Wijziging van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer

27 april 1998

DGG/J-98004104

Directoraat-Generaal Goederenvervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 22 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer;

Gezien het rapport van bevindingen van het Overlegorgaan goederenvervoer van 12 maart 1998;

Besluit:

De Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I

Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk toegevoegd, luidend:

Hoofdstuk 5a. Vrijstelling voor afvaltransporten

Artikel 25a

Vrijstelling als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt verleend met betrekking tot het vervoer van afvalstoffen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en vervalt een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

Algemeen

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan mijn voornemen de toerbeurt in het Noord-Zuid-vervoer af te bouwen. Ik verwijs naar de nota naar aanleiding van het verslag in verband met de aanpassing van de Wet vervoer binnenvaart aan richtlijn 96/75/EG (liberalisering van de binnenvaart)1.

Met inachtneming van artikel 22 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer zijn de betrokken organisaties op het terrein van de binnenvaart gehoord. Het Deelorgaan binnenvaart heeft in zijn rapport van bevindingen van 10 maart 1998 (overgenomen door het Overlegorgaan goederenvervoer d.d. 12 maart 1998) met deze regeling ingestemd.

Artikel I

Deze bepaling stemt inhoudelijk overeen met artikel 1 van de Regeling vrijstelling afvaltransporten binnenvaart (Stcrt. 1997, 131), die geldt voor het binnenlands vervoer krachtens de Wet vervoer binnenvaart. Voor beleidsmatige overwegingen zij verwezen naar het algemene deel van de toelichting op die regeling.

Onder afvalstoffen wordt ingevolge artikel 1 van de Wet milieubeheer verstaan: ’alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is te ontdoen of zich moet ontdoen’. Dit betreft zowel stoffen bestemd voor eindverwijdering als stoffen bestemd voor hergebruik, zoals glas, oude metalen (schroot) en ’wit- en bruingoed’. Met dit hergebruik wordt beoogd een brug te slaan naar de vanouds bekende milieutransporten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

1 Kamerstukken II 1997/98, 25 412, nr. 5, blzn 15 en 23.

Naar boven