Pensioenfondsen

Wijziging van de verplichtstelling tot deelname in een Bedrijfspensioenfonds voor de Reisbranche

Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 april 1998 nr. 980170, Arbeidsinspectie, Centraal Kantoor, Afdeling Vergunningen en Collectieve Regelingen, is krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1996, nr. 961555, Stcrt. 1996, nr. 250, zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting zoals in het besluit is bepaald onder III, is verplicht gesteld voor:

de werknemers van 25 tot en met 64 jaar, met uitzondering van:

a. de echtgenoot of de partner van de zelfstandige ondernemer,

b. degene die houder of indirect houder is van aandelen welke tenminste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen,

c. de echtgenoot of partner van de onder b, genoemde houder of indirect houder, die werkzaam zijn in de bedrijfstak van de Reisbranche.

In dit kader wordt verstaan onder:

reisbranche: de bedrijfstak waarin ondernemingen of onderdelen van ondernemingen werkzaam zijn die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van reisagent of reisorganisator.

reisorganistor: degene die in de uitoefening van zijn bedrijf op eigen naam al dan niet van te voren georganiseerde reizen aanbiedt. Hieronder wordt tevens verstaan degene die in Nederland ten behoeve van al dan niet uit Nederland afkomstige reizigers c.q. ten behoeve van niet in Nederland gevestigde reisondernemingen bemiddelt bij de uitvoering van reizen of onderdelen daarvan.

reisagent: degene die in de uitoefening van zijn bedrijf bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen in de ruimste zin des woords, waaronder begrepen overeenkomsten inzake vervoer, verblijf en pakketreizen.

De onder de verplichtstelling vallende ondernemingen zijn de ondernemingen die: zich uitsluitend of in hoofdzaak bewegen op het gebied van de Reisbranche. Dit wordt geacht het geval te zijn indien het merendeel van de werknemers van de onderneming op het voornoemde gebied werkzaam is of op het verzoek van de onderneming als zodanig door het bestuur is aanvaard.

Een onderneming of een deel van een onderneming wordt geacht in hoofdzaak het bedrijf van reisorganisator en/of reisagent uit te oefenen, indien meer dan 50% van de loonsom van de desbetreffende onderneming (of een onderdeel daarvan) daaraan moet worden toegeschreven.

Uitgesloten zijn:

a. touringcarbedrijven, luchtvaartmaatschappijen, rederijen en spoorwegmaatschappijen.

b. werknemers, die krachtens de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds reeds in een ander bedrijfspensioenfonds tot deelneming verplicht zijn.

Vrijstelling van verplichte deelname zal verleend worden:

* voor zover nodig op grond van artikel 5, tweede lid van de Wetbetreffende de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds.

Vrijstelling van deelname kan verleend worden op basis van:

* een daartoe strekkend besluit van het bestuur van het fonds.

Gedeeltelijke vrijstelling op verzoek van een onder de verplichtstelling vallende onderneming kan verleend worden indien de reeds bestaande pensioenregeling slechts weinig minder gunstig is dan de regeling van het fonds en de deelname aan deze pensioenregeling uitstervende is, doordat de nieuwe werknemers in het fonds worden opgenomen.

Bij onderhavig besluit is tevens de verklaring van geen bezwaar ingevolge artikel 3, lid 5 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds verleend ten aanzien van enige wijzigingen in het pensioenreglement.

Dit besluit treedt in werking twee dagen na die van publicatie in de Staatscourant.


’s-Gravenhage, 22 april 1998.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Staatssecretaris,
De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie,
drs. ing. P.J. Huijzendveld.

Naar boven