Regeling tarieven Wet havenstaatcontrole

«Wet havenstaatcontrole»

19 mei 1998

Nr. DGG/J-98004508

Directoraat-Generaal Goederenvervoer

Regeling houdende vaststelling van de tarieven op grond van artikel 14, derde lid, van de Wet havenstaatcontrole

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 16, eerste en tweede lid, van richtlijn nr. 95/21/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995, betreffende de naleving met betrekking tot schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG L 157) en artikel 14, derde lid, van de Wet havenstaatcontrole;

Besluit:

Artikel 1

Het tarief voor de vergoeding, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet havenstaatcontrole, wordt vastgesteld op f 1749,-.

Artikel 2

Het tarief voor de vergoeding, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet havenstaatcontrole, wordt vastgesteld op f 647,-.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1998.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarieven Wet havenstaatcontrole.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 19 mei 1998. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

De onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 14, derde lid, van de Wet havenstaatcontrole en strekt tot vaststelling van een tweetal tarieven voor de vergoeding van door de Scheepvaartinspectie gemaakte kosten voor bepaalde inspecties, uitgevoerd in het kader van de havenstaatcontrole.

In artikel 1 is een vast tarief opgenomen voor de vergoeding van kosten, enerzijds gemaakt in verband met de inspectie, nadere inspectie of controle, die leidt tot de aanhouding van een schip en anderzijds de kosten, gemaakt in verband met de inspectie, nadere inspectie of controle die leidt tot opheffing van de aanhouding. Dit vaste tarief is derhalve slechts eenmaal per aanhouding van een schip verschuldigd, aangezien in het tarief zowel de kosten van de (nadere) inspectie of controle die tot de aanhouding van een schip heeft geleid, als de kosten van de (nadere) inspectie of controle die tot de opheffing van die aanhouding heeft geleid, zijn inbegrepen. De ambtenaar van de Scheepvaartinspectie heft de aanhouding pas op indien de redenen die tot de aanhouding hebben geleid zijn vervallen en de exploitant de vergoeding van de kosten heeft voldaan of ten genoegen van het hoofd van de Scheepvaartinspectie voldoende zekerheid heeft gesteld voor de vergoeding van deze kosten.

In artikel 2 wordt een tarief vastgesteld, verband houdende met de kosten voor een inspectie op grond waarvan een schip dat, om redenen genoemd in artikel 11, eerste lid, van de Wet havenstaatcontrole, de toegang tot een Nederlandse haven is geweigerd, alsnog kan worden toegelaten. Het schip wordt in die situatie slechts in de haven toegelaten indien door de kapitein of de exploitant is aangetoond dat het schip voldoet aan de voorschriften van de in artikel 1, onder b, van de Wet havenstaatcontrole genoemde verdragen. Teneinde dit te kunnen nagaan is een door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie te verrichten inspectie nodig, waarvoor het tarief zoals neergelegd in artikel 2 verschuldigd is.

Conform het algemene tarievenbeleid voor dienstverlening aan derden zijn bovengenoemde tarieven op een volledig kostendekkend niveau vastgesteld.

Deze regeling strekt tot uitvoering van artikel 16 van richtlijn nr. 95/21/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995, betreffende de naleving met betrekking tot schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef-en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG L 157). Op grond van dit artikel zijn de lid-staten gehouden de kosten, verband houdende met de daarin genoemde inspecties, door te berekenen aan de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger in de havenstaat. Van de implementatie van de richtlijn in de onderhavige regeling wordt, ingevolge artikel 20, derde lid, van de richtlijn, aan de Europese Commissie mededeling gedaan.

Voorts is deze regeling getoetst aan eventuele andere voor Nederland geldende notificatieverplichtingen. Daaruit blijkt dat deze regeling anderszins niet behoeft te worden genotificeerd bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen of een ander orgaan van een volkenrechtelijke organisatie.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven