,
het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,
Mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir.

Mededeling

Ingevolge artikel 4, van de Belemmeringenwet Privaatrecht (Stb. 1927, 159) kan een ieder, die enig recht heeft ten aanzien van de onroerende zaken waarop de onder I. gegeven gedoogplicht betrekking heeft, binnen een maand nadat een afschrift van deze beschikking ter gemeentesecretarie ter inzage is gelegd, aan het Gerechtshof binnen het gebied waar de onroerende zaken gelegen zijn vernietiging van die beslissing verzoeken.

Het met redenen omklede verzoekschrift moet worden ingediend door een procureur.

De ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht door het betreffende Gerechtshof te nemen beschikking wordt in de Staatscourant bekend gemaakt. Deze bekendmaking geschiedt blijkens artikel 8, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op kosten van de verzoeker tot vernietiging van de gedoogplichtbeschikking, behalve in het geval dat het Gerechtshof de gegeven ge-doogplichtbeslissing vernietigt.

Naar boven