Wijziging Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten

«Gezondheids- en welzijnswet voor dieren»

28 december 1998

Nr. TRCJZ/1998/2789

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 17, 18 en 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

Besluit:

Artikel I

De Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt onderdeel j vervangen door:

j. varkenshouderijbedrijf: locatie van een landbouwbedrijf waar, anders dan voor recreatieve of educatieve doeleinden, één of meer varkens worden gehouden dan wel een locatie die voor het zodanig houden bestemd is;

B

Artikel 3 komt te vervallen.

C

In artikel 4, eerste lid, wordt ’slachtplaats, verzamelplaats of veemarkt’ vervangen door: slachtplaats of verzamelplaats.

D

In artikel 5, tweede lid, vervalt: , veemarkt.

E

Artikel 5, derde lid, wordt vervangen door:

3. Het is verboden één of meer varkens te ontvangen op een varkenshouderijbedrijf of een slachtplaats met geringe capaciteit bij een temperatuur van 0o C of lager, tenzij

a. dat bedrijf of die plaats beschikt over een reinigings- en ontsmettingsplaats voor vervoermiddelen die is geregistreerd overeenkomstig artikel 23, eerste lid, of

b. de voorziening, bedoeld in het eerste lid, zodanig is ingericht dat een deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen onder alle klimatologische omstandigheden ongehinderd, met voldoende capaciteit in relatie tot de werkzaam-heden op het bedrijf en ongeacht het type vervoermiddel kan plaatsvinden.

F

Artikel 10, vierde en vijfde lid, worden vervangen door:

4. Een vervoermiddel voor het vervoer van varkens waarmee vier keer achtereenvolgens één of meer varkens zijn afgeleverd op een varkenshouderijbedrijf of een andere plaats die niet beschikt over een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, wordt gereinigd en ontsmet op een op grond van artikel 23, eerste lid, geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats.

5. Indien ten behoeve van een vervoermiddel voor het vervoer van fokvarkens op grond van artikel 23, tweede lid, een reinigings- en ontsmettingsplaats is geregistreerd, wordt in afwijking van het vierde lid na vier keer achtereenvolgens één of meer varkens afkomstig van een varkensfokbedrijf te hebben afgeleverd op een ander varkensfokbedrijf of een vermeerderingsbedrijf het vervoermiddel gereinigd en ontsmet op een ten behoeve van de vervoermiddelen van het verzendende varkensfokbedrijf geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats.

G

Artikel 12 wordt vervangen door:

Artikel 12

1. Een vervoermiddel dat kennelijk is gebruikt voor het anders dan in doorvoer vervoeren van één of meer evenhoevigen in een lidstaat op het grondgebied waarvan vesiculaire varkensziekte, mond- en klauwzeer, dan wel klassieke of Afrikaanse varkenspest heerst of vanwege diergezondheidsredenen in verband met één of meer van voornoemde ziekten beperkende maatregelen ten aanzien van één of meer soorten evenhoevigen gelden, dan wel in een derde land en leeg vanuit die lidstaat, onderscheidenlijk dat derde land in Nederland wordt gebracht, wordt onmiddellijk gereinigd en ontsmet op een op grond van artikel 23, eerste lid, geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats voor vervoermiddelen.

2. Een lijst van lidstaten als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister op Internet geplaatst onder het adres http://www.minlnv.nl/dierziekten.

H

Artikel 13 wordt vervangen door:

Artikel 13

Een vervoermiddel waarmee anders dan in doorvoer evenhoevigen in Nederland worden gebracht, afkomstig uit een lidstaat als bedoeld in artikel 12, eerste lid, of een derde land, en dat wordt gelost op

a. een locatie van een landbouwbedrijf waar, anders dan voor recreatieve of educatieve doeleinden, één of meer evenhoevigen worden gehouden, dan wel een locatie die voor het zodanig houden bestemd is, of

b. een andere plaats die niet beschikt over een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid;

wordt op de plaats van aflevering zo spoedig mogelijk na de lossing, tezamen met de bij het vervoermiddel behorende voorwerpen gereinigd en ontsmet en daarna onmiddellijk vervoerd naar een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, om aldaar te worden gereinigd en ontsmet.

I

In artikel 16 en artikel 17, vijfde lid, worden de woorden bijlage IV telkens gewijzigd in: bijlage II.

J

Artikel 17, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Indien de reiniging en ontsmetting plaatsvindt op een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 23, eerste onderscheidenlijk tweede lid:

a. wordt de vermelding van de reiniging en ontsmetting in het geschrift, bedoeld in het eerste lid, voorzien van het stempel van de eigenaar of exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger, van de reinigings- en ontsmettingsplaats, waarin de naam en het adres van die plaats is te lezen, alsmede van de handtekening van de persoon die namens de eigenaar of exploitant de reiniging of ontsmetting heeft verricht of daarop toezicht heeft gehouden, en

b. worden de datum en het tijdstip waarop de reiniging en ontsmetting heeft plaatsgevonden, door de eigenaar of exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger, van de reinigings- en ontsmettingsplaats, bijgehouden in een daartoe bestemd register, onder vermelding van de naam van de persoon die en in voorkomend geval het bedrijf dat of de organisatie die namens de eigenaar of exploitant de reiniging of ontsmetting heeft verricht of daarop toezicht heeft gehouden, alsmede van het kenteken van ieder vervoermiddel en het nummer dat is vermeld op het goedkeuringsbewijs, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Regeling dierenvervoer, dat bij het betrokken vervoermiddel behoort.

K

Artikel 17, vierde lid, wordt vervangen door:

4. De eigenaar of exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger van de reinigings- en ontsmettingsplaats, bedoeld in artikel 23, eerste onderscheidenlijk tweede lid, verstrekt de kringdirecteur binnen wiens kring de reinigings- en ontsmettingsplaats is gelegen:

a. de namen van de personen en het bedrijf of de organisatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en

b. een afschrift van een overeenkomstig de aanwijzingen van de betrokken kringdirecteur opgesteld geschrift, waarin is vastgelegd op welke wijze het proces van reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen op die reinigings- en ontsmettingsplaats wordt uitgevoerd.

L

Na artikel 17 wordt een artikel 17a ingevoegd, luidende:

De vervoerder van een vervoermiddel waarmee fokvarkens worden vervoerd, bewaart bij het in artikel 17, eerste lid, bedoelde geschift een afschrift van het besluit tot de registratie van de reinigings- en ontsmettingsplaats, bedoeld in artikel 23, tweede lid.

M

Artikel 21 wordt vervangen door:

Artikel 21

1. Bij een vermelding als bedoeld in artikel 17, tweede lid, wordt aangetekend dat de reiniging en ontsmetting betrekking heeft op een reiniging en ontsmetting als bedoeld in artikel 12, onderscheidenlijk 13, is verricht.

2. Indien het vervoermiddel blijkens zijn kenteken in het buitenland thuishoort, wordt door de eigenaar of de exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats dan wel diens vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, aan de vervoerder van dat vervoermiddel een reinigings- en ontsmettingsverklaring afgegeven die in het vervoermiddel wordt bewaard.

3. Dagelijks verstrekt de eigenaar of de exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats dan wel diens vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, aan de Rijksdienst een volgens een door de kringdirecteur verstrekt model ingericht overzicht van de reinigingen en ontsmettingen, bedoeld in artikel 12, onderscheidenlijk 13.

N

Na artikel 22 wordt een artikel 22a ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

De eigenaar of exploitant van een reinigings- en ontsmettingsplaats, bedoeld in artikel 23, tweede lid, dan wel diens vertegenwoordiger, vermeldt in een op de reinigings- en ontsmettingsplaats aanwezig register de datum van de aanwezigheid, alsmede het kenteken van elk vervoermiddel en van het tijdstip van de laatste reiniging en ontsmetting van ieder vervoermiddel, waarbij het tijdstip van de laatste reiniging en ontsmetting van het betrokken vervoermiddel wordt overgenomen uit het geschrift, bedoeld in artikel 17.

O

Artikel 23 wordt vervangen door:

Artikel 23

1. Registratie van een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 10, vierde lid, vindt slechts plaats, indien:

a. de plaats voldoet aan de eisen, opgenomen in bijlage I, deel B, bij deze regeling, en

b. de eigenaar of exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger, van de plaats door middel van een daartoe opgesteld document ten genoege van de minister garandeert dat de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor varkens die op zijn bedrijf worden gebracht, op adequate wijze en in overeenstemming met deze regeling geschieden.

2. Registratie van een reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, vindt slechts plaats, indien:

a. de reinigings- en ontsmettingsplaats uitsluitend is bestemd voor vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van fokvarkens afkomstig van een in de registratie genoemd varkenshouderijbedrijf naar andere in de registratie genoemde varkenshouderijbedrijven;

b. de vervoermiddelen waarvoor de reinigings- en ontsmettingsplaats is bestemd zich niet begeven op andere plaatsen waar varkens worden gehouden dan de varkenshouderijbedrijven die in de registratie worden genoemd;

c. de plaats voldoet aan de eisen, opgenomen in bijlage I, deel C, bij deze regeling, en

d. de eigenaar of exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger, van de plaats door middel van een daartoe opgesteld document ten genoege van de minister garandeert dat de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor varkens die op zijn bedrijf worden gebracht, op adequate wijze en in overeenstemming met deze regeling geschieden.

3. De registratie, bedoeld in het eerste of tweede lid, geschiedt door de minister nadat is gebleken dat aan het eerste, onderscheidenlijk tweede, lid is voldaan.

4. De aanvraag voor een registratie als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, wordt schriftelijk ingediend bij de kringdirecteur binnen wiens kring de betrokken reinigings- en ontsmettingsplaats zich bevindt.

5. Aan een reinigings- en ontsmettingsplaats die op grond van het eerste of tweede lid is geregistreerd, wordt een registratienummer toegekend.

6. De registratie, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, kan door de minister worden ingetrokken, indien:

a. niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor registratie;

b. de eigenaar of exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats, bedoeld in het eerste lid, dan wel diens vertegenwoordiger, waaronder mede begrepen degene die op grond van artikel 17, tweede lid, onderdeel b, de reiniging verricht of daarop toezicht houdt, bij aankomst van een leeg vervoermiddel dat niet of onvoldoende is gereinigd, niet terstond meldt bij de Algemene Inspectiedienst;

c. niet wordt gehandeld overeenkomstig hetgeen in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, onderdeel b, bedoelde document is gegarandeerd, of

d. de eigenaar of exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, dan wel diens vertegenwoordiger, waaronder mede begrepen degene die op grond van artikel 17, tweede lid, onderdeel b, de reiniging verricht of daarop toezicht houdt, enig ander van toepassing zijnd voorschrift van deze regeling op de reinigings- en ontsmettingsplaats niet naleeft.

7. De directeur houdt een register bij van geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaatsen als bedoeld in het eerste lid, dat ter inzage ligt op het centrale kantoor en op alle kringkantoren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

P

Artikel 24, onderdeel 13, wordt vervangen door:

13° in geval de eigenaar of exploitant van het bedrijf, dan wel diens vertegenwoordiger, dan wel degene die op dat bedrijf één of meer varkens houdt, varkens die verschijnselen van een besmettelijke dierziekte vertonen, behandelt of laat behandelen, binnen 24 uur nadat die behandeling is ingesteld, bloed is afgenomen en is ingestuurd ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een besmettelijke dierziekte;

Q

Het opschrift van Bijlage I wordt gewijzigd in:

Bijlage I als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 23, eerste lid, onderdeel a, en 23, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten

R

Aan Bijlage I wordt na deel B een deel C toegevoegd, luidende:

C. Eisen aan reinigings- en ontsmettingsplaatsen voor vervoermiddelen voor fokvarkens als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a

I. Inrichtingseisen

1. De wasplaats is goed bereikbaar voor vervoermiddelen via verharde wegen.

2. De wasplaats is zodanig ingericht dat een deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen, met voldoende capaciteit in relatie tot de werkzaamheden op het bedrijf en ongeacht het type vervoermiddel kan plaatsvinden.

3. Het vloeroppervlak van de wasplaats bestaat uit voor water ondoordringbaar of niet-poreus materiaal, zodat al het gebruikte water rechtstreeks via de afvoer van de wasplaats op zodanige wijze kan afvloeien naar de daarvoor bestemde opvangvoor-zieningen dat de wasplaats te allen tijde schoon en hygiënisch is.

4. Vloeren van de wasplaats zijn dicht en goed reinigbaar en wanden van de wasplaats zijn glad en afwasbaar.

5. Indien meerdere vervoermiddelen tegelijkertijd worden gereinigd en ontsmet, beschikt de wasplaats over reinigbare en ontsmetbare afscheidingsmogelijkheden waarmee de vervoermiddelen tijdens het reinigen en het ontsmetten kunnen worden gescheiden, zodat tijdens het reinigen en ontsmetten de vervoermiddelen elkaar niet kunnen bezoedelen. De afstand tussen de afscheidingen is zodanig breed dat zich tussen de afscheidingen en de vervoermiddelen genoeg ruimte bevindt om ongehinderd de buitenkant van de vervoermiddelen te reinigen en te ontsmetten.

6. De verlichting voldoet aan de wettelijke eisen voor verlichting op vergelijkbare werkplekken en is ten minste van zodanig niveau dat een effectieve reiniging en ontsmetting niet wordt belemmerd en een gedegen controle van de reiniging en ontsmetting kan plaatsvinden.

7. Op of in de directe nabijheid van de wasplaats is een vorstvrije ruimte aanwezig voor de opslag van reinigings- en ontsmettingsmiddelen.

8. Bij de wasplaats bevindt zich een overdekte ruimte waarin gebruikers en bezoekers van de wasplaats zich kunnen omkleden in door de eigenaar van de wasplaats in voldoende hoeveelheid beschikbaar gestelde beschermende kleding en laarzen en waarin zij de handen kunnen wassen met warm water en zeep.

9. De wasplaats is voorzien van een reinigingsinstallatie waarmee adequaat reinigen mogelijk is. De reinigingsinstallatie voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

a. ten behoeve van de reiniging en ontsmetting is, bij gelijktijdig gebruik van alle aanwezige slangen, levering mogelijk van voldoende koud water met voldoende druk om een adequate reiniging en ontsmetting te waarborgen;

b. ten behoeve van de reiniging en ontsmetting is levering mogelijk van warm water met een temperatuur van ten minste 70° graden Celsius;

c. per wasplaats is de druk van ten minste één slang registreerbaar.

10. De waterkwaliteit is zodanig dat goed reinigen en ontsmetten mogelijk is.

11. Op de wasplaats zijn voldoende reinigings- en ontsmettingsmiddelen beschikbaar.

12. De wasplaats is voorzien van een adequate ontsmettingsinstallatie waarmee ontsmetting overeenkomstig deze regeling mogelijk is en waarmee door verneveling of op andere wijze ontsmettingsmiddel op het gereinigde oppervlak kan worden aangebracht.

13. De spuitlans van de ontsmettingsinstallatie is aan en uit te zetten.

14. Bij elke ontsmettingsinstallatie is een voor iedereen zichtbare en toegankelijke oogspoelfles aanwezig.

15. Op de wasplaats zijn voorzieningen aanwezig om de slangen na gebruik op te hangen.

16. Elke wasplaats is voorzien van ten minste één adequaat werkende laarzenreinigings- of laarzenborstel-apparaat, waarmee tevens schoeisel kan worden ontsmet.

II Hygiëne- en gebruikseisen

1. Op de locatie waarop de wasplaats is gelegen komen alleen vervoermiddelen die in het besluit tot registratie van de wasplaats zijn genoemd.

2. De wasplaats is tijdens de openingstijden te allen tijde functioneel en hygiënisch. Mest, strooisel en voerresten worden zo snel mogelijk van de wasplaats verwijderd.

3. Bij een buitentemperatuur van 0o C of lager worden geen voertuigen gereinigd of ontsmet, tenzij de wasplaats is voorzien van vier muren en een dak die tijdens het reinigen en ontsmetten gesloten kunnen worden.

4. Indien de hygiëne van de wasplaats daartoe aanleiding geeft, maar in ieder geval aan het einde van de werkdag, worden de wasplaats en de reinigings- en ontsmettingsvoorzieningen zelf gereinigd en ontsmet.

5. Tijdens reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden zijn de aanwezigen op de wasplaats gekleed in door het bedrijf waarvan de wasplaats deel uitmaakt, verstrekte kleding en laarzen.

6. Vervoermiddelen worden in ieder geval overeenkomstig de aanwijzingen van de met het toezicht op de naleving van deze regeling belaste ambtenaren gereinigd met behulp van de op de wasplaats beschikbare reinigingsmiddelen of met warm water, indien:

a. de toestand van dat vervoermiddel daartoe - in ieder geval naar het oordeel van de met de toezicht op de naleving op deze regeling belaste ambtenaar - aanleiding geeft, dan wel

b. de veterinaire situatie in Nederland of in delen van Nederland daartoe naar het oordeel van de directeur aanleiding geeft en deze de reiniging van vervoermiddelen heeft gelast.

7. Na reiniging mag zich geen ophoping van water op het vervoermiddel bevinden.

8. Indien meerdere vervoermiddelen tegelijkertijd worden gereinigd en ontsmet, worden deze met de aanwezige afscheidingsmogelijkheden zodanig van elkaar afgescheiden dat de vervoermiddelen elkaar tijdens het reinigen en ontsmetten niet kunnen bezoedelen.

9. Gereinigde en ontsmette vervoermiddelen worden zodanig opgesteld dat zij op de wasplaats niet opnieuw kunnen worden bezoedeld.

10. De afscheidingen worden na gebruik gereinigd en ontsmet.

11. De reinigings- en ontsmettingsmiddelen zijn vóór en na gebruik opgeslagen in een vorstvrije ruimte.

12. Aan de ontsmettingsoplossing zijn geen andere stoffen toegevoegd.

S

Bijlage II en bijlage III komen te vervallen.

T

Het opschift van bijlage IV wordt gewijzigd in:

Bijlage II als bedoeld in de artikel 16 en 17, vijfde lid, van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 28 december 1998. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G.H. Faber.

1 Stcrt. 1998, 117, gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 juli 1998, Stcrt. 1998, 143.

Toelichting

Op 1 juli 1998 is de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten in werking getreden. Nu met deze regeling een half jaar ervaring is opgedaan, blijkt dat zij op onderdelen aanpassing behoeft. Gebleken is dat de Regeling op drie onderdelen inhoudelijk aangepast dient te worden. Het betreft de eisen met betrekking tot het vervoer van fokvarkens, de eisen met betrekking tot vervoermiddelen afkomstig uit het buitenland en voorschriften met betrekking tot slachtplaatsen met een geringe capaciteit. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige technische en redactionele verbeteringen aan te brengen.

1. Reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor het vervoer van fokvarkens

In artikel 10, vierde lid, van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten is bepaald dat een vervoermiddel waarmee varkens worden vervoerd, moet worden gereinigd en ontsmet op een krachtens artikel 23, eerste lid, geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats, nadat met het vervoermiddel vier keer op een varkenshouderijbedrijf varkens zijn aangevoerd.

Gebleken is dat op een aantal varkensfokbedrijven, ten einde een zo hoog mogelijk hygiëne-niveau te handhaven, het een gangbare bedrijfspraktijk is dat de vervoermiddelen uitsluitend worden gebruikt voor vervoer tussen onderling samenwerkende fokbedrijven.

Deze fokbedrijven ontvangen slechts van één vast fokbedrijf dieren en voeren slechts naar enkele vaste fokbedrijven af. Daarmee worden contacten met andere bedrijven vermeden en wordt voorkomen dat overdracht van smetstof plaats vindt. Het voldoen aan artikel 10, vierde lid, van de regeling heeft tot gevolg dat genoemde gangbare bedrijfspraktijk wordt doorkruist, nu de vervoermiddelen gereinigd en ontsmet moeten worden op plaatsen waar ongewenste contacten met andere vervoermiddelen onvermijdelijk zijn. Ten einde aan dit bezwaar tegemoet te komen, wordt in het nieuwe artikel 23, tweede lid (opgenomen in onderdeel O van deze wijzigingsregeling), de mogelijkheid geschapen om wasplaatsen te laten registreren ten behoeve van vervoermiddelen die uitsluitend voor het vervoer van fokvarkens tussen varkensfokbedrijven worden gebruikt.

Exploitanten van fokbedrijven, dan wel hun vervoerders, hebben de keuze om een wasplaats voor hun vervoermiddelen te laten registreren. Is zo’n wasplaats op grond van artikel 23, tweede lid, geregistreerd, dan is het op grond van artikel 10, vijfde lid, verplicht om de vervoermiddelen daar te laten reinigen en ontsmetten. Ten aanzien van vervoermiddelen ten behoeve waarvan geen wasplaats als bedoeld in artikel 23, tweede lid, is geregistreerd, blijft de verplichting van artikel 10, vierde lid, gelden, op grond waarvan deze vervoermiddelen na vier keer op een varkenshouderij varkens te hebben afgeleverd, naar een geregistreerde wasplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, moeten worden vervoerd om aldaar gereinigd en ontsmet te worden.

Uit artikel 23, tweede lid, volgt dat de registratie wordt verleend voor bepaalde vervoermiddelen. In de registratie wordt daarom vastgelegd voor welke vervoermiddelen de wasplaats is bestemd.

Artikel 17, tweede en vierde lid, bevat bepalingen met betrekking tot registratie van en toezicht op te reinigen en ontsmetten vervoermiddelen. Deze bepalingen - die zich richten tot de exploitant van een wasplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid - worden in de onderdelen J en K van deze wijzigingsregeling zodanig gewijzigd dat zij tevens gelden voor de exploitant van een wasplaats als bedoeld in artikel 23, tweede lid.

Het nieuwe artikel 17a (onderdeel L van deze wijzigingsregeling) bevat de verplichting om op het vervoermiddel waarvoor een wasplaats als bedoeld in artikel 23, tweede lid, is geregistreerd een afschrift van de registratie van de wasplaats aanwezig te hebben. Daarmee kan bij een controle door de Algemene Inspectiedienst of de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees eenvoudig worden vastgesteld dat artikel 10, vierde lid, voor het betreffende vervoermiddel niet van toepassing is.

Het nieuwe artikel 22a (onderdeel N van deze wijzigingsregeling) bevat de voor de exploitant van een krachtens artikel 23, tweede lid, geregistreerde wasplaats geldende verplichting om de tijdstippen te registreren waarop de te reinigen en ontsmetten vervoermiddelen op de wasplaats aanwezig zijn. Deze bepaling komt overeen met de in artikel 22 aan de exploitant van een krachtens artikel 23, eerste lid, geregistreerde wasplaats geldende verplichting, maar is toegesneden op de vervoermiddelen die op een wasplaats als bedoeld in artikel 23, tweede lid, mogen komen.

In artikel 23, tweede lid (nieuw), worden de voorwaarden voor registratie van de nieuwe categorie wasplaatsen geregeld.

In onderdeel R van deze wijzigingsregeling worden, overeenkomstig de systematiek van de regeling, aan bijlage I bij de Regeling, de voor de nieuwe wasplaatsen geldende inrichtings- en gebruikseisen toegevoegd. De inrichtingseisen zijn gelijk aan die voor een wasplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, met uitzondering van de eis van een vorstvrije overkapping en de 3% helling van de vloer, aan welke eisen een wasplaats als bedoeld in artikel 23, tweede lid, niet hoeft te voldoen. Ook de in aanmerking komende gebruikseisen die aan een wasplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, zijn gesteld, zijn overgenomen. Toegevoegd is de eis dat geen andere vervoermiddelen op de wasplaats mogen komen dan die in de registratie zijn genoemd.

2. Reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen uit het buitenland

Naar aanleiding van de varkenspestepidemie die Nederland in 1997 heeft getroffen zijn regels gesteld aan vervoermiddelen voor evenhoevigen die afkomstig zijn uit het buitenland. Op grond van artikel 12 diende een leeg vervoermiddel afkomstig uit een in artikel 3 genoemd land via een voorgeschreven grensovergang Nederland binnen te komen om daarna te rijden rechtstreeks naar een wasplaats die is aangewezen voor vervoermiddelen uit het buitenland, alwaar het vervoermiddel onder toezicht van de RVV werd gereinigd en ontsmet. Geladen vervoermiddelen moesten op grond van artikel 13 na het lossen eveneens op deze aangewezen wasplaatsen worden gereinigd en ontsmet. Bij niet voldoen aan artikel 12 of 13 was in artikel 3 een verbod gesteld op het in Nederland brengen van vervoermiddelen en evenhoevigen.

De naleving van de verplichting om Nederland via een voorgeschreven grensovergang binnen te komen bleek voor de Algemene Inspectiedienst zeer moeilijk te controleren. Tevens bleek dat enkele aangewezen wasplaatsen niet voldeden aan de per 1 december 1998 van kracht geworden inrichtingseisen, zodat zij niet meer als een wasplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, konden worden geregistreerd. Daarmee kwam de naleving van de verplichting om te reinigen en ontsmetten op een aangewezen wasplaats sterk onder druk te staan wegens een gebrek aan aangewezen wasplaatsen. Anderzijds is door de aanpassingen die het bedrijfsleven heeft verricht om te voldoen aan de per 1 december 1998 van kracht geworden inrichtingseisen inmiddels een groot aantal geregistreerde was-plaatsen beschikbaar waar overeenkomstig de Regeling wordt gereinigd en ontsmet. De reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen op deze geregistreerde wasplaatsen bieden voldoende veterinaire waarborgen, zodat er geen veterinaire noodzaak meer is om voor vervoermiddelen uit het buitenland aangewezen wasplaatsen in stand te houden.

Naar aanleiding van het bovenstaande wordt de Regeling als volgt vereenvoudigd. In artikel 12 (onderdeel G van deze wijzigingsregeling) is bepaald dat lege vervoermiddelen waarmee evenhoevigen zijn vervoerd en die in een lidstaat zijn geweest waar een in artikel 12, eerste lid, genoemde dierziekte heerst, of in een land buiten de Europese Gemeenschap, onmiddellijk worden gereinigd en ontsmet op een geregistreerde wasplaats. Onder onmiddellijk wordt verstaan: rechtstreeks, via de kortste weg en onverwijld. In artikel 13 (onderdeel H van deze wijzigingsregeling) is bepaald dat vervoermiddelen waarmee evenhoevigen worden vervoerd, na reinigen en ontsmetten op het bedrijf waar wordt gelost, daarna onmiddellijk worden gereinigd en ontsmet op een geregistreerde wasplaats.

De reiniging en ontsmetting hoeft daarmee niet langer plaats te vinden op een daartoe in een bijlage bij de regeling opgenomen aangewezen wasplaats. Tevens vervalt de bepaling dat het vervoermiddel slechts via een op een bijlage bij de regeling genoemde grensovergang Nederland mocht binnenkomen. Bedoelde bijlagen komen daarmee te vervallen (onderdeel S van deze wijzigingsregeling). Bijlage IV (onderdeel T van deze wijzigingsregeling) wordt vernummerd in bijlage II. In artikel 16 en artikel 17, vijfde lid (onderdeel I van deze wijzigingsregeling), wordt de verwijzing naar deze bijlage aangepast. In artikel 23 zijn alle op de aangewezen wasplaatsen betrekking hebbende bepalingen (het oude tweede en zevende lid en de verwijzingen hiernaar) vervallen. Het met deze voorwaarden samenhangende invoerverbod van artikel 3 vervalt. De overige in artikel 3 opgenomen voorwaarden, zoals de omstandigheden wanneer gereinigd en ontsmet moet worden, zijn in de artikelen 12 en 13 opgenomen.

Aan artikel 21 (onderdeel M van deze wijzigingsregeling) is in het tweede lid een verplichting toegevoegd voor de exploitanten van een wasplaats om het bewijs van de reiniging en ontsmetting dagelijks door te geven aan de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV). De RVV zal deze gegevens ten behoeve van controle op de naleving van de reinigingsverplichting koppelen aan gegevens die de controlerende instanties uit andere hoofde ter beschikking staan. Artikel 21, eerste lid, is aangepast aan de omstandigheid dat de reiniging en ontsmetting van wagens uit het buitenland thans plaats vindt op iedere krachtens artikel 23, eerste lid, geregistreerde wasplaats.

3. Slachtplaatsen met geringe capaciteit

Uit het oude artikel 5, derde lid, volgde dat bij vorst op een slachtplaats met geringe capaciteit geen varkens mochten worden aangevoerd. Na overleg met het Bedrijfschap Slagersbedrijf worden op dit verbod in het nieuwe derde lid (onderdeel E van deze wijzigingsregeling) twee uitzonderingen gemaakt. De eerste uitzondering geldt voor op bedrijven die zijn uitgerust met een geregistreerde wasplaats. De tweede uitzondering geldt op bedrijven waarvan de wasplaats voldoet aan de omschrijving van bijlage I, deel B, onder punt 2, van de Inrichtingseisen. In de praktijk wordt dit uitgelegd als een wasplaats die zodanig is overdekt met een permanente constructie dat de buitentemperatuur niet van invloed is op de werkzaamheden.

4. Overige wijzigingen

In artikel 1 (onderdeel A van deze wijzigingsregeling) is de definitie van varkenshouderijbedrijf aangepast, ten einde buiten twijfel te stellen dat een varkenshouderijbedrijf een landbouwbedrijf is en niet bijvoorbeeld een slachterij of een verzamelplaats. Tevens wordt beter tot uitdrukking gebracht dat de regels iedere locatie betreffen van een varkenshouderijbedrijf, ongeacht de vraag of een locatie onderdeel van een grotere onderneming vormt.

In artikel 4, eerste lid, en artikel 5, tweede lid (onderdelen C en D van deze wijzigingsregeling), is de verwijzing naar een veemarkt geschrapt. De aanvoer van varkens op een markt is op grond van de Regeling inzake het bijeenbrengen van dieren altijd verboden, zodat het stellen van voorwaarden aan deze aanvoer geen toegevoegde waarde heeft.

Het oude artikel 10, vijfde lid, betreffende het nemen van monsters in een vervoermiddel is vervallen, omdat deze bepaling ten opzichte van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht of artikel 115 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geen meerwaarde had.

In verband met het hierboven reeds behandelde nieuwe tweede lid en het schrappen van het oude tweede en zevende lid, van artikel 23 (onderdeel O van deze wijzigingsregeling) dienden de verwijzingen in andere leden eveneens aangepast te worden. Daarnaast zijn twee gronden tot intrekking van de registratie toegevoegd, te weten de onderdelen b en d van het zesde lid. De verplichting van onderdeel b was reeds opgenomen in de door de kringdirecteuren van de RVV aan de betrokken bedrijven gegeven instructies. Met opname in de regeling wordt bereikt dat ook de transporteurs op de hoogte zijn van de bepaling. Onderdeel d is opgenomen om het belang te benadrukken van een goede naleving van de Regeling. Om redenen van overzichtelijkheid is het oude artikel 23 vervangen door een nieuw artikel 23.

In artikel 24, onderdeel 13, (onderdeel P van deze wijzigingsregeling) is een redactionele verbetering aangebracht. De oude bepaling kon zo gelezen worden, dat van een varkenshouder werd verwacht dat hij ziekteverschijnselen terstond zou laten behandelen. Uit oogpunt van dierziektenbestijding is dit echter niet altijd gewenst, omdat daardoor symptomen worden onderdrukt, hetgeen het stellen van de juiste diagnose bij een besmettelijke dierziekte kan beletten. Bedoeld is slechts te bepalen dat, indien ziekteverschijnselen worden behandeld, binnen de voorgeschreven termijn de voorgeschreven bloedmonsters worden ingestuurd voor onderzoek. De nieuwe redactie stelt een en ander buiten twijfel.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Naar boven