Verordening tot wijziging III van de Instellings- verordening Hoofdbedrijfschap Ambachten

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 juni 1999 tot wijziging III van de Instellingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten1

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 67, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gehoord de in de bijlage vermelde organisaties,

Besluit:

Artikel I

Aan de tekst van artikel 2 wordt toegevoegd:

’het bestratingsbedrijf: het bedrijf van het leggen van een wegdek of een gedeelte van een wegdek met klinkers, keien of tegels’.

Artikel II

A

De verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met als bijvoegsel de tekst van de instellingsverordening zoals deze luidt per 18 juni 1999.

B

Deze verordening wordt eveneens in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie bekendgemaakt.


Den Haag, 18 juni 1999.
H.H.F. Wijffels, voorzitter.
N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij beschikking van 30 juni 1999, nr. AV/A&M/99/35883.

1 Vastegesteld door de raad op 17 december 1993 en in werking getreden op 24 juli 1994 (Staatscourant en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 22 juli 1994), laatstelijk gewijzigd bij verordening van de raad op 21 augustus 1998 en in werking getreden op 28 februari 1999 (Staatscourant en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 26 februari 1999).

Bijlage

- Koninklijke Vereniging MKB Nederland

- Raad Nederlandse Detailhandel

- Christelijk Nationaal Vakverbond

- Federatie Nederlandse Vakbeweging

Toelichting

Het verzoek het bestratingsbedrijf onder de werkingssfeer van het Hoofdbedrijfschap Ambachten te brengen is afkomstig van de Ondernemersbond Bestratingsbedrijven Nederland (OBN).

De OBN verwacht dat in samenwerking met het Hoofdbedrijfschap Ambachten een structureel kader kan worden geschapen waarbinnen onderwerpen die voor de sociaal-economische ontwikkeling van de totale branche van wezenlijk belang zijn, zoals (instroom) opleidingen, arbeidsomstandigheden en kwaliteitszorg, ook op langere termijn voldoende aandacht zullen krijgen.

In de branche zijn ruim 1000 ondernemingen actief. De omzet van deze ondernemingen is gemiddeld afkomstig van de volgende activiteiten: bestraten 77 procent, grondwerk 11 procent, riolering 7 procent, tuinaanleg 1 procent en overig 4 procent.

Het ledenbestand van de OBN omvat ruim 200 ondernemingen. Ruim 70 procent genereert een omzet van minder dan 2 miljoen gulden terwijl 30 procent van de ondernemingen een omzet bereikt die gemiddeld ligt tussen de 2,5 miljoen en meer dan 7,5 miljoen gulden.

Als basis voor de vaststelling van de kwantitatieve representativiteit aan ondernemerszijde heeft het SER-besluit Richtlijnen representativiteit organisaties gediend. Volgens hoofdstuk II, De richtlijnen, onderdeel C wordt bij organisaties van ondernemers het ledental alleen als maatstaf genomen indien het ledenbestand van de vergeleken organisaties betrekking heeft op ondernemingen zonder aanmerkelijke verschillen in bedrijfsgrootte. In het onderhavige geval is er, zoals hiervoor vermeld, sprake van een aanmerkelijk verschil in bedrijfsgrootte. Op grond daarvan zijn de omzet en het aantal werkzame personen als maatstaf gekozen conform richtlijn 7 van hoofdstuk II, De richtlijnen.

De door de OBN georganiseerde ondernemingen vertegenwoordigen 63 procent van de totale omzet in de branche. Voorts is circa 80 procent van het totaal aantal werkzame personen in de branche werkzaam bij OBN-leden.

Bij de vakbonden in de branche (Bouw- en Houtbond FNV/Hout- en Bouwbond CNV) is naar schatting 70 procent van de in de branche werkzame werknemers aangesloten.

Naar het oordeel van de raad vormen zij een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en betrokken werknemers in de zin van artikel 68, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Dit artikel bevat de bedrijfsomschrijving. De gehanteerde definitie is overgenomen uit artikel 4 van het Vestigingsbesluit bedrijven (Staatsblad 1995, 609).

Artikel II

Deze bepalingen regelen de inwerkingtreding van de verordening en de bekendmaking.

Den Haag, 18 juni 1999.

H.H.F. Wijffels, voorzitter.

N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Tekst van de instellingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten zoals deze luidt met ingang van 18 juni 1999

I. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie (Stb. 1992, 409);

b. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

c. het hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap Ambachten.

Artikel 2

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ambachtsbedrijf:

- het banketbakkersbedrijf: hetgeen daaronder in het Instellingsbesluit Bedrijfschap Banketbakkersbedrijf wordt verstaan;

- het bestratingsbedrijf: het bedrijf van het leggen van een wegdek of een gedeelte van een wegdek met klinkers, keien of tegels;

- het borduurbedrijf: het bedrijf van het borduren, plisseren, appliqueren of festonneren van textielgoederen, dan wel van het vervaardigen van stofknopen, -gespen of -ceintuurs of van het maken van knoopsgaten;

- het breibedrijf: het bedrijf van het vervaardigen van textielgoederen met handbreimachines;

- het consumptie-ijsbereidingsbedrijf: het bedrijf van het bereiden van consumptie-ijs, behoudens voor zover dit wordt uitgeoefend met gebruikmaking van een continuvriezer met een capaciteit van ten minste 125 kg mix per uur of van een portievriezer met een inhoud van ten minste 40 liter, welke tijdens het produktie-proces niet kan worden geopend, en van een hardingsbewaarruimte van ten minste 8 m3, welke op een temperatuur van -20 graden C kan worden gehouden;

- het dakdekkersbedrijf: het bedrijf van het aanbrengen, onderhouden of herstellen van lei-, pannen-, riet-, stro- en mastiek- of andere bitumineuze daken;

- het fietsherstellersbedrijf: het bedrijf van het verrichten van herstel- of onderhoudswerkzaamheden aan fietsen;

- het fijnkeramisch-bedrijf: het bedrijf van het vervaardigen van huishoudelijk aardewerk, sieraardewerk, biscuitaardewerk, tabakspijpen, terracotta, huishoudelijk-, hotel-, laboratorium-, of technisch porselein en van soortgelijke keramische artikelen, voorzover bij het verrichten van genoemde werkzaamheden niet meer dan 25 werknemers betrokken zijn;

- het glasbewerkingsbedrijf: het bedrijf van het slijpen, etsen, verzilveren of zandstralen van vlakglas of gebogen glas;

- het glazeniersbedrijf het vervaardigen of herstellen van al dan niet gebrandschilderde glas-in-lood-panelen;

- het glazenwassersbedrijf;

- het grimeursbedrijf;

- het goud- en zilversmidsbedrijf: het bedrijf van het vervaardigen, bewerken of herstellen van juwelen of van voorwerpen van edel metaal, onder welke voorwerpen dienen te worden verstaan alle voorwerpen die, ongeacht het gehalte, uit platina-metalen, goud of zilver dan wel uit alliages daarvan zijn vervaardigd, met uitzondering van uurwerken, voorwerpen voor medische, tandheelkundige, optische of elektrotechnische doeleinden, bedrijfsmiddelen en munten, al dan niet tezamen met het vervaardigen of herstellen van geplatineerde, vergulde of verzilverde voorwerpen, voor zover bij het verrichten van genoemde werkzaamheden niet meer dan 7, of, indien zij uitsluitend betrekking hebben op gouden werken dan wel op juwelen, niet meer dan 5, onderscheidenlijk 3 werknemers betrokken zijn;

- het kappersbedrijf;

- het kledingreparatiebedrijf: het bedrijf van het herstellen van kleding - kousen daaronder begrepen - anders dan tezamen met het vervaardigen of verkopen daarvan;

- het korsettenvervaardigingsbedrijf: het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van korsetten, korselets, bustehouders, buikbanden of maagbanden - een en ander met uitzondering van medische bandages -,

a. naar maat, behoudens indien zulks geschiedt tezamen met de vervaardiging van orthopedische instrumenten; of

b. anders dan naar maat ten behoeve van particulieren en wederverkopers tezamen;

- het lederwarenambacht: het bedrijf van het herstellen van lederwaren als bedoeld in het Instellingsbesluit Bedrijfschap Lederwarenindustrie, al dan niet tezamen met het vervaardigen en aan particulieren verkopen van dergelijke waren;

- het maatoverhemdenbedrijf: het bedrijf van het vervaardigen naar maat van overhemden, onderkleding, nachtkleding, huisjassen of blouses, al dan niet tezamen met het herstellen daarvan;

- het maatschoenmakersbedrijf;

- het modisterijbedrijf: het bedrijf van het anders dan met behulp van een persmachine vervaardigen of veranderen van dameshoeden;

- het muziekinstrumentmakersbedrijf:

a. het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van blaas-, snaar-, of kleine of mechanische muziekinstrumenten - met uitzondering van piano’s, vleugelpiano’s, clavichords, spinetten en clavecimbalen -, voor zover bij het verrichten van genoemde werkzaamheden niet meer dan 25 werknemers betrokken zijn; of

b. het bedrijf van het onderhouden, repareren of stemmen van akoestische piano’s of vleugels;

- het naaimachinebedrijf: het bedrijf van het, anders dan in een onderneming waarin huishoudnaaimachines in overwegende mate aan wederverkopers plegen te worden verkocht, ten behoeve van particulieren onderhouden, veranderen of herstellen van huishoudnaaimachines of van toebehoren of onderdelen daarvan dan wel vervangen van zodanige onderdelen;

- het optiekbedrijf: het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten; het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen; of het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen;

- het orthopedisch schoentechnisch bedrijf;

- het paramentenvervaardigingsbedrijf: het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van paramenten;

- het parketvloerenleggersbedrijf: het bedrijf van het aanbrengen, herstellen of onderhouden van parketvloeren, anders dan tezamen met het vervaardigen daarvan;

- het rolluiken en markiezenmakersbedrijf: het bedrijf van het aanbrengen, herstellen of onderhouden van markiezen of rolluiken;

- het schoenherstellersbedrijf;

- het schoonheidsverzorgingsbedrijf: het bedrijf van het verrichten van handelingen die gericht zijn op de verzorging van het uiterlijk van mensen uit schoonheidsoogpunt, met uitzondering van de verzorging van haar, handen of voeten voor zover deze verzorging plaatsvindt bij de uitoefening van respectievelijk het kappersbedrijf, het manicurebedrijf of het voetverzorgingsbedrijf;

- het schoorsteenvegersbedrijf;

- het slagersbedrijf: hetgeen daaronder in het Instellingsbesluit Bedrijfschap Slagersbedrijf wordt verstaan;

- het tandtechnisch laboratoriumbedrijf: het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van middelen ter vervanging van tanden of kiezen of van hulp-apparaten voor de regulatie van het gebit;

- het tapijtherstellingsbedrijf: het bedrijf van het anders dan tezamen met het stofferen van meubelen of woningen herstellen van geweven of geknoopte textielstoffen, kleden, lopers, overtrekken of spreien, met uitzondering van kledingstoffen;

- het textielreinigingsbedrijf: het bedrijf van het chemisch reinigen, verven, ontvlekken, oppersen, als nieuw opmaken of detacheren van textielwaren, leder of bont;

- het textielveredelingsbedrijf: het bedrijf van het met de hand bedrukken of bespuiten van textielstoffen;

- het toneelkappersbedrijf;

- het uurwerkmakersbedrijf: het bedrijf van het verrichten van herstel- of onderhoudswerkzaamheden van uurwerken, al dan niet tezamen met het vervaardigen daarvan;

- het voetverzorgingsbedrijf;

- de weverij en tapijtknoperij: het bedrijf van het anders dan met behulp van automatische weef- of knoopgetouwen vervaardigen van textielstoffen, kleden, lopers, overtrekken of spreien;

- het zadelmakersbedrijf : het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van, dan wel van het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan zadels; of

- het zakkenstopbedrijf: het bedrijf van het stoppen van zakken anders dan tezamen met het verkopen daarvan.

II. De instelling van het Hoofdbedrijfschap en de organen als bedoeld in artikel 88a van de wet

Artikel 3

1. Er is een Hoofdbedrijfschap Ambachten, hierna te noemen het hoofdbedrijfschap.

2. Het hoofdbedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin in de uitoefening van een ambachtsbedrijf wordt vervuld de functie van:

a. het vervaardigen of bewerken van waren en het verkopen daarvan;

b. het herstellen en onderhouden van zaken; of

c. het verlenen van diensten.

3. Het hoofdbedrijfschap is gevestigd te Voorburg.

Artikel 4

Het bestuur van het hoofdbedrijfschap heeft 24 leden. Daarvan worden 12 leden benoemd door organisaties van ondernemers en 12 door organisaties van werknemers.

Artikel 5

Het hoofdbedrijfschap heeft de volgende organen als bedoeld in artikel 88a van de wet:

a. de Commissie kappersbedrijf voor aangelegenheden van ondernemingen waarin het kappersbedrijf wordt uitgeoefend;

b. de Commissie schoenmakerij voor aangelegenheden van ondernemingen waarin het schoenherstellersbedrijf wordt uitgeoefend.

Artikel 6

1. De Commissie kappersbedrijf bestaat uit 6 leden. Daarvan worden 3 leden door organisaties van ondernemers en

3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

2. De Commissie schoenmakerij bestaat uit 11 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en

5 leden door organisaties van werknemers benoemd.

3. De organisaties kunnen voor elk lid tevens een plaatsvervanger benoemen.

4. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van de betrokken ondernemers en van de betrokken werknemers, welke verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid zijn.

5. De voorzitter van een orgaan wordt door de leden, al dan niet uit hun midden, benoemd. De benoeming behoeft de goedkeuring van de raad.

6. De zittingsperiode van de voorzitters en de leden van de organen valt samen met die van het bestuur van het hoofdbedrijfschap.

III. De verordenende bevoegdheid van het Hoofdbedrijfschap

Artikel 7

1. Aan het hoofdbedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld en van de in die ondernemingen werkzame personen;

b. het verstrekken van gegevens, voor zover nodig voor het onderzoek op sociaal, economisch of technisch gebied, voor de voorbereiding van of het uitoefenen van toezicht op de naleving van verordeningen van het hoofdbedrijfschap of voor het vaststellen van de heffingen;

c. de inzage van boeken en bescheiden, voor zover nodig voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van verordeningen van het hoofdbedrijfschap of voor het verkrijgen van gegevens welke in strijd met zodanige verordeningen niet zijn verstrekt;

d. de mechanisatie en rationalisatie van ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld;

e. de administratie van ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld;

f. de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden;

g. de mededinging, voor zover het betreft de regeling of nadere regeling van de voorwaarden waaraan bij het gebruik van collectieve merken ten minste moet worden voldaan.

2. Verordeningen betreffende de in het eerste lid, onderdeel d, e of f genoemde onderwerpen, kunnen uitsluitend betrekking hebben op onder-nemingen waarvoor een orgaan als bedoeld in artikel 5 is ingesteld.

Artikel 8

1. Verordeningen die zijn gebaseerd op artikel 7 eerste lid en naar het oordeel van het bestuur van het hoofdbedrijfschap uitsluitend betrekking hebben op ondernemingen waarvoor een orgaan als bedoeld in artikel 5 is ingesteld, worden niet vastgesteld dan nadat het orgaan gelegenheid heeft gehad het bestuur van advies te dienen.

2. Bij de inzending van een verordening ter goedkeuring legt het bestuur het advies over.

Artikel 9

1. Overtredingen van een op grond van artikel 7 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten, tuchtfeiten of als beide.

2. In een verordening op grond van artikel 7 eerste lid onderdeel g kan worden bepaald dat op overtreding van een bij de verordening aangewezen tuchtfeit een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden kan worden gesteld.

Artikel 10

1. Krachtens artikel 126 eerste lid van de wet wordt als basisheffing een periodieke heffing opgelegd, tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld gelijk is en dat naar het oordeel van het bestuur van het hoofdbedrijfschap ten minste voldoende is om de gemiddeld per onderneming te maken kosten van de registratie van de ondernemingen en van de inning der heffingen te dekken.

2. Andere voor alle ondernemingen geldende heffingen dan de in het eerste lid bedoelde basisheffingen worden opgelegd naar een grondslag welke verband houdt met de onder de bemoeiingen van het hoofdbedrijfschap vallende werkzaamheid van de ondernemingen. De grondslag en het toe te passen tarief kunnen voor door het bestuur aan te wijzen groepen van ondernemingen verschillend zijn. De in dit lid bedoelde heffingen worden zodanig vastgesteld dat het hoogste bedrag dat wordt opgelegd, niet meer bedraagt dan honderdmaal het laagste.

3. De uitgaven welke naar het oordeel van het bestuur in het bijzonder strekken ten bate van bepaalde groepen van ondernemingen B de uitgaven ten behoeve van een orgaan genoemd in artikel 5 eerste lid daaronder begrepen B worden bekostigd uit daartoe bestemde, aan degenen die deze ondernemingen drijven, opgelegde heffingen. De heffingen bedoeld in dit lid worden opgelegd naar een grondslag welke verband houdt met de onder de bemoeiingen van het hoofdbedrijfschap vallende werkzaamheid van de ondernemingen.

IV. Slotbepalingen

Artikel 11

Vervallen.

Artikel 12

Vervallen.

Artikel 13

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten.

Naar boven