Bekendmaking aantal te huisvesten statushouders

10 april 1998

Nr. 689929/98/DVB

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 60b, tweede en vierde lid van de Huisvestingswet en artikel 2, tweede en vierde lid, van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf;

Maakt bekend:

1. Het totale aantal verblijfsgerechtigden in wier huisvesting in de periode van 1 juli 1998 tot en met 31 december 1998 naar verwachting zal dienen te worden voorzien bedraagt, onverminderd de eerdere verplichting als bedoeld in artikel III, vijfde lid, van de Wet tot wijziging van de Huisvestingswet van 30 maart 1995 (Stb. 159), en eerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 60b, eerste lid, van de Huisvestingswet, 6700.

2. Het totale aantal vergunninghouders in wier huisvesting in de periode van 1 juli 1998 tot en met 31 december 1998 naar verwachting zal dienen te worden voorzien bedraagt, onverminderd de eerdere verplichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, 2200.


’s-Gravenhage, 10 april 1998.
de Staatssecretaris van Justitie,
E.M.A. Schmitz.

Toelichting

Ingevolge artikel 60b, tweede en vierde lid, van de Huisvestingswet onderscheidenlijk artikel 2, tweede en vierde lid, van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, dient tenminste dertien weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarop de taakstelling bedoeld in artikel 60a, onder b, van de Huisvestingswet, onderscheidenlijk artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, het totale aantal verblijfsgerechtigden, onderscheidenlijk vergunninghouders, bekend gemaakt te worden in wier huisvesting in bedoeld kalenderhalfjaar naar verwachting zal dienen te worden voorzien.

Rekening houdend met het feit dat aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 60b, eerste lid, en 60f van de Huisvestingswet, onderscheidenlijk de artikelen 2, eerste lid, en 7 van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, uitvoering wordt gegeven met betrekking tot het tweede kalenderhalfjaar van 1998, dient uiterlijk op 1 april 1998 deze bekendmaking te geschieden met betrekking tot de periode van 1 juli 1998 tot en met 31 december 1998.

Op basis van mijn Bekendmaking inzake het verwachte aantal verblijfsgerechtigden en vergunninghouders in de tweede helft van 1997 (Stcrt. 187, 30 september 1997) en het eerste kwartaal van 1998 en de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 24 oktober 1997 werd er van uitgegaan dat in die periode in de huisvesting van 8.600 verblijfsgerechtigden en 3.600 vergunninghouders voorzien diende te worden.

Thans is de taakstellingsperiode tweede kalenderhalfjaar van 1997 afgesloten, kan de balans opgemaakt worden van het eerste kwartaal van 1998 en kan bezien worden in hoeverre het werkelijk aantal verblijfsgerechtigden en vergunninghouders overeenkomt met de verwachtingen zoals die leefden in deze voorafgaande periode. Uit deze vergelijking blijkt dat het werkelijk aantal verblijfsgerechtigden 7.200 en vergunninghouders 4.400 heeft bedragen. De aanvullende taakstellingen bedragen voor de tweede helft van 1998:

- 5.300 voor verblijfsgerechtigden en

- 3.000 voor vergunninghouders.

De gemeenten zullen in een circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van VROM over de huisvestingstaakstellingen uitgebreid op de hoogte gebracht worden.

Naar boven