Regelingen in het kader van de Huursubsidiewet

Regeling verlenging van de termijn voor indiening van aanvragen om huursubsidie voor het subsidiejaar 1999/2000 door eerste aanvragers

10 juni 1999

Nr. MJZ99177730

Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving

‐ Regeling verlenging van de termijn voor indiening van aanvragen om huursubsidie voor het subsidiejaar 1999/2000 door eerste aanvragers van 10 juni 1999, nr. MJZ99177730, zijn toegevoegd aan de circulaire aan de colleges van burgemeester en wethouders van 10 juni 1999, MG99-13.

De Regeling vaststelling huursubsidie-uitgavennorm voor het subsidiejaar 1999/2000 van 28 april 1999, nr. MJZ9916549, (Stcrt. 86) behoort als bijlage bij de circulaire te worden beschouwd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 49, eerste lid, van de Huursubsidiewet,

Besluit:

Artikel 1

1. In afwijking van artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet kunnen huurders een aanvraag om toekenning van huursubsidie, die geen vervolgaanvraag is als bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van die wet, indienen binnen twaalf maanden na de peildatum en uiterlijk op 30 juni 2000.

2. Het eerste lid is slechts van toepassing op aanvragen om toekenning van huursubsidie over het subsidietijdvak dat eindigt op 30 juni 2000.

3. Het eerste lid is niet van toepassing, als de peildatum 1 april 2000, 1 mei 2000 of 1 juni 2000 is.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 10 juni 1999. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

De normale indieningstermijn voor eerste aanvragen bij de gemeente is drie maanden (conform artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet). Deze termijn blijkt te kort om de verschillende acties ten behoeve van het terugdringen van het niet-gebruik van de huursubsidie (regelgeving, uitvoering en onbekendheid van de regeling) binnen deze termijn uit te kunnen voeren.

In het plan van aanpak ter vermindering van het niet-gebruik van de huursubsidie (kamerstukken II 1997/98, 25 831, nr. 4) dat de Tweede Kamer op 19 maart 1998 heeft behandeld, staan verschillende mogelijkheden tot tegengaan van het niet-gebruik van de huursubsidieregeling aangegeven. Een daarvan is het verlengen van de indieningstermijn van drie maanden voor de subsidie-aanvraag bij de gemeenten. In het subsidietijdvak 1997-1998 is deze termijn voor aanvragen met als peildatum 1 juli 1997 (in totaal) verlengd met drie maanden. In het subsidietijdvak 1998-1999 is deze termijn voor aanvragen met als peildatum 1 juli 1998 verlengd met negen maanden (tot en met 30 juni 1999).

De eerste signalen uit de praktijk duiden erop dat deze maatregel het gewenste effect sorteert. Definitief inzicht daarover kan pas worden gegeven nadat de nadere analyses hieromtrent bekend zijn. Deze worden in de loop van 1999 verwacht.

De bestrijding van het niet-gebruik van huursubsidie legt in de ogen van de regering op dit moment, totdat bovengenoemde analyses zijn afgerond, het meeste gewicht in de schaal bij de bepaling van de meest gewenste indieningssystematiek voor eerste aanvragen.

Voor het komende tijdvak is daarom wederom gekozen voor het op basis van het experimenteerartikel continueren van de huidige uitvoeringspraktijk in dit opzicht. Met name om de activiteiten, voornoemd, gericht op het tegengaan van het niet-gebruik mogelijk te maken is besloten om op basis van artikel 49, eerste lid, van de Huursubsidiewet, de indieningstermijn voor alle eerste subsidie-aanvragen bij gemeenten met maximaal negen maanden te verlengen, tot uiterlijk 30 juni 2000.

Artikel 1

In het eerste lid is de indieningstermijn, uitsluitend voor eerste aanvragers van huursubsidie, op twaalf maanden gesteld. Dat is de termijn van drie maanden die in artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet is neergelegd, verlengd met negen maanden. Deze twaalf maanden is een maximale termijn, omdat de verlenging blijkens de bepaling tevens inhoudt dat de aanvragen niet later dan op 30 juni 2000 mogen worden ingediend. De feitelijk toegestane indieningstermijn wordt dus korter naarmate die datum dichterbij komt.

Met het tweede lid is bepaald dat de verlengingsmogelijkheid alleen geldt voor het subsidiejaar dat loopt van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000, èn in voorkomende gevallen voor de resterende volle kalendermaanden van dat jaar, gerekend vanaf het tijdstip dat de huurder de betrokken woning is gaan huren. In beide gevallen geldt dat het subsidietijdvak eindigt op 30 juni 2000.

De toepassing van het eerste lid kan, door de daarin opgenomen uiterste indieningsdatum van 30 juni 2000, leiden tot de situatie dat de indieningstermijn niet langer of zelfs korter wordt dan drie maanden. Dat is niet de bedoeling. In het derde lid wordt dan ook geregeld dat het eerste lid in deze situaties buiten toepassing blijft. Het gaat om de gevallen dat de aanvraag om huursubsidie betrekking heeft op april tot en met juni 2000. In deze gevallen blijft de indieningstermijn van toepassing, die in artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet is neergelegd. Dit kan leiden tot een uiterste indieningsdatum van 31 augustus 2000 (als de peildatum 1 juni 2000 is).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

Naar boven