Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, februari 1998

17 februari 1998

Nr. BVH.98011622

Directie Reken- en Administratiecentrum Projectorganisatie Bijdragevaststelling en -herziening

De Staatssecretaris van Volkshuisves-ting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

gelet op artikel 17, vierde lid, van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen 1975, en artikel 18, vierde lid, van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen in proefgemeenten normkostensysteem 1986, en gelet op artikel 58 derde lid, van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen normkostensysteem 1988, en gelet op artikel 31 onderdeel 1., op artikel 56, tweede lid, op artikel 57, eerste lid, en gelet op artikel 17, tweede lid, van de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1984 alsmede gelet op artikel 28b van de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987;

Besluit:

I.

Artikel 1

Voor woningen en voor woongebouwen met een bijzonder karakter, waarvoor een jaarlijkse bijdrage en een bijdrage ineens dan wel een bijdrage ineens op voet van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen 1975, de Beschikking geldelijke steun huurwoningen in proefgemeenten normkostensysteem 1986, of de Beschikking geldelijke steun normkostensysteem 1988 werden verstrekt, bedraagt het rendement in de maand februari 1998, dat voor de berekening van de dynamische kostprijshuur bij de aanvang van het tweede tijdvak van 10 jaren wordt aangehouden, 5,500 procent.

Artikel 2

Voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijkse bijdrage op voet van de berekeningsmethodiek conform de Regeling geldelijke steun huurwoningen normkostensysteem 1988, met betrekking tot welk de gemeente de datum, bedoeld in artikel 31, onderdeel 1. van die regeling, stelt op 16 februari 1998, doch niet later dan 15 maart 1998 bedraagt het gemiddelde verschil, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van die regeling 0,660 procent.

Artikel 3

Voor de woningen, ten aanzien waarvan de toelatingsbeschikking voor 1 januari 1982 is afgegeven en waarvan in het tijdvak aanvangende met 16 februari 1998 en eindigende met 15 maart 1998 de notariële akte tot levering, bedoeld in artikel 89, boek 3, van het Burgerlijk Wetboek, is verleden, bedraagt het rentepercentage dat voor de toepassing van artikel 17, tweede lid, van de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1984 in aanmerking wordt genomen, 6,3 procent.

Artikel 4

Voor standplaatsen voor woonwagens, gereedgekomen in de maand januari 1998, waarvoor een jaarlijkse bijdrage wordt verstrekt op voet van de Regeling geldelijke steun standplaatsen voor woonwagens, dan wel de Regeling geldelijke steun standplaatsen buiten een openbaar centrum voor woonwagens 1989, bedraagt het rendement dat voor de berekening van de jaarlijkse bijdrage bij de aanvang van het eerste tijdvak van 10 jaren wordt aangehouden, 5,500 procent.

Artikel 5

Het in artikel 28b van de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 bedoelde opslagpercentage is gelijk aan het in artikel 2 van deze beschikking genoemde percentage en is geldig voor de genoemde periode.

II.

Artikel 2 van de Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, januari 1998, dd. 21 januari 1998, nr. BVH.98000440, wordt nader vastgesteld, en luidt als volgt: ’Voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijkse bijdrage op voet van de berekenings- methodiek conform de Regeling geldelijke steun huurwoningen normkostensysteem 1988, met betrekking tot welke de gemeente de datum bedoeld in artikel 31, onderdeel 1. van die regeling, stelt op 16 januari 1988, doch niet later dan 15 februari 1998 bedraagt het gemiddelde verschil, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van die regeling 0,620 procent’.


Den Haag, 17 februari 1998. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
D.K.J. Tommel.

Naar boven