Verordening wijziging II Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 juni 1999 tot wijziging II van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 19971

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op de artikelen 67, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gehoord de in de bijlage vermelde organisaties,

Besluit:

Artikel I

A

Na artikel 8 wordt een artikel 8a ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

1. Het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten heeft een commissie, genaamd de Commissie Brood en Banket.

2. De voorzitter van het productschap is tevens voorzitter van de com-missie.

3. De Commissie Brood en Banket bestaat uit 9 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

4. De organisaties zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger te benoemen.

5. De zittingsperiode van de leden van de commissie valt samen met de leden van het bestuur van het productschap.

B

Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:

Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Het hoofdproductschap heeft commissies, te weten:

a. Commissie Vlas;

b. Commissie Aardappelen.

C

Artikel 19 vervalt.

Artikel II

A

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met als bijvoegsel de tekst van de instellingsverordening zoals deze luidt per 18 juni 1999.

B

Deze verordening wordt eveneens in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst.

Den Haag, 18 juni 1999.
H.H.F. Wijffels, voorzitter.
N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

1 Vastgesteld door de raad op 20 juni 1997 en in werking getreden op 1 oktober 1997 (Staatscourant en Verordeningblad Bedrijfsorganisatie van 29 september 1997), laatstelijk gewijzigd bij verordening van de raad op 15 januari 1999 en in werking getreden op 3 april 1999 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 1 april 1999).

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij beschikking van 30 juni 1999, nr. AV/A&M/99/35882.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de instellingsverordening akkerbouwproductschappen dient een tweeledig doel, te weten:

a. de instelling van een op artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo) gebaseerde commissie, als orgaan van het productschap Granen, Zaden en Peulvruchten: de Commissie Brood en Banket;

b. de opheffing van de thans als orgaan van het Hoofdproductschap Akkerbouw fungerende Commissie Koffie en Thee.

Ad a instelling Commissie Brood en Banket

De Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemersvereniging (NBOV), de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB), de FNV Bondgenoten alsmede de CNV BedrijvenBond hebben zich tot de SER gewend met het verzoek te komen tot het instellen van een commissie ex artikel 88a Wet bo.

Met de instelling van de Commissie Brood en Banket wordt een bestuurlijk kader gecreëerd waarbij er een directe verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de publiekrechtelijke taken bij het productschap komt te liggen en op een doelmatige wijze goed voorbereid en door de branche gedragen tot uitvoering van de besluiten gekomen kan worden. Zowel voor de branche als bestuurlijk ontstaat een transparant geheel met name door de integratie bij de Commissie Brood en Banket van een groot aantal taken dat thans door zelfstandige stichtingen wordt verricht. Het betreft hier onder meer een groot aantal taken van de volgende stichtingen: Stichting Herstructurering Broodbakkerij, Stichting De Jonge Bakker, Stichting Bakkers Financierings Fonds en de Stichting Dienstverlening, Advisering, Marketing en Promotie.

Deze stichtingen houden zich bezig met onder meer maatregelen en onderwerpen die de geleding zelve aangaan, zoals hygiëne, kwaliteitsregelingen, droge stofbepalingen en structuurmaatregelen etc. Het pakket van structuurmaatregelen omvat onder meer een collectieve productpromotie en specifieke maatregelen enerzijds gericht op het grootbedrijf in de bakkerij en anderzijds op het midden- en kleinbedrijf. De geledingoverschrijdende sectoraangelegenheden blijven een taak van het productschap zelve. Met name de Stichting Herstructurering Broodbakkerij zal na de instelling en het voldoen aan de reeds aangegane verplichtingen geen collectief gefinancierde activiteiten meer uitvoeren.

Het bakkerijbedrijfsleven is van mening dat het voor de branche duidelijker zal zijn indien de heffende, de financierende en de uitvoerende functies in één publiekrechtelijke organisatie zijn ingebed. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan het in de politieke discussie over de pbo naar voren gekomen standpunt om meer inzicht te verkrijgen in de procedures die worden toegepast bij de aan de pbo gelieerde instellingen.

Ter financiering van de maatregelen voor de bakkerijsector kent het productschap een apart fonds. Dit fonds wordt gevoed met behulp van een bestemmingsheffing op meel en bloem bestemd voor de bakkerij te innen bij de meelproducenten en de -handel. Het fonds is opgenomen in de begroting van het productschap voor een bedrag van jaarlijks circa 13 miljoen gulden.

De commissie zal een duidelijke functie vervullen ten aanzien van het product en de markt van de productengroep brood en ambachtelijk banket. Zij zal trachten dit te bereiken door, rekening houdend met het voorzieningenniveau, de vraag en aanbodverhouding te stimuleren naar een meer evenwichtige verhouding door stillegging van bedrijven op basis van vrijwilligheid, het houden van marktonderzoek, het promoten van het product brood, het bevorderen van het inwinnen van strategisch advies over het bedrijfsbeleid, het stimuleren van kwaliteitsprogramma’s etc.

De bakkerij kenmerkt zich als aanbieder van een product dat in de eerste levensbehoefte voorziet door een moeizaam evenwicht tussen vraag en aanbod. Brood is een noodzakelijk goed dat enerzijds tegen een redelijke prijs beschikbaar moet zijn voor de consument op zoveel mogelijk locaties dicht bij de afnemer en anderzijds moet opboksen tegen allerlei luxe broodvervangers. Dit heeft tot gevolg dat er een zeer breed assortiment wordt aangeboden terwijl de vraag niet of nauwelijks groeit. Een en ander leidt tot een continue spanning tussen vraag en aanbod. Juist gelet op het feit dat het om producten gaat van de eerste levensbehoefte is een vangnet in de vorm van een publiekrechtelijke voorziening nodig om enerzijds te bevorderen dat het voorzieningenniveau zo veel mogelijk op peil blijft en anderzijds begeleiding te geven bij de opvang van de pijnpunten die door de continue spanning tussen vraag en aanbod voor ondernemers en werknemers ontstaan.

In de branche zijn circa 3500 ondernemers actief met een gezamenlijke omzet van circa vier miljard gulden. De beide ondernemersorganisaties vertegenwoordigen circa 2350 ondernemingen. De beide werknemersbonden kennen tezamen ongeveer 10.000 leden. Er zijn ± 45.000 werknemers actief in de bedrijfs-tak; de organisatiegraad bedraagt op grond daarvan ruim 20 procent.

De NBOV richt zich vooral op de brood en/of banketbakkerijen welke in algemene zin worden aangeduid als ambachtelijke bedrijven (het mkb in het gemengde bakkerijbedrijf) waarbij het zowel de productie als de winkel betreft. De NVB vertegenwoordigt de broodbakkerijen waar naast de grootschalige productie van brood ook in geringe mate banket wordt geproduceerd, dus in principe gemengde bedrijven. Daarnaast zijn er ook industriële banketbakkerijen die een eigen ondernemersorganisatie hebben en reeds onder het productschap vallen. Daar de maatregelen respectievelijk het werkgebied van de beoogde Commissie Brood en Banket bij het Productschap Granen, Zaden en Peulvrucht buiten het gebied van de industriële banketbakkerijen liggen, blijft die sector zijn aparte plaats binnen het productschap houden.

In de bakkerijbranche worden ongeveer 238.000 balen meel per week verwerkt. Een baal (50 kg) meel is een meeteenheid welke van oudsher in de bakkerij wordt gebruikt. Deze productiegegevens betreffen alle bakkerijen met hun productie van brood voor de Nederlandse markt, derhalve met uitsluiting van eventuele export. Door alle ambachtelijke bakkerijen worden er per week 105.000 balen verwerkt tot brood waarvan ongeveer 70 procent voor rekening van de NBOV-leden. Door alle industriële bedrijven worden per week 133.000 balen verwerkt tot brood, waarvan 85 procent door NVB-leden. Het voorgaande houdt in dat NBOV- en NVB-leden samen in totaal ± 190.000 balen meel verwerken.

Uit de bovenvermelde kwantitatieve informatie kan worden afgeleid dat er sprake is van een voldoende, representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers in de zin van artikel 68, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Overigens hebben alle benoemingsgerechtigde organisaties in de besturen van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en het Hoofdproductschap Akkerbouw laten weten in te stemmen met de instelling van een Commissie Brood en Banket onder de vlag van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten.

De raad merkt tenslotte op dat, ingeval bij het Hoofdbedrijfschap Ambachten een Commissie Brood en Banket zou worden gerealiseerd, overwogen kan worden om in de naamgeving het werkterrein aan te duiden en te spreken over een Commissie Brood- en Banketbakkersbedrijf. Kernachtig samengevat, bedrijfschappen en daaronder ressorterende commissies zijn nl. vooral georiënteerd is op de bedrijfsvoering ( in het onderhavige geval het brood- en banketbakkersbedrijf) terwijl productschappen zich richten op het product, in dit geval het product ’brood en banket’.

Ad b opheffing Commissie Koffie en Thee

De representatieve organisaties in de koffiebranche respectievelijk in de theebranche hebben te kennen gegeven de huidige belangenbehartiging in PBO-verband niet meer in de vorm van een commissie ex artikel 88a te willen laten plaats hebben. De commissie is in verband met de omvang van de werkzaamheden slechts sporadisch in vergadering bijeen zodat de onderhavige ’88a-constructie’ als relatief zwaar bestempeld mag worden. Aangezien de onderscheiden sectoren duidelijk hebben gemaakt nochtans behoefte te hebben aan een publiekrechtelijk kader voor bepaalde aangelegenheden zoals op het gebied van levensmiddelenwetgeving, statistische gegevens en in de functie als overlegplatform, dient in een effectieve en goedkopere structuur te worden voorzien, waarbij de gedachte uitgaat naar een bestuurscommissie sui generis. Een dergelijke commissie is geen orgaan van het productschap en kan derhalve geen zelfstandige besluiten nemen, terwijl deze commissie niet noodzakelijkerwijs moet worden voorgezeten door de voorzitter van het hoofdproductschap.

Het wegvallen van een orgaan van het (hoofd)productschap betekent dat de overhead kosten door de overige organen, zijnde de akkerbouwproductschappen en de overige commissie ex artikel 88a moeten worden opgebracht. Te dien aanzien is voorzien in een afkoopsom ten laste van de sectoren koffie en thee van 50.000 gulden in samenhang waarmee het huidige heffingenniveau tot 1 januari 2000 zal worden gehandhaafd. Na die datum zal een nog nader vast te stellen lager heffingenniveau aan de orde zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In onderdeel A wordt een artikel (8a) ingevoegd ten vervolge op een drietal artikelen (6, 7 en 8) het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten betreffende, strekkende tot instelling van de Commissie Brood en Banket als orgaan van dat productschap. De zetelverdeling in de commissie is als volgt:

Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij: 3 leden

Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging: 3 leden

FNV Bondgenoten: 2 leden

CNV BedrijvenBond: 1 lid

De onderdelen B en C dienen ertoe (onderdelen van) de artikelen te schrappen waarin de op te heffen Commissie Koffie en Thee was geregeld.

Artikel II

In dit artikel zijn de inwerkingtreding van de instellingsverordening en de bekendmaking ervan opgenomen.

Den Haag, 18 juni 1999.

H.H.F. Wijffels, voorzitter.

N.C.M. van Niekerk, algemeen secretaris.

Tekst van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997 zoals deze luidt per 18 juni 1999

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. raad: Sociaal-Economische Raad;

b. wet: Wet op de bedrijfsorganisatie;

c. productschap: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, onderscheidenlijk Productschap Diervoeder, onderscheidenlijk Productschap Wijn;

d. hoofdproductschap: Hoofdproductschap Akkerbouw;

e. commissie: een orgaan van het hoofdproductschap, als bedoeld in artikel 88a van de wet;

f. akkerbouwproductschappen: de onder c genoemde productschappen alsmede het hoofdproductschap;

g. akkerbouwgewassen: alle plantaardige producten welke ontstaan als gevolg van het bewerken van bouwland, niet zijnde groenten en fruit.

2. In deze verordening wordt onder handel niet begrepen de aanvoer-, transito- en driehoekshandel. De werkzaamheid van tussenpersonen wordt wel begrepen onder het begrip handel.

§ 2 Algemene bepalingen

Artikel 2

1. Aan elk productschap alsmede aan het hoofdproductschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van ondernemingen waarvoor het productschap, onderscheiden-lijk het hoofdproductschap is ingesteld;

b. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het productschap, onderscheidenlijk het hoofdproductschap nodige gegevens;

c. de voor de vervulling van de taak van het productschap, onderscheidenlijk het hoofdproductschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen;

d. aangelegenheden verband houdende met de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking, van akkerbouwproducten en diervoeders, alsmede het verlenen van diensten ten aanzien van akkerbouwproducten en diervoeders;

e. aangelegenheden verband houdende met de mededinging in de akkerbouw-sector;

f. het instellen van fondsen in het belang van bedrijfsgenoten.

2. Onder onderwerpen bedoeld in het eerste lid, worden, wat het hoofdproductschap betreft, die onderwerpen begrepen waarbij meer dan één van de productschappen dan wel één van de in paragraaf 5 bedoelde commissies zijn betrokken.

3. Als aangelegenheden bedoeld in het eerste lid onder d en e worden niet aangemerkt de in- en uitvoer.

4. Verordeningen betreffende onderwerpen als bedoeld in het eerste lid onder b en c houden waarborgen in tegen misbruik van de ingevolge die verordening te verstrekken gegevens.

Artikel 3

Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens een op grond van artikel 2 vastgestelde verordening kunnen bij verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel 4

Bij een op grond van artikel 2 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap, onderscheidenlijk het hoofdproductschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel 5

1. De door het productschap en het hoofdproductschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur passend acht.

2. Het bestuur kan heffingen opleggen voor een ander doel dan de dekking van de huishoudelijke uitgaven van de bedrijfslichamen.

§ 3 Productschappen

Artikel 6

1. Er is een Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten.

2. Het productschap is gevestigd te

’s-Gravenhage.

Artikel 7

1. Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin:

a. de teelt wordt uitgeoefend van granen, landbouwpeulvruchten landbouwzaaizaden, fijne of oliehoudende zaden, boekweit, hop, cichorei- of witlofwortels;

b. kweekactiviteiten worden verricht op het gebied van landbouwzaaizaden;

c. de bewerking van landbouwzaaizaden plaatsvindt;

d. be- of verwerking van een of meer van de volgende producten plaatsvindt tot producten - met uitzondering van gedistilleerde dranken en azijn - welke al dan niet na verdere be- of verwerking tot menselijke consumptie kunnen dienen:

- granen, landbouwpeulvruchten welke niet in groene toestand zijn geoogst, fijne zaden of boekweit;

- hop, cichorei- of witlofwortels;

- uitheemse zetmeelrijke producten;

- producten welke uit de eerder bedoelde producten zijn verkregen;

e. de handel wordt uitgeoefend in een of meer van de volgende producten:

- granen, landbouwpeulvruchten welke niet in groene toestand zijn geoogst, fijne of oliehoudende zaden of boekweit;

- landbouwzaaizaden;

- hop of cichoreiwortels;

- uitheemse zetmeelrijke producten;

- producten welke uit de eerder bedoelde producten, met uitzondering van oliehoudende zaden, zijn verkregen en, al dan niet na verdere be- of verwerking tot menselijke consumptie kunnen dienen, met uitzondering van gedistilleerde dranken en azijn en, wat de binnenlandse handel betreft, van bier.

2. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. gedistilleerde dranken: de alcoholhoudende producten welke al dan niet na be- of verwerking kunnen dienen tot menselijke consumptie en waarvoor in geval van ge- of verbruik hier te lande gedistilleerd accijns verschuldigd is, met uitzondering van spiritus en moutwijn;

b. landbouwzaaizaden: alle zaaizaden, met uitzondering van zaaizaden van groentegewassen, specerijgewassen, kruiden, siergewassen en bomen en van voor zaaidoeleinden bestemde specerijzaden.

Artikel 8

Het bestuur van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten bestaat uit 40 leden. Daarvan worden 20 leden door organisaties van ondernemers en 20 leden door organisaties van werknemers benoemd:

stcrt-1999-134-p6-SC19703-1.gif

Artikel 8a

1. Het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten heeft een commissie, genaamd de Commissie Brood en Banket.

2. De voorzitter van het productschap is tevens voorzitter van de commissie.

3. De Commissie Brood en Banket bestaat uit 9 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

4. De organisaties zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger te benoemen.

5. De zittingsperiode van de leden van de commissie valt samen met de leden van het bestuur van het productschap.

Artikel 9

1. Er is een Productschap Diervoeder.

2. Het productschap is gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel 10

1. Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin:

a. voedergewassen worden geteeld;

b. diervoeder als afval of bijproduct wordt verkregen;

c. producten van welke aard ook worden verwerkt tot diervoeder, dan wel diervoeder wordt bewerkt;

d. diervoeder wordt vervoederd;

e. de handel wordt uitgeoefend in diervoeder.

2. In deze verordening wordt onder diervoeder verstaan iedere stof bestemd om te worden gebruikt als, of te worden verwerkt in voeder voor dieren.

Artikel 11

Het bestuur van het Productschap Diervoeder bestaat uit 30 leden. Daarvan worden 19 leden door organisaties van ondernemers en 11 leden door organisaties van werknemers benoemd:

stcrt-1999-134-p6-SC19703-2.gif

Artikel 12

1. Er is een Productschap Wijn.

2. Het productschap is gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel 13

1. Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin:

a. de bereiding van wijn plaatsvindt;

b. de be- of verwerking plaatsvindt van wijn of wijnbouwproducten tot gearomatiseerde wijnen, dranken of cocktails;

c. het bottelen van wijn plaatsvindt;

d. de handel wordt uitgeoefend in wijn of wijnbouwproducten;

e. wijn per glas wordt verstrekt.

2. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. wijn: de drank die door alcoholische gisting is verkregen uit het sap van verse druiven, ook indien naderhand de alcohol hieraan geheel of gedeeltelijk is onttrokken;

b. wijnbouwproducten: halfproducten die voortkomen uit het bereidingsproces van wijn.

Artikel 14

Het bestuur van het Productschap Wijn bestaat uit 16 leden. Daarvan worden 10 leden door organisaties van ondernemers en 6 leden door organisaties van werknemers benoemd:

stcrt-1999-134-p6-SC19703-3.gif

§ 4 Hoofdproductschap Akkerbouw

Artikel 15

1. Er is een Hoofdproductschap Akkerbouw.

2. Het hoofdproductschap is gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel 16

1. Het hoofdproductschap is ingesteld voor de ondernemingen:

a. waarvoor bij de derde paragraaf een productschap is ingesteld;

b. waar akkerbouwgewassen worden geteeld, andere dan waarvoor bij de derde paragraaf een productschap is ingesteld;

c. waarin de handel wordt uitgeoefend in aardappelen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen, met uitzondering van pootaardappelen;

d. waarin aardappelen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;

e. waarin de handel in vlas(producten) of hennep(producten) wordt uitgeoefend;

f. waarin vlas of hennep wordt verwerkt;

g. waarin de handel wordt uitgeoefend in thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen;

h. waarin thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen.

2. Als ondernemingen bedoeld in het eerste lid onder h worden mede aangemerkt de veilingen van de daar bedoelde producten.

Artikel 17

Het bestuur van het hoofdproductschap bestaat uit 17 leden. Daarvan worden 11 leden door organisaties van ondernemers en 6 leden door organisaties van werknemers benoemd:

stcrt-1999-134-p6-SC19703-4.gif

§ 5 Commissies

Artikel 18

1. Het hoofdproductschap heeft commissies, te weten:

a. Commissie Vlas

b. Commissie Aardappelen.

2. De voorzitter van het hoofdproductschap is tevens voorzitter van de commissies.

3. De zittingsperiode van de leden van de commissies valt samen met die van de leden van het bestuur van het hoofdproductschap.

Artikel 19

Vervallen.

Artikel 20

1. De Commissie Vlas bestaat uit 13 leden. Daarvan worden 9 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers benoemd.

2. De organisaties zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger te benoemen.

3. De raad regelt bij besluit de indeling naar geleding.

Artikel 21

1. De Commissie Aardappelen bestaat uit 11 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 5 leden door organisaties van werknemers benoemd.

2. De organisaties zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger te benoemen.

3. De raad regelt bij besluit de indeling naar geleding.

§ 6 Verhouding tussen het Hoofdproductschap Akkerbouw en de overige akkerbouwproductschappen

Artikel 22

1. De organen van een productschap verlenen de bij een verordening van het bestuur van het hoofdproductschap tot uitvoering van die verordening gevorderde medewerking.

2. Met betrekking tot deze medewerking zijn de desbetreffende bepalingen van de wet van toepassing.

Artikel 23

Bepalingen in verordeningen van het bestuur van het productschap welke in strijd zijn met een verordening van het bestuur van het hoofdproductschap, houden van rechtswege op te gelden op het tijdstip waarop deze strijdigheid ontstaat.

Artikel 24

1. Indien een verordening of een ander besluit van een orgaan van een bij de derde paragraaf ingesteld productschap de goedkeuring van één of meer ministers dan wel van de raad behoeft, wordt dat besluit ter goedkeuring ingediend door tussenkomst van het bestuur van het hoofdproductschap. Dit beslist over doorzending binnen een maand nadat het besluit is genomen.

2. Het bestuur van het hoofdproductschap kan de doorzending weigeren, indien het besluit naar zijn oordeel strijdig is met het recht of de belangen waarvan de behartiging ingevolge deze verordening in verband met artikel 71 van de wet aan dat lichaam is opgedragen. De doorzending wordt niet geweigerd dan nadat het orgaan dat het besluit nam, in de gelegenheid is gesteld van zijn zienswijze te doen blijken.

3. De weigering een besluit door te zenden wordt onder opgave van de bij het bestuur van het hoofdproductschap gerezen bedenkingen onverwijld medegedeeld aan het orgaan dat het besluit nam. Dit kan binnen een maand na de dagtekening van de mededeling bij het gezag welks goedkeuring het besluit behoeft, voorziening vragen.

4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing:

a. ten aanzien van een besluit genomen ter verlening van de van het orgaan van het productschap gevorderde medewerking, indien het gezag dat de medewerking heeft gevorderd, zulks heeft bepaald;

b. ten aanzien van een ander besluit, indien het bestuur van het hoofdproductschap zulks bepaalt.

Artikel 25

Het bestuur van het hoofdproductschap stelt een verordening niet vast dan na de besturen van de bij de derde paragraaf ingestelde productschappen en de bij de vijfde paragraaf ingestelde commissies, welke naar zijn oordeel daarbij zijn betrokken, in de gelegenheid te hebben gesteld van hun zienswijze te doen blijken.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 26

De Instellingsverordening akkerbouwproduktschappen van 1 juni 1993 is ingetrokken.

Artikel 27

Vervallen.

Artikel 28

Vervallen.

Artikel 29

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997.

Naar boven