Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten 1999

3 september 1999

BZ/UK/99/48803

Directie Bijstandszaken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, van de Wet voorzieningen gehandicapten, 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies,

Besluit:

Artikel 1

Aan een gemeente, waar gehandicapten woonachtig zijn in een instelling, die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is toegelaten en is:

a. een instelling voor zwakzinnigen;

b. een psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische afdeling van een algemeen of academisch ziekenhuis;

c. een verpleeginrichting;

d. een instelling voor zorg voor blinden en slechtzienden;

e. een instelling voor zorg voor doven en slechthorenden;

f. het Dorp te Arnhem;

g. het Instituut voor Epilepsiebestrijding, omvattende de locaties Meer en Bos te Heemstede en De Cruquiushoeve te Vijfhuizen;

h. een instelling behorende tot de epilepsiecentra Kempenhaeghe te Heeze-Leende;

wordt voor het kalenderjaar 1999 een bijdrage verleend ter bekostiging van vervoersvoorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel 2

1. Het totaalbedrag van de bijdragen, bedoeld in artikel 1, is 41 miljoen gulden.

2. Het totaalbedrag wordt over de gemeenten verdeeld naar evenredigheid van de veronderstelde vervoersbehoefte in de in artikel 1 bedoelde instellingen. De veronderstelde vervoersbehoefte is:

a. voor instellingen, als bedoeld in artikel 1, onder a, d, e, f , g en h, 60% van de capaciteit van de instelling;

b. voor instellingen, als bedoeld in artikel 1, onder b: 4 % van de capaciteit van de instelling;

c. voor instellingen, als bedoeld in artikel 1, onder c: 22 % van de capaciteit van de instelling.

3. De peildatum voor de capaciteit van de instelling is 1 januari 1999.

Artikel 3

1. Indien de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 minder is dan 82 procent van de bijdrage die voor het kalenderjaar 1998 ingevolge de Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten is verleend, en het verschil tussen de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 en 82 procent van de bijdrage voor het kalenderjaar 1998 is meer dan een bedrag dat wordt berekend door het aantal inwoners van de gemeente op 1 januari 1999 te vermenigvuldigen met 1 gulden, dan wordt aan de gemeente een aanvullende bijdrage verleend.

2. De aanvullende bijdrage is het verschil tussen de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 en 82 procent van de bijdrage voor het kalenderjaar 1998, op welk verschil een bedrag dat wordt berekend door het aantal inwoners van de gemeente op 1 januari 1999 te vermenigvuldigen met 1 gulden in mindering wordt gebracht.

Artikel 4

1. De bijdrage, bedoeld in artikel 1, en de aanvullende bijdrage, bedoeld in artikel 3, worden uiterlijk op 31 maart 2000 ter beschikking van de gemeente gesteld.

2. De gemeente ontvangt op of omstreeks 1 oktober 1999 een voorschot op de bijdrage, bedoeld in artikel 1. De hoogte van het voorschot is opgenomen in de bijlage die bij deze regeling hoort.

Artikel 5

Aan artikel 1, eerste lid, van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. een instelling behorende tot de epilepsiecentra Kempenhaeghe te Heeze-Leende.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten 1999.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 september 1999.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,K.G. de Vries.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 januari 1996 is de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen in werking getreden. Met deze regeling is de gemeentelijke zorgplicht voor de verlening van vervoersvoorzieningen aan gehandicapten uitgebreid; als gevolg van deze uitbreiding komen gehandicapten die wonen in een instelling voor zwakzinnigen, een psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische afdeling van een algemeen of academisch ziekenhuis, een verpleeginrichting, een instelling voor zorg voor blinden en slechtzienden, een instelling voor zorg voor doven en slechthorenden, het Dorp te Arnhem en het Instituut voor Epilepsie-bestrijding, omvattende de locaties Meer en Bos te Heemstede en De Cruquiushoeve te Vijfhuizen, voor vervoersvoorzieningen ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) in aanmerking.

Gemeenten, die deze zorgplicht hebben gekregen, moeten ook over de financiële middelen kunnen beschikken, om de zorgplicht naar behoren uit te voeren. Daarom stelt het Rijk, evenals dat voor de jaren 1996, 1997 en 1998 het geval was, voor het jaar 1999 aan de betreffende gemeenten een bijdrage ter beschikking ter bekostiging van Wvg-vervoersvoorzieningen, die ingevolge de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen aan gehandicapten in AWBZ-instellingen worden verleend.

De berekening en de ter beschikkingstelling van deze bijdrage is vastgelegd in de Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten 1999.

Ten opzichte van de bijdrageregeling over de voorgaande jaren bestaan de volgende verschillen:

I. aan de opsomming van instellingen, waarvoor de gemeente een bijdrage in de kosten van vervoersvoorzieningen ontvangt, zijn de epilepsiecentra Kempen-haeghe te Heeze-Leende toegevoegd;

II. het totaalbedrag van de bijdragen aan gemeenten is verlaagd van 50 miljoen gulden naar 41 miljoen gulden. Deze verlaging is gebaseerd op onderzoek naar de werkelijke gemeentelijke uitgaven voor vervoersvoorzieningen;

III. de verdeelsleutel is gewijzigd. Ervaringsgegevens hebben uitgewezen, dat de ver-onderstelde vervoersbehoefte van gehandicapten die in instellingen verblijven in voorgaande jaren niet geheel juist was. De nieuwe verdeelsleutel is gebaseerd op de resultaten van een onderzoek dat IPSO FACTO mede op aandringen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten naar het daadwerkelijk gebruik heeft verricht en behelst aanpassing van de percentages die de veronderstelde vervoersbehoefte per categorie instelling aangeven:

- een psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische afdeling van een algemeen of academisch ziekenhuis: 4% van de capaciteit van de instelling (was 8%);

- een verpleeginrichting: 22% van de capaciteit van de instelling (was 14%);

- overige instellingen: 60% van de capaciteit van de instelling (was 25%);

IV. gemeenten, die er als gevolg van de nieuwe verdeelsleutel meer dan 1 gulden per inwoner op achteruitgaan ontvangen een eenmalige aanvullende bijdrage. Voor de berekening van deze bijdrage wordt verwezen naar artikel 3, tweede lid, van de regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel komt vrijwel geheel overeen met artikel 1 van de oude Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten. De belangrijkste wijziging betreft de toevoeging van de epilepsiecentra Kempenhaeghe te Heeze-Leende aan de opsomming van AWBZ-instellingen, waarvoor het Rijk aan de betreffende gemeente een bijdrage verleent.

Artikel 2 en artikel 3

Zoals in het algemeen deel van de toelichting staat aangegeven is het totaalbedrag van de bijdragen verlaagd van 50 miljoen gulden naar 41 miljoen gulden. Dit totaalbedrag wordt, evenals voorheen, over de gemeenten verdeeld naar evenredigheid van de veronderstelde vervoersbehoefte in de in artikel 1 bedoelde instellingen.

Deze veronderstelde vervoersbehoefte per categorie instellingen is gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Dit kan met zich meebrengen, dat een gemeente er in betekenende mate financieel op achteruitgaat. Om deze financiële teruggang te verzachten bevat artikel 3 een (gedeeltelijke) compensatieregeling. Deze is evenwel niet bedoeld om de verlaging van het totaalbedrag van 50 miljoen gulden naar 41 miljoen gulden te compenseren.

Het eerste lid van het artikel geeft aan wanneer een gemeente voor een aanvullende bijdrage in aanmerking komt, namelijk indien de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 minder is dan 82 procent van de bijdrage die voor het kalenderjaar 1998 ingevolge de Tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-gemeenten is verleend, en het verschil tussen de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 en 82 procent van de bijdrage voor het kalenderjaar 1998 meer is dan een bedrag dat wordt berekend door het aantal inwoners van de gemeente te vermenigvuldigen met 1 gulden. Het percentage van 82 heeft betrekking op de verhouding tussen het totaalbedrag van de bijdragen over het jaar 1998 (50 miljoen gulden) en het totaalbedrag over 1999 (41 miljoen gulden).

Het tweede lid van artikel 3 bevat de berekening van de hoogte van de aanvullende bijdrage. De aanvullende bijdrage is het verschil tussen de bijdrage voor het kalenderjaar 1999 en 82 procent van de bijdrage voor het kalenderjaar 1998, op welk verschil een bedrag dat wordt berekend door het aantal inwoners van de gemeente te vermenigvuldigen met 1 gulden in mindering wordt gebracht. Het percentage 82 is ook hier opgenomen om de aanvullende bijdrage uitsluitend betrekking te laten hebben op de financiële effecten van de nieuwe verdeelsleutel.

Artikel 4

De bijdrage, bedoeld in artikel 1, en de aanvullende bijdrage, bedoeld in artikel 3, worden uiterlijk op 31 maart 2000 ter beschikking van de gemeente gesteld. Uitsluitend terzake van de bijdrage, bedoeld in artikel 1 wordt, op of omstreeks 1 oktober 1999, een voorschot aan de gemeente overgemaakt. Dit voorschot is 95% van de bijdrage die met toepassing van artikel 2 is berekend, met dien verstande dat in plaats van 1 januari 1999 als peildatum voor de capaciteit van de instelling, is uitgegaan van 1 januari 1998. De hoogte van het voorschot is opgenomen in de bijlage die bij deze regeling hoort.

Artikel 5

Aan artikel 1, eerste lid, van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen worden de epilepsiecentra Kempenhaeghe te Heeze-Leende toegevoegd. De gemeente Heeze-Leende wordt aldus verplicht om te zorgen voor de vervoersvoorzieningen van de gehandicapten die in deze epilepsiecentra verblijven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K.G. de Vries.

Bijlage als bedoeld in artikel 4, lid 2

stcrt-1999-173-p6-SC20337-1.gifstcrt-1999-173-p6-SC20337-2.gifstcrt-1999-173-p6-SC20337-3.gifstcrt-1999-173-p6-SC20337-4.gifstcrt-1999-173-p6-SC20337-5.gifstcrt-1999-173-p6-SC20337-6.gif
Naar boven