Benoeming J.C. van Baalen tot lid Tweede Kamer

Besluit van de voorzitter van het centraal stembureau ter benoeming van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, noodzakelijk geworden door het openvallen van een plaats in dat orgaan

De voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Gezien de bij hem op 22 september 1999 ingekomen brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 september 1999 houdende mededeling dat F. Bolkestein, wonende te Amsterdam, ontslag neemt als lid van dat orgaan met ingang van 16 september 1999;

Overwegende:

dat blijkens het besluit van het centraal stembureau van 19 mei 1998, F. Bolkestein was gekozen op stel gelijkluidende lijsten nr. 2 van lijstengroep nr. 3;

dat ingevolge artikel W2 van de Kieswet de volgende kandidaten buiten de rekening worden gelaten op grond van de daarbij vermelde omstandigheden:

F. Bolkestein te Amsterdam, aangezien het zijn vacature betreft;

A. Jorritsma-Lebbink te Bolsward, aangezien van haar een schriftelijke verklaring is ontvangen dat zij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

E.G. Terpstra te ’s-Gravenhage, aangezien zij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

G. Zalm te ’s-Gravenhage, aangezien van hem een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

H.F. Dijkstal te Wassenaar, aangezien hij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

A.H. Korthals te Rotterdam en J.J. van Aartsen te ’s-Gravenhage, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

A.M. Blerck-Woerdman te Tilburg, aangezien zij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

F.H.G. de Grave te Amsterdam en J.W. Remkes te Groningen, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

J.J.C. Voorhoeve te Noordwijk, aangezien hij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

J.F. Hoogervorst te ’s-Gravenhage, aangezien van hem een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

M. Patijn te ’s-Gravenhage, aangezien hij reeds lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

J.M. de Vries te ’s-Gravenhage en H.A.L. van Hoof te Alkmaar, aangezien van hen een schriftelijke verklaring is ontvangen, dat zij niet voor benoeming in aanmerking wensen te komen;

W.C.G. Voûte-Droste te Aerdenhout, F.W. Weisglas te Rotterdam, P.J.L. Verbugt te Helden, C.G.A. Cornielje te Zwolle, B.M. de Vries te Almere,

J. Rijpstra te Meppel, M.J. Essers te Apeldoorn, H.G.J. Kamp te Borculo, A.J. te Veldhuis te Middelburg, P.H. Hofstra te Paterswolde, W.I.I. van Beek te Maarheeze, P. Remak te Amsterdam en J.M. Geluk te Schuddebeurs, aangezien zij reeds lid zijn van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

dat gelet op artikel W1 van de Kieswet thans voor benoeming in aanmerking komt J.C. van Baalen, wonende te ’s-Gravenhage;

Verklaart dientengevolge J.C. van Baalen, wonende te ’s-Gravenhage, benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.


’s-Gravenhage, 22 september 1999.
De voorzitter.

Naar boven