Wijziging Regeling gehalte dioxine in vetten en diervoeders

24 juni 1999

TRCJZ/1999/6422

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 3 en 9 van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (PbEG L 115) alsmede op artikel 19 van de Landbouwwet,

Besluit:

Artikel 1

De Regeling gehalte dioxine in vetten en diervoeders1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel a van artikel 1 vervalt.

B. Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het is verboden voedermiddelen, voor zover bestaande uit vetten, daaronder mede begrepen oliën, te bereiden, voorhanden te hebben, te be- of verwerken, af te leveren of te vervoederen indien het gehalte aan dioxine in die voedermiddelen het maximumgehalte van 6 picogram per gram voedermiddel overschrijdt.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van publicatie in de Staatscourant.

Deze regeling wordt met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G.H. Faber.
Voor deze:
T. H. J. Joustra, secretaris-generaal.

1 Stcrt. 1999, 114.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling gehalte dioxine in vetten en diervoeders (Stcrt. 1999, 114). De redactie van het bestaande artikel 2 van genoemde regeling wekt de indruk dat diervoeders maximaal 6 picogram dioxine per gram mogen bevatten, terwijl bedoeld is dat voor de productie van diervoeders geen vetten, daaronder begrepen oliën, mogen worden gebruikt waarin het maximumgehalte van 6 picogram per gram voedermiddel wordt overschreden. Deze norm geldt in afwachting van nadere normstelling ten aanzien van het dioxinegehalte in voedermiddelen en diervoeders.

Naar boven