14 juli 1999
Nr. CDJZ/AW/1043-99
Centrale Directie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 5 van de Waterschapswet;
Gezien het verzoek van Gedeputeerde Staten van Overijssel, mede namens Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Flevoland en Gelderland van 26 april 1999, nr. WB/1999/1503;
Besluit:
Goed te keuren het gemeenschappelijk besluit der Staten van de provincie Overijsel, Drenthe, Flevoland en Gelderland van respectievelijk 16 december 1998, en 7 en 27 januari 1999, nr. WB/1999/1503 tot:
I. opheffing van de Waterschappen Meppelerdiep, Wold en Wieden, ’t Suydevelt en De Vechtlanden en het Zuiveringsschap Drenthe;
II. intrekking van de reglementen voor het Waterschappen Meppelerdiep, Wold en Wieden, t Suydevelt en De Vechtlanden en het Zuiveringsschap Drenthe;
III. wijziging van de reglementen voor het Waterschap Groot Salland;
IV. instelling van het Waterschap Reest en Wieden en vaststelling van het reglement en het overgangsreglement voor dat waterschap;
V. instelling van het Waterschap Velt en Vecht en vaststelling van het reglement en het overgangsreglement voor dat waterschap;
VI. bepaling van de datum van inwerkingtreding van dit besluit op 1 januari 2000, behalve de in artikel 20 van de overgangsreglementen genoemde bepalingen aangaande de benoeming van het overgangsbestuur en de benoeming van de definitieve voorzitter, die in werking treden op de dag volgend na de publicatie van dit besluit;
VII. delegatie van de bevoegdheid aan Gedeputeerde Staten van Overijsel en van Drenthe tot het geven van nadere voorschriften en het nemen van maatregelen, die met het oog op de inwerkingtreding van dit besluit nodig mochten blijken;
VIII. wijziging van enige bepalingen van het Reglement en het Overgangsreglement voor het Waterschap Reest en Wieden.
Tegen de beslissing inzake de goedkeuring van een besluit van provinciale staten tot opheffing van een waterschap of het wijzigen van de taak of het deelgebied van een waterschap kan belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroepschrift dient ondertekend te worden en tenminste te bevatten:
a. de naam en adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht en
d. de gronden van het beroep.