Convenant Programma Versterking Rechterlijke Organisatie

De Staatssecretaris van Justitie en de presidenten van de appèlcolleges en van de rechtbanken, en de kantonrechters;

Gehoord de Sectorcommissie rechterlijke macht van 22 juni 1999;

Gehoord de Groepsondernemingsraad DRp van 9 juli 1999,

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. (Doel)

Het doel van het convenant is een programmaorganisatie in te stellen ter uitvoering van het Programma Versterking Rechterlijke Organisatie, bedoeld in het Regeerakkoord en uitgewerkt in de Contourennota modernisering rechterlijke organisatie, ’Rechtspraak in de 21e eeuw’ (Kamerstukken II 1998/99, 26 352).

Artikel 2. (Definities)

In dit convenant wordt verstaan onder:

1. PVRO: Programma Versterking Rechterlijke Organisatie;

2. ministerie: het ministerie van justitie;

3. minister: Minister van Justitie

4. staatssecretaris : de staatssecretaris van Justitie;

5. directeur-generaal: de directeur-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand;

6. programmaplan: het basisdocument voor de PVRO-activiteiten; het bevat een beschrijving van de samenhangende verzameling van doelgerichte inspanningen, de hoofdlijnen van de projecten, een schets van de ontwikkelingen, de na te streven veranderingen en het overkoepelende programmaplan;

7. projectplannen: de plannen van de landelijk ontwikkelteams en de plannen van de lokale veranderteams.

Artikel 3. (PVRO)

Er is een organisatie Programma Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO), bestaande uit:

1. de opdrachtgever;

2. het kernteam;

3. de programmamanager;

4. het bureau PVRO;

5. landelijke ontwikkelteams;

6. lokale veranderteams.

Artikel 4. (Opdrachtgever)

1. De presidenten van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven, en de kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van het kringbestuur, vormen gezamenlijk de opdrachtgever voor het PVRO, hierna de opdrachtgever.

2. De opdrachtgever draagt zorg voor het (doen) uitvoeren van PVRO, binnen de door de staatssecretaris gestelde kaders en met inachtneming van de Procedureregeling grote projecten van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

3. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het opstellen en vaststellen van het programmaplan en de projectplannen en het toetsen van de uitvoering van deze plannen aan de door de staatssecretaris en de door de opdrachtgever zelf gestelde kaders.

4. Afstemming tussen de opdrachtgever en de staatssecretaris vindt plaats in het periodiek overleg tussen het kernteam, namens de opdrachtgever, en de directeur-generaal, namens de staatssecretaris.

Artikel 5. (Kernteam)

1. Er is een kernteam, gevestigd te Amersfoort, bestaande uit ten minste drie en ten hoogste vijf presidenten en een coördinerend kantonrechter.

2. De staatssecretaris benoemt op aanbeveling van de opdrachtgever de voorzitter en de leden van het kernteam. Hij kan hen op aanbeveling van de opdrachtgever of gehoord de opdrachtgever ontslaan.

3. De minister verleent bevoegdheden aan het kernteam ter uitvoering van het programma en de projectplannen. Deze bevoegdheden worden vastgelegd in de Regeling mandaat en volmacht kernteam PVRO.

4. Het kernteam heeft als adviserend lid of adviserende leden ondermeer een directeur beheer gerechten en een directeur stafdienst.

5. Het kernteam stelt een klankbordgroep in bestaande uit leden afkomstig uit relevante maatschappelijke organen of organisaties. Het kernteam stelt een Quality auditteam in.

6. Het kernteam is verantwoordelijk voor het (doen) opstellen van het programmaplan en de projectplannen. Daarnaast is het kernteam verantwoordelijk voor de uitvoering van en de verantwoording over het programmaplan en de projectplannen:

a. op basis van het programmaplan en de projectplannen, zoals vastgesteld door de opdrachtgever en, wat het programmaplan en de landelijke projectplannen betreft, goedgekeurd door de staatssecretaris;

b. binnen de door de staatssecretaris gestelde kaders;

c. binnen de door de opdrachtgever gestelde kaders;

d. met inachtneming van de Procedureregeling grote projecten van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de brief van 5 november 1998 van de Vaste Commissie voor Justitie aan de staatssecretaris, inzake de modernisering van de rechterlijke macht.

7. De staatssecretaris stelt financiële middelen beschikbaar aan het kernteam ten behoeve van de uitvoering van het PVRO, op grond van de Contourennota en op basis van het programmaplan en de projectplannen. Het kernteam draagt zorg voor een zodanige uitvoering van het programmaplan en de projectplannen dat de met die plannen beoogde resultaten kunnen worden verwezenlijkt binnen de beschikbaar gestelde middelen.

8. Het kernteam legt verantwoording af:

a. aan de opdrachtgever;

b. aan de directeur-generaal op grond van de planning- en controlcyclus PVRO - ministerie en door ten minste twee keer per jaar geordende informatie te verstrekken over de voortgang van het PVRO ten behoeve van de rapportage aan de Tweede Kamer.

Artikel 6. (Programmamanager)

1. De staatssecretaris benoemt een programmamanager op aanbeveling van de opdrachtgever. Hij kan hem op aanbeveling van de opdrachtgever of gehoord de opdrachtgever ontslaan.

2. De programmamanager is belast met de uitvoering van het PVRO in opdracht van het kernteam.

3. De programmamanager heeft in ieder geval tot taak:

a. het (doen) uitvoeren en coördineren van de projecten en alle andere activiteiten die deel uitmaken van het PVRO;

b. de leiding van het bureau PVRO;

c. het afstemmen van de werkzaamheden met het ministerie, in het bijzonder met de daartoe aangewezen coördinator van het ministerie;

d. het periodiek aan het kernteam rapporteren over de voortgang van de projecten en alle andere activiteiten van het PVRO en over de resultaten in relatie tot de beschikbare middelen, met het oog op de planning- en controlcyclus PVRO- ministerie;

e. het ten minste twee keer per jaar verstrekken van informatie aan het kernteam over de voortgang van de landelijke projecten en de lokale veranderteams met het oog op de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

4. De programmamanager kan de vergaderingen van het kernteam bijwonen en heeft een adviserende stem.

Artikel 7. (Bureau PVRO)

1. Er is een bureau PVRO ter ondersteuning van het kernteam en de programmamanager.

2. De directeur-generaal stelt, namens de staatssecretaris en op voordracht van het kernteam, een projectcoördinator aan.

3. De projectcoördinator werkt onder leiding van de programmamanager en legt jegens deze verantwoording af.

4. De projectcoördinator wordt door de programmamanager (in ieder geval) belast met het bewaken en waarborgen van de goede uitvoering van de projecten die onderdeel vormen van het PVRO. De projectcoördinator stemt zijn werkzaamheden af met de coördinator bij het ministerie.

Artikel 8. (Landelijke ontwikkelteams)

1. Het kernteam stelt, op voorstel van de programmamanager, landelijke ontwikkelteams in ten behoeve van de uitvoering van het PVRO.

2. Het kernteam wijst voor elk landelijk ontwikkelteam een projectleider aan.

3. Het kernteam wijst, op voorstel van de programmamanager, leden en adviserend leden van de landelijk ontwikkelteams aan.

4. De programmamanager maakt over de inzet van de leden van de landelijke ontwikkelteams afspraken met de leiding van de organisatie waaruit zij afkomstig zijn.

5. De projectleider stelt een projectplan op.

6. De projectleiders verstrekken een rapportage aan de programmamanager over de voortgang van de werkzaamheden en over de resultaten in relatie tot de beschikbare middelen, met het oog op de planning- en controlcyclus PVRO - ministerie.

7. De projectleiders verstrekken aan de programmamanager ten minste twee keer per jaar informatie over de voortgang van het desbetreffende landelijke project met het oog op de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

Artikel 9. (Lokale veranderteams)

1. Bij elk van de rechterlijke colleges, bedoeld in artikel 4, eerste lid, is een lokaal veranderteam. Voor de rechtbank en de kantongerechten in één arrondissement wordt een gezamenlijk lokaal veranderteam ingesteld.

2. Als opdrachtgever van het lokaal veranderteam fungeert tenminste de president en, voorzover van toepassing, de coördinerend kantonrechter in het betreffende arrondissement.

3. De opdrachtgever van het lokale veranderteam stelt het lokale veranderteam samen en wijst een projectleider aan, gehoord het dagelijks bestuur, en de directeur beheer gerechten.

4. De opdrachtgever van het lokale veranderteam informeert de programmamanager over de samenstelling van het veranderteam.

5. De opdrachtgever stelt een projectplan op voor de uitvoering van het PVRO op lokaal niveau.

6. De opdrachtgever van het lokale veranderteam verstrekt een rapportage aan de programmamanager over de voortgang van de werkzaamheden en de resultaten in relatie tot de beschikbare middelen, met het oog op de planning- en controlcyclus PVRO - ministerie.

7. De projectleider van het lokale veranderteam verstrekt aan de programmamanager ten minste twee keer per jaar informatie over de voortgang van het desbetreffende lokale project met het oog op de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

Artikel 10. (Medezeggenschap)

1. Het kernteam legt aangelegenheden als bedoeld in artikel 48 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voor zover het betreft de uitvoering van het programmaplan, via de staatssecretaris, ter behandeling voor aan de Sectorcommissie rechterlijke macht.

2. Het kernteam legt aangelegenheden of voorgenomen besluiten als bedoeld in de artikelen 23, 25 en 27 van de Wet op de ondernemingsraden, voor zover het betreft de uitvoering van het programmaplan, via de directeur rechtspleging, ter behandeling voor aan de groepsondernemingsraad directie rechtspleging.

3. Een vertegenwoordiger van het kernteam woont de vergaderingen, waarin aangelegenheden als bedoeld in het eerste en tweede lid worden behandeld, bij.

Artikel 11. (Intrekking)

De regeling inzake de organisatie van het project Versterking Rechterlijke Organisatie (pVRO), bekendgemaakt bij brief van de Staatssecretaris van Justitie van 14 december 1998, kenmerk 736446/98, wordt ingetrokken.

Artikel 12. (Geschillenbeslechting)

De opdrachtgever en de staatssecretaris nemen een inspanningsverplichting op zich geschillen gezamenlijk en in overleg op te lossen, indien deze geschillen niet meer kunnen worden opgelost in het overleg tussen het kernteam en de directeur-generaal.

Artikel 13. (Publicatie)

Dit convenant wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 14. (Inwerkingtreding)

1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het convenant wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2002.

2. Dit convenant werkt terug tot en met 1 juli 1999.


’s-Gravenhage 6 september 1999. De Staatssecretaris van Justitie,
M.J. Cohen.

De presidenten van de gerechtshoven en de arrondissementsrechtbanken,

1. De president van het gerechtshof Amsterdam,

N.A.M. Schipper.

2. De president van het gerechtshof

Arnhem,

L.R. van der Weij.

3. De president van het gerechtshof

’s-Gravenhage,

G. Chr. Kok.

4. De president van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch,

A.J.W.M. Jurgens.

5. De president van het gerechtshof Leeuwarden,

C.M.T. Eradus.

6. De president van de Centrale Raad van Beroep,

H. Bekker.

7. De president van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven,

R.R. Winter.

8. De president van de arrondissementsrechtbank Alkmaar,

J.C. van Dijk.

9. De president van de arrondissementsrechtbank Almelo,

H. Drewes.

10. De president van de arrondissementsrechtbank Amsterdam,

R.C. Gisolf.

11. De president van de arrondissementsrechtbank Arnhem,

D.J. van Dijk.

12. De president van de arrondissementsrechtbank Assen,

J.S. van der Kolk.

13. De president van de arrondissementsrechtbank Breda,

p/o P.P.M.H. van Hooff.

14. De president van de arrondissementsrechtbank Dordrecht,

W. van Veen.

15. De president van de arrondissementsrechtbank Groningen,

W. Duitemeijer.

16. De president van de arrondissementsrechtbank ’s-Gravenhage,

A.H. van Delden.

17. De president van de arrondissementsrechtbank Haarlem,

F.C. Bakker.

18. De president van de arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch,

H.F.M. Hofhuis.

19. De president van de arrondissementsrechtbank Leeuwarden,

G. Vrieze.

20. De president van de arrondissementsrechtbank Maastricht,

P.P. Lampe.

21. De president van de arrondissementsrechtbank Middelburg,

M.M. Steenbeek.

22. De president van de arrondissementsrechtbank Roermond,

G.A.M. Stevens.

23. De president van de arrondissementsrechtbank Rotterdam,

J. Mendlik.

24. De president van de arrondissementsrechtbank Utrecht,

H.N. Brouwer.

25. De president van de arrondissementsrechtbank Zutphen,

P.A. Offers.

26. De president van de arrondissementsrechtbank Zwolle,

E.A. Maan.

De kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van de kring,

27. De voorzitter van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters,

L.A.M. van Dijke.

28. De voorzitter van de Kring van kantonrechters,

G. Keizer.

Toelichting

Algemeen

Met het Convenant PVRO komen de staatssecretaris, de presidenten van de appèlcolleges en de rechtbanken en de kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van het kringbestuur, overeen dat de programmaorganisatie voor het PVRO wordt ingesteld, ter verwezenlijking van het programmaplan. Door te kiezen voor de vorm van een convenant en de ondertekening daarvan wordt uitdrukking gegeven aan de eigenstandige positie van de rechtsprekende macht, aan het streven binnen de rechterlijke colleges, en de kantongerechten, draagvlak te creëren voor de uitvoering van de modernisering én aan de samenwerking tussen de staatssecretaris en de rechtsprekende macht. Dat brengt met zich dat dit convenant een eigensoortig karakter heeft waardoor op onderdelen niet geheel kon worden aangesloten bij de vigerende aanwijzingen voor convenanten.

De zowel door de regering als door de rechtsprekende macht beoogde versterking van de rechterlijke organisatie is een complexe en omvangrijke opgave die zowel inhoudelijke en organisatorische als ook bestuurlijke en politieke aspecten kent. Zoals ook blijkt uit de Contourennota modernisering rechterlijke organisatie, ’rechtspraak in de 21e eeuw’ (Kamerstukken II 1989/99, 26 352) zijn deze aspecten met elkaar verbonden, maar ook van elkaar te onderscheiden. Het uiteindelijke resultaat - de versterking en modernisering van de rechterlijke organisatie - is een gemeenschappelijke doelstelling van de staatssecretaris en de rechtsprekende macht.

Met betrekking tot de inhoudelijke en organisatorische aspecten heeft de rechtsprekende macht in samenspraak met het ministerie een concept plan van aanpak opgesteld. De gezamenlijke vergadering van presidenten van rechtbanken en appèlcolleges, en de kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van het kringbestuur, hebben dit plan van aanpak als uitgangspunt aanvaard en hebben zich bereid verklaard daarvoor als opdrachtgever te fungeren. Uit deze functionarissen is een kernteam geformeerd dat namens de opdrachtgever, en binnen de met het ministerie overeengekomen kaders, verantwoordelijk is voor de uitvoering, de voortgangen de resultaten van de programma-onderdelen en voor de besteding van de middelen.

Met betrekking tot de bestuurlijke en politieke aspecten behoudt de staatssecretaris uiteraard zijn volle verantwoordelijkheid. Om die reden, en in zoverre, behoeven het programmaplan en de landelijke projectplannen diens goedkeuring en kan hij kaders stellen voor de uitvoering daarvan. Enerzijds verstrekt de staatssecretaris gelden ter uitvoering van de voornemens tot modernisering van de rechterlijke organisatie voorzover deze in PVRO-verband worden verricht. Anderzijds zijn de PVRO-inspanningen erop gericht concrete resultaten ter versterking van de rechterlijke organisatie te bereiken. Beide partijen binden zich daartoe door dit convenant. De staatssecretaris is verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer. Omdat de modernisering van de rechterlijke organisatie, inclusief het PVRO, door de Tweede Kamer is aangewezen als een groot project is in het convenant overeengekomen dat het kernteam aan de directeur-generaal twee maal per jaar over de voortgang van het PVRO rapporteert.

De wederzijdse afstemming en het afleggen van verantwoording vindt plaats in een periodiek overleg tussen het kernteam, namens de opdrachtgever, en de directeur-generaal, namens de staatssecretaris.

Om een groot programma als het PVRO daadwerkelijk en met de nodige armslag te kunnen uitvoeren, dienen aan het kernteam bevoegdheden te worden toegekend. Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in de Regeling mandaat en volmacht kernteam PVRO. De regeling vormt het noodzakelijke complement van het Convenant PVRO.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het programma is gericht op versterking en, waar nodig, verandering van de rechterlijke organisatie. Daarbij gaat het om procesmatige elementen alsook om specifiek omschreven projecten en (kleinere) activiteiten. Het programmaplan omvat derhalve de doelstellingen, de activiteiten en de projecten, de te behalen resultaten, de termijnen, de randvoorwaarden en de kosten van het PVRO. In die zin vormt het programmaplan het algemene kaderdocument voor de uitvoering van het PVRO. Dit complex van activiteiten wordt gedragen door de landelijke ontwikkelteams en de lokale veranderteams. Nadere concretisering en verfijning vindt plaats in projectplannen.

Artikel 4 (Opdrachtgever)

Dit artikel geeft uitdrukking aan het uitgangspunt van de regeling. De gezamenlijke presidentenvergadering en de kantonrechters enerzijds en de staatssecretaris anderzijds dragen gezamenlijk, elk binnen de eigen taken en verantwoordelijkheden, de verantwoordelijkheid voor het bereiken van het gestelde doel: de versterking van de rechterlijke organisatie. Bij de uitvoering van het PVRO zal uiteraard rekening worden gehouden met de bijzondere positie die de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven innemen als hoogste bestuursrechters op hun rechtsgebied. Evenzo zullen andere bijzondere omstandigheden bij de onderscheiden colleges in aanmerking worden genomen.

De presidenten van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven alsmede de kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van het kringbestuur, vormen de collectieve opdrachtgever voor het PVRO. Het spreekt voor zichzelf dat bij de opvolging van een president of een coördinerend kantonrechter de binding aan het convenant wordt bevestigd.

Gezien de bijzondere positie van de Hoge Raad in het rechterlijk bestel neemt deze het standpunt in dat hij als zodanig binnen het geheel van het PVRO niet een rol heeft te spelen. In verband met zijn algemene verantwoordelijkheid inzake de rechterlijke organisatie wordt de Hoge Raad echter wel regelmatig over de ontwikkelingen binnen het PVRO geïnformeerd en is er over en weer contact. daarbij wordt mede onder ogen gezien of het nuttig is dat een of meer leden van de Hoge Raad à titre personnel meewerken aan bepaalde deelprojecten.

De presidentenvergadering en de kantonrechters, vertegenwoordigd als voormeld, gelden als opdrachtgever voor met name de inhoudelijke en organisatorische aspecten. Deze bepaling geeft daarnaast uitdrukkelijk aan de staatssecretaris de mogelijkheid om daarbij kaders te kunnen stellen teneinde zijn verantwoordelijkheid voor het bereiken van het gestelde doel en voor de besteding van de middelen, ook en met name tegenover de Tweede Kamer, te kunnen waarmaken. Indien de staatssecretaris na ondertekening van dit convenant nadere kaders wil stellen, treedt hij daarover, via het kernteam, in overleg met de opdrachtgever.

Uit het vierde lid vloeit voort dat de feitelijke afstemming, het overleg, de besluitvorming en het afleggen van verantwoording plaatsvinden in een periodiek overleg tussen de directeur-generaal, namens de staatssecretaris, en het kernteam, namens de opdrachtgever. Dat zij optreden namens de staatssecretaris, respectievelijk namens de opdrachtgever impliceert dat het kernteam en de directeur-generaal bevoegd zijn met elkaar ’zaken te doen’.

De opdrachtgever regelt de wijze van besluitvorming.

Artikel 5 (Kernteam)

Het kernteam als geheel is verantwoordelijk voor het (doen) opstellen van het programmaplan en de projectplannen, de uitvoering daarvan en het afleggen van verantwoording daarover. Daartoe worden bevoegdheden toegekend in een mandaat- en volmachtregeling. Uiteraard zal het kernteam niet alle werkzaamheden op grond van de mandaatregeling zelf kunnen uitvoeren. Daarom heeft het kernteam de mogelijkheid ondermandaat te verlenen.

De staatssecretaris benoemt op aanbeveling van de opdrachtgever de voorzitter en de leden van het kernteam. Het is niet goed denkbaar dat de staatssecretaris op eigen initiatief, dus zonder een aanbeveling van de opdrachtgever, de voorzitter of een lid van het kernteam benoemt. Bij ontslag is dat anders. In theorie kunnen zich twee situaties voordoen. Ten eerste kan de opdrachtgever van mening zijn dat een lid van het kernteam zodanig functioneert dat ontslag in de rede ligt. In dat geval doet de opdrachtgever daartoe een aanbeveling aan de staatssecretaris. Ten tweede zou het kunnen voorkomen dat de staatssecretaris, vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid de overtuiging heeft dat aan een lid van het kernteam ontslag zou moeten worden verleend. In dit laatste geval zal de staatssecretaris niet tot ontslag overgaan dan nadat hij de opdrachtgever heeft gehoord.

Het kernteam treedt op namens de opdrachtgever en heeft zich bovendien te houden aan de kaders, zoals die door de staatssecretaris zijn gesteld. Dit is de reden dat expliciet is overeengekomen dat het kernteam verantwoording aflegt aan zowel de opdrachtgever als aan de directeur-generaal.

Van groot belang voor het creëren van het draagvlak binnen de organisatie is dat het kernteam zich bij de uitvoering laat bijstaan door adviserend leden uit onder meer de kring van directeuren beheer gerechten en directeuren Stafdienst. De voorzitters van de vergadering van appèlpresidenten, de vergadering van rechtbankpresidenten fungeren als assessoren. Daarnaast stelt het kernteam een externe klankbordgroep in teneinde het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak te bevorderen.

Zoals gezegd, is het kernteam verantwoordelijk voor het (doen) opstellen, de uitvoering en de financiële verantwoording van het programmaplan en de projectplannen. Het programmaplan bevat in ieder geval de doelstelling(en), de uitgangspunten, een overzicht van de projecten van de landelijke ontwikkelteams, de organisatie en de betrokkenen, de communicatie, de te behalen resultaten, de termijnen, de randvoorwaarden en een totaal bestedingsplan, opgebouwd uit de bestedingsplannen van de projecten. Voorts voldoet het programmaplan aan de informatie-eisen voor de rapportage aan de Tweede Kamer in het kader van de Procedureregeling grote projecten (Kamerstukken II 1995/96, 24 752, nr. 1) en de brief van 5 november 1998 van de Vaste Commissie van Justitie aan de staatssecretaris, inzake de nadere wensen van de Vaste Commissie met betrekking tot de rapportage aan de Tweede Kamer.

Ook lopende de uitvoering van het programma dient de staatssecretaris voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer te zenden en wel rond april en rond oktober. Met het oog hierop is het noodzakelijk dat het kernteam aan de directeur-generaal twee maal per jaar tijdig geordende informatie verstrekt, waarin de bijdragen van de projectleiders van de landelijke ontwikkelteams en de lokale veranderteams zijn verwerkt. Ook bij deze rapportages wordt rekening gehouden met bovengenoemde Procedureregeling grote projecten en met de bovengenoemde brief van 5 november 1998. Als sluitstuk daarop is overeengekomen dat de projectleiders van de landelijke ontwikkelteams en de projectleiders van de lokale veranderteams aan het kernteam twee maal per jaar rapporteren over de voortgang van het desbetreffende project.

Artikel 6 (Programmamanager)

De programmamanager vervult in het PVRO een cruciale rol. Hij is belast met de uitvoering van het PVRO in opdracht van het kernteam. Dit houdt in ieder geval in dat de programmamanager de feitelijke leiding heeft bij de opstellen en uitvoeren van het programmaplan. Zijn taak omvat voorts het (doen) uitvoeren en coördineren van alle andere activiteiten die deel uitmaken van het PVRO. Daaronder valt ook het aansturen van de landelijke ontwikkelteams en de lokale veranderteams en de coördinatie en de afstemming van de werkzaamheden ervan. Het aansturen van de lokale veranderteams geschiedt enigszins op afstand omdat zij onder leiding staan van de lokale opdrachtgevers, de presidenten. Het omvat in elk geval de zorg dat ze worden ingesteld en het controleren van de voortgang van hun werkzaamheden. Tot slot onderhoudt de programmamanager de contacten met het ministerie en in het bijzonder met de functionaris die is aangewezen om de activiteiten met betrekking tot het PVRO binnen het ministerie te coördineren met die van de programmaorganisatie. Deze functionaris maakt geen deel uit van de programma-organisatie. Daarom zijn de status en de taken van deze functionaris in dit convenant niet expliciet geregeld. Voorts rapporteert de programmamanager aan het kernteam ten behoeve van de planning- en controlcyclus PVRO - ministerie en verstrekt hij informatie aan het kernteam met het oog op de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer.

Tot slot kan de programmamanager de vergaderingen van het kernteam bijwonen en heeft hij daarin een adviserende rol.

Door middel van een ondermandaat en een nadere volmacht van de voorzitter van het kernteam zullen aan de programmamanager ter uitvoering van zijn taak de benodigde bevoegdheden worden verleend. Met betrekking tot het benoemen en het ontslaan van de programmamanager wordt verwezen naar de toelichting bij het kernteam.

Artikel 7 (Bureau PVRO en projectcoördinator)

Ter ondersteuning van het kernteam en de programmamanager is er een bureau PVRO. De programmamanager heeft de leiding van het bureau. De projectcoördinator werkt onder leiding van de programmamanager en is aan hem verantwoording verschuldigd. Zijn taak zal (in ieder geval) bestaan uit het bewaken en waarborgen van de uitvoering en van een goede voortgang van landelijke en lokale projecten die onderdeel vormen van het PVRO.

Artikel 8 (Landelijke ontwikkelteams)

Het spreekt voor zich dat de leden van de landelijke ontwikkelteams afkomstig zijn uit de rechtsprekende macht en de ondersteuning. Het is immers van belang dat de ondersteuning bij het ontwikkeltraject wordt betrokken. Uit deze organisatie kunnen ook adviserend leden worden aangewezen. Daarnaast kan het kernteam leden of adviserend leden aanwijzen die afkomstig zijn uit het ministerie of uit externe organisaties. De programmamanager maakt afspraken over de inzet van de leden met de organisatie waaruit zij afkomstig zijn. De projectleiders van de landelijke ontwikkelteams staan onder leiding van de Programmamanager.

Artikel 9 (Lokale veranderteams)

In elk geval de president (voor zover van toepassing samen met de coördinerend kantonrechter in het betreffende arrondissement) is/zijn de opdrachtgever van het veranderingstraject binnen zijn rechterlijk college (en voor zover van toepassing samen met de coördinerend kantonrechter in het betreffende arrondissement). Hieruit volgt dat de president, respectievelijk de president samen met de coördinerend kantonrechter als opdrachtgever kan worden aangesproken door het kernteam op (de uitvoering van) het plan van aanpak en de besteding van de financiële middelen. De besluitvorming vindt plaats in het dagelijks bestuur waarbij afstemming met de directeur beheer gerechten een voorwaarde is. Het streven is gericht op collegiale besluitvorming. De Wet op de ondernemingsraden is uiteraard van toepassing op aangelegenheden of voorgenomen besluiten als bedoeld in deze wet. De directeur beheer gerechten voert de besluiten van het dagelijks bestuur uit. Dit is mogelijk op grond van het bestaande mandaat aan de directeur beheer gerechten. Het is ook mogelijk dat de president ( voor zover van toepassing samen met de coördinerend kantonrechter in het betreffende arrondissement) het opdrachtgeverschap in de praktijk laat uitoefenen door het dagelijks bestuur van het college, zoals dit feitelijk functioneert, (voor zover van toepassing, aangevuld met de coördinerend kantonrechter in dat arrondissement) dan wel door een afvaardiging uit dat dagelijks bestuur waarvan in elk geval hijzelf, en, voor zover van toepassing, de coördinerend kantonrechter, deel uitmaakt.

Eén gezamenlijk veranderteam wordt ingesteld voor de rechtbank en de kantongerechten binnen één arrondissement. De projectleider wordt gerekruteerd uit de gelederen van de rechterlijke colleges of het ondersteunend personeel. Voor de samenstelling van de leden van de lokale veranderteams wordt verwezen naar de toelichting bij de landelijke ontwikkelteams.

Artikel 10 (Medezeggenschap)

In artikel 10 wordt gewaarborgd dat de uit de uitvoering van het programmaplan voortvloeiende aangelegenheden, die overleg, overeenstemming, advies of instemming behoeven, worden neergelegd bij de NVvR en de GOR DRp. Nu binnen de regels van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (WRRA) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR) moet worden geopereerd, is de procedure dat het kernteam de zaken aan de orde stelt via de Staatssecretaris, respectievelijk de directeur Rechtspleging. Een vertegenwoordiger van het kernteam woont het desbetreffende overleg bij, teneinde een voorgenomen besluit van het kernteam op doeltreffende wijze toe te lichten.

De Staatssecretaris van Justitie,

M.J. Cohen.

De presidenten van de gerechtshoven en de arrondissementsrechtbanken,

1. De president van het gerechtshof Amsterdam,

N.A.M. Schipper.

2. De president van het gerechtshof

Arnhem,

L.R. van der Weij.

3. De president van het gerechtshof

’s-Gravenhage,

G. Chr. Kok.

4. De president van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch,

A.J.W.M. Jurgens.

5. De president van het gerechtshof Leeuwarden,

C.M.T. Eradus.

6. De president van de Centrale Raad van Beroep,

H. Bekker.

7. De president van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven,

R.R. Winter.

8. De president van de arrondissementsrechtbank Alkmaar,

J.C. van Dijk.

9. De president van de arrondissementsrechtbank Almelo,

H. Drewes.

10. De president van de arrondissementsrechtbank Amsterdam,

R.C. Gisolf.

11. De president van de arrondissementsrechtbank Arnhem,

D.J. van Dijk.

12. De president van de arrondissementsrechtbank Assen,

J.S. van der Kolk.

13. De president van de arrondissementsrechtbank Breda,

p/o P.P.M.H. van Hooff.

14. De president van de arrondissementsrechtbank Dordrecht,

W. van Veen.

15. De president van de arrondissementsrechtbank Groningen,

W. Duitemeijer.

16. De president van de arrondissementsrechtbank ’s-Gravenhage,

A.H. van Delden.

17. De president van de arrondissementsrechtbank Haarlem,

F.C. Bakker.

18. De president van de arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch,

H.F.M. Hofhuis.

19. De president van de arrondissementsrechtbank Leeuwarden,

G. Vrieze.

20. De president van de arrondissementsrechtbank Maastricht,

P.P. Lampe.

21. De president van de arrondissementsrechtbank Middelburg,

M.M. Steenbeek.

22. De president van de arrondissementsrechtbank Roermond,

G.A.M. Stevens.

23. De president van de arrondissementsrechtbank Rotterdam,

J. Mendlik.

24. De president van de arrondissementsrechtbank Utrecht,

H.N. Brouwer.

25. De president van de arrondissementsrechtbank Zutphen,

P.A. Offers.

26. De president van de arrondissementsrechtbank Zwolle,

E.A. Maan.

De kantonrechters, vertegenwoordigd door de voorzitters van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters en van de kring,

27. De voorzitter van het Landelijk Overleg Coördinerend Kantonrechters,

L.A.M. van Dijke.

28. De voorzitter van de Kring van kantonrrechters,

G. Keizer.

Naar boven