Regeling taken en bevoegdheden VROM 1998

9 februari 1998

Nr. DPZ98022586

Centrale Directie Personele Zaken

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988 (Stb. 1988, 499), houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. diensten:

- Het Directoraat-Generaal Milieubeheer;

- Het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting;

- De Rijksplanologische Dienst;

- De Rijksgebouwendienst;

2. centrale sector: de organisatie-onderdelen die worden vermeld in artikel 4 van de ’Beschikking Organisatie Centrale Sector VROM’;

3. de hoofden van de diensten: de directeuren-generaal van de diensten;

4. de hoofden van de organisatie-onderdelen: de hoofden van de organisatie-onderdelen die worden vermeld in artikel 4 van de ’Beschikking Organisatie Centrale Sector VROM’;

5. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris besluiten dan wel beslissingen op bezwaar te nemen te nemen of beleidsregels vast te stellen;

6. volmacht: de bevoegdheid om namens de Staat in naam van de minister of de staatssecretaris privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

7. machtiging: de bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris handelingen te verrichten die noch besluiten noch privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn.

Artikel 2

1. Onverlet de algemene ambtelijke leiding van het ministerie door de secre-taris-generaal zijn de hoofden van de diensten belast met de dagelijkse leiding van hun dienst. Zij ondernemen alle activiteiten die zij noodzakelijk achten voor de voorbereiding en de uitvoering van het door de minister en de staatssecretaris bepaalde beleid en voor het beheer van hun dienst, met uitzondering van de taken en bevoegdheden, genoemd in bijlage 1 van deze regeling, welke zijn opgedragen aan de centrale sector van het ministerie, en voorts met uitzondering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet zijn opgedragen aan de centrale sector of andere instanties.

2. Tot de activiteiten van de hoofden van de diensten dienen in ieder geval te worden gerekend het nemen van besluiten en van beslissingen op bezwaar, alsmede het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

Artikel 3

1. Aan de hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen wordt mandaat verleend tot:

a. het nemen van besluiten die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan naar hun oordeel en te hunner verantwoording af-doening door de minister of de staatssecretaris niet noodzakelijk is;

b. het nemen van beslissingen op bezwaar, met inachtneming van artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tegen besluiten die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan naar hun oordeel en te hunner verantwoording afdoening door de minister of de staatssecretaris niet noodzakelijk is;

c. het vaststellen van beleidsregels die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan naar hun oordeel en te hunner verantwoording vaststelling door de minister of de staatssecretaris niet noodzakelijk is.

2. Aan de hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen wordt volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voor zover het aangelegenheden betreft die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan het naar hun oordeel en te hunner verantwoording niet noodzakelijk is dat de minister of de staatssecretaris deze verricht.

3. De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen worden gemachtigd tot het verrichten van andere handelingen dan het nemen van besluiten of het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan het naar hun oordeel en te hunner verantwoording niet noodzakelijk is dat de minister of de staatssecretaris deze verricht.

4. De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen worden gemachtigd tot het afdoen van alle overige stukken die verband houden met hun taak, zoals vermeld in artikel 2, waarvan het naar hun oordeel en te hunner verantwoording niet noodzakelijk is dat de minister of de staatssecretaris deze verricht.

Artikel 4

De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen zijn niet bevoegd tot het beslissen op bezwaarschriften, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, indien het besluit waartegen het bezwaar zich richt, door de minister of de staatssecretaris is genomen.

Artikel 5

De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen zijn gemachtigd tot het aangaan van de verplichtingen en het doen van de be-talingen, voorzien in de vastgestelde begrotingen van hun respectievelijke diensten of organisatie-onderdelen.

Artikel 6

Jaarlijks stellen de minister respectievelijk de staatssecretaris, de secretaris-generaal en het hoofd van de betreffende dienst gezamenlijk het jaarplan van de dienst vast. In het jaarplan wordt nader bepaald welke activiteiten door de dienst zullen worden ondernomen, welke resultaten zullen worden behaald en welke middelen zowel wat het beleid als wat het beheer betreft daarvoor in beginsel beschikbaar zijn.

Tegelijkertijd wordt bepaald welke informatie, wanneer en in welke vorm, het hoofd van de dienst verstrekt over de voortgang van het beleid en over het beheer.

Artikel 7

De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen informeren terstond de minister, de staatssecretaris en de secretaris-generaal bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen, die naar hun mening hun kennisneming vergen.

Artikel 8

1. De hoofden van de diensten leggen binnen twee maanden na afloop van het begrotingsjaar verantwoording af over hun activiteiten. Voor de verantwoording over de activiteiten bedoeld in artikel 5, wordt het tijdschema aangehouden dat jaarlijks door de directeur Financiële en Economische Zaken wordt voorgeschreven.

2. De minister verleent jaarlijks op voordracht van de directeur Financiële en Economische Zaken decharge aan de onderscheidene hoofden van dienst over het door hen gevoerde financiële beheer.

Artikel 9

1. De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen kunnen onder nader door hen te bepalen voorwaarden bestanddelen van de aan hen verleende bevoegdheden, waaronder tevens moet worden begrepen de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels, mandateren aan personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

2. De hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen kunnen onder nader door hen te bepalen voorwaarden de aan hen verleende volmacht en machtiging geheel of gedeeltelijk verlenen aan personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

3. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste of tweede lid, dienen de hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen daarvan mededeling te doen aan de secretaris-generaal en als het gaat om bevoegdheden als bedoeld in artikel 5 aan de directeur Financiële en Economische Zaken.

Artikel 10

Indien de hoofden van de diensten en de hoofden van de in artikel 1, onder 2, bedoelde organisatie-onderdelen, dan wel door hen gemandateerden, stukken afdoen als bedoeld in artikel 3, luidt de ondertekening overeenkomstig de in bijlage 2 respectievelijk bijlage 3 aangegeven formule.

Artikel 11

De minister kan, gehoord de secretaris-generaal, de taken en bevoegdheden, genoemd in deze regeling, met onmiddellijke ingang wijzigen of intrekken.

Artikel 12

De regeling taken en bevoegdheden VROM 1997 wordt ingetrokken. Besluiten tot mandaatverlening die berusten op artikel 8 en 11 van die regeling berusten na inwerkingtreding van deze regeling op artikel 9 van deze regeling.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Artikel 14

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling taken en bevoegdheden VROM 1998.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 9 februari 1998. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer.

Bijlage 1 Taken en bevoegdheden van de centrale sector

Centrale Directie Personele Zaken

1. De Centrale Directie Personele Zaken heeft tot taak de ontwikkeling, instrumentering, implementatie en evaluatie van het strategisch en operationeel personeels- en organisatiebeleid, het arbeidsvoorwaardenbeleid en personeels- en organisatiecontrol van het ministerie.

2. Tot de taken behoren mede:

a. het vaststellen van regelgeving op het gebied van personeels- en organisatiebeleid, het arbeidsvoorwaardenbeleid en personeels- en organisatie-control;

b. het vaststellen, wijzigen en beheren van de formatie (schaal 13 en hoger) van het ministerie;

c. de coördinatie en bewaking van de formatieontwikkeling;

d. het adviseren over (ontwikkelingen in) de begrotingsformaties en de personeelsbudgetten van de diensten en van de centrale sector;

e. het coördineren van de personeelsvoorziening, de personeelsontwikkeling en de personeelszorg van het ministerie, overeenkomstig nader te stellen regels en beleidskaders;

f. de zorg voor management-development en mobiliteitsbevordering;

g. de zorg voor managementopleidingen;

h. het vanuit de gezichtshoek van het personeelsbeleid mede zorgdragen voor het voorbereiden, doorvoeren en evalueren van organisatieveranderingen die het hele ministerie of meer dan een dienst betreffen;

i. het behandelen van rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenzaken die een standpunt van het ministerie behoeven;

j. het behandelen van ambtenarenzaken en georganiseerd overleg- en medezeggenschapszaken voor de bevoegde rechter en de Bedrijfscommissie, waaronder tevens moet worden begrepen het instellen van beroep dan wel hoger beroep en het doen van verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot ambtenarenzaken en georganiseerd overleg- en medezeggenschapszaken;

k. het behandelen van klachten van personeelsleden ingediend bij de leiding van het ministerie;

l. de toepassing van nader aan te wijzen artikelen van het ARAR;

m. het uitvoeren van de centrale salarisadministratie, inclusief het uitvoeren van de rekenplicht en exclusief het opstellen van de verantwoording voor het ambtelijk personeel en overige uitgaven personeel;

n. het coördineren van de medezeggenschap binnen het ministerie;

o. het coördineren van het overleg met en het beheren van het secretariaat van het departementaal georganiseerd overleg en de Groepsondernemingsraad;

p. het coördineren van bezwaren die zijn ingebracht bij de Bezwarenadviescommissie Rechtspositionele Besluiten VROM 1996, alsmede het verzorgen van de secretariële en juridische ondersteuning van de Bezwarenadviescommissie Rechtspositionele Besluiten VROM 1996;

q. het behandelen van bezwaarschriften op grond van een aanwijzing in de zin van de ARBO-wet;

r. het beheren en in overleg met de diensten (verder) ontwikkelen van de personele en personeels/financiële systemen van het ministerie.

3. In het kader van de uitvoering van de taken, genoemd in het eerste en tweede onderdeel, kan de directeur van de Centrale Directie Personele Zaken nadere regels stellen.

Centrale Directie Informatiemanagement en Organisatie

1. De Centrale Directie Informatiemanagement en Organisatie heeft tot taak de ontwikkeling, toetsing en evaluatie van de hoofdlijnen van de informatie-voorzieningsfunctie, de documentaire informatievoorziening en de informatie-technologie van het ministerie.

2. Tot de taken behoren mede:

a. het ontwikkelen van uitgangspunten voor de inrichting van de organisatie van de in lid 1 genoemde (documentaire) informatievoorziening en informatie-technologie;

b. het zorgdragen voor de automatiserings- en archiefbijlage van de begroting van het ministerie;

c. het toezicht op informatie-, automatiserings- en bestedingsplannen van de diensten;

d. het toezicht op de ontwikkeling van grote danwel risicovolle informatiesystemen;

e. het toezicht op het beheer van informatietechnologie-infrastructuur;

f. het toezicht op de beveiliging van de (geautomatiseerde) informatie-voorziening, persoonsgegevens en persoonsregistraties;

g. het ontwikkelen en beheren van documentaire informatiesystemen;

h. het vaststellen en evalueren van regels en beleidskaders met betrekking tot de dienst documentaire informatievoorziening en de gemeenschappelijke dienst informatietechnologie.

3. Tot de taken behoort eveneens het vervullen van het voorzitterschap en het voeren van het secretariaat van de ideeëncommissie VROM.

4. In het kader van de taken genoemd in lid, 1, 2 en 3 kan de directeur van de Centrale Directie Informatiemanagement en Organisatie nadere regels stellen.

Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen

1. De voorlichtingsfunctie en het onderhouden van de externe betrekkingen wordt voor alle diensten van het ministerie op centraal niveau vervuld door de Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen.

De voorlichtingsfunctie omvat de persvoorlichting, de publieksvoorlichting en de interne voorlichting. De voorlichting aan de medewerkers van de diensten geschiedt door en onder verantwoordelijkheid van de hoofden van de diensten.

2. De Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen stelt elk jaar een programmering op van de voorlichting in overleg met de diensten.

3. Over de beantwoording van vragen uit de media onderhoudt de Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen nauw contact met de betrokken dienst. Persberichten behoeven de medeparaaf van de betrokken dienst. In spoedeisende gevallen kan de directeur Voorlichting en Externe Betrekkingen van deze bepaling afwijken.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de persvoorlichting over specifiek regionale zaken worden uitgevoerd door de betrokken inspecteur, voor zover het zaken betreft die niet landelijk of politiek gevoelig liggen.

5. Toespraken van de minister, de staatssecretaris, en de secretaris-generaal worden door de Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen voor-bereid. Daartoe worden aandachtspunten of tekstvoorstellen door de diensten geleverd.

6. De Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen verzorgt alle afspraken omtrent werkbezoeken van de minister, de staatssecretaris en de secretaris-generaal in binnen- en buitenland en coördineert de bezoeken van buitenlandse relaties.

7. De directeur van de Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van de voorlichtingsfunctie en het onderhouden van externe betrekkingen.

8. Alle verplichtingen en uitgaven op het terrein van de voorlichting worden aangegaan door de Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen.

Centrale Directie Juridische Zaken

1. De Centrale Directie Juridische Zaken heeft tot taak het verzorgen van de wetgeving van het ministerie, te weten de wetgeving in formele zin, algemene maatregelen van bestuur en koninklijke besluiten. Daaronder wordt tevens begrepen de verwerking in de wetgeving van bovennationale regelgeving. Deze taak wordt uitgevoerd in samenwerking met de desbetreffende diensten.

2. De Centrale Directie Juridische Zaken behandelt voorts:

a. alle gerechtelijke procedures op het terrein van het ministerie, waaronder tevens moet worden begrepen het instellen van beroep danwel hoger beroep alsmede het doen van verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening, met uitzondering van ambtenarenzaken en georganiseerd overleg- en medezeggenschapszaken, tenzij met een dienst een afwijkende afspraak wordt gemaakt;

b. de contacten met de (lands)advocaat terzake van deze procedures;

c. verzoeken tot goedkeuring van besluiten tot onteigening in het belang van de volkshuisvesting of de ruimtelijke ontwikkeling;

d. vraagstukken van privaatrechtelijke aard; het ministerie betreffende;

e. verzoeken om schorsing en vernietiging van besluiten van bestuursorganen op het terrein van het ministerie;

f. zaken op het terrein van de Wet openbaarheid van bestuur.

3. De Centrale Directie Juridische Zaken toetst de juridische kwaliteit van producten van de diensten, indien deze maatschappelijk, financieel of politiek belangrijk zijn; deze toets vindt in ieder geval plaats ten aanzien van convenanten en andere dan standaardcontracten, tenzij anders wordt afgesproken.

4. De Centrale Directie Juridische Zaken adviseert gevraagd en ongevraagd aan de minister, de staatssecretaris, de secretaris-generaal en de hoofden van de diensten ten aanzien van recht en regelgeving.

5. De directeur van de Centrale Directie Juridische Zaken kan met betrekking tot de uitvoering van de juridische functie nadere regels stellen.

Centrale Directie Financiële en Economische Zaken

1. De Centrale Directie Financiële en Economische Zaken is belast met de taken die in of krachtens Comptabiliteitswet aan deze directie zijn opgedragen. Deze taken zijn nader uitgewerkt in het Besluit Taak FEZ van 19 december 1991.

2. Naast bovengenoemde wettelijke taken is de Centrale Directie Financiële en Economische Zaken belast met:

a. de ontwikkeling en het beheer van (geautomatiseerde) financieel administratieve systemen;

b. het aanwijzen van rekenplichtigen en het intrekken van deze aanwijzingen;

c. de algemeen-economische en algemeen budgettaire beleidsadvisering;

d. het adviseren van de minister met betrekking tot het verzelfstandigd Kadaster. De adviestaak heeft betrekking op de verantwoordelijkheden die de minister heeft ten opzichte van het Kadaster en die zijn vastgelegd in de Organisatiewet Kadaster. De verantwoordelijkheden hebben met name betrekking op de vaststelling van de tarieven en de goedkeuring van het Meerjarenbeleidsplan. In het kader van de adviesfunctie coördineert de directeur Financiële en Economische Zaken informatiestromen en de totstandkoming van beleid.

Bijlage 2

Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 10 luidt de ondertekening inzake taken van het hoofd van de dienst:

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dan wel, voortvloeiend uit de taakverdeling tussen de minister en de staats- secretaris:

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

de directeur-generaal,

Uitsluitend in geval van nader door de directeur-generaal schriftelijk aan te geven beheershandelingen van ondergeschikte betekenis kan de ondertekening plaatsvinden als volgt:

functie: ...

naam: ...

Bijlage 3

Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 10 inzake taken van het hoofd van een organisatie-onderdeel van de centrale sector luidt de ondertekening:

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dan wel, voortvloeiend uit de taakverdeling tussen de minister en de staats-secretaris:

De staatssecretaris van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

de directeur,

Uitsluitend in geval van nader door de directeur-generaal schriftelijk aan te geven beheershandelingen van ondergeschikte betekenis kan de ondertekening plaatsvinden als volgt:

functie: ...

naam: ...

Naar boven